Cultuur en economie
Omdat het begrip ‘cultuur’ voor velerlei uitleg vatbaar is, liepen de meningen soms uiteen. Sommigen spraken zich uit voor cultuur in enge zin, anderen voor dit begrip maar dan in ruimer verband.
De heer Niessen (P.v.d.A.) koos voor het eerste. Hij vond dat in de discussies het begrip enigszins was verwaterd. ‘Wat wij in het buitenland moeten bieden is excellente kunst, cultuur in engere zin en wetenschap. Daarbinnen moet er een speciale zorg zijn voor onze taal- en letterkunde. Aandacht ook voor het onderwijs in de Nederlandse taal aan buitenlandse universiteiten en hogescholen: Neerlandica extra muros’.
Mevr. Oomen-Ruijten (CDA) was van oordeel, dat het internationaal cultuurbeleid ‘de mens behoort te worden gebracht vanuit de wortels die daarvoor in de samenleving worden gelegd’. Cultuurbeleid wordt niet door ambtenaren gemaakt. Hoe deskundig zij ook zijn. Zij miste sport en recreatie als belangrijkste elementen.
Cultuur is het karakter van de samenleving, zo luidde de stelling van mevr. Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD). Het beleid dient gericht op het overbrengen van wat ons als samenleving beweegt en bezighoudt en op het ons verdiepen in wat in andere landen leeft en nadruk krijgt. Daarbij kan ons een zekere calvinistische instelling, die er ons doet naar streven, vooral nuttig bezig te zijn, parten spelen.
Mevr. Wessel-Tuinstra (D'66) pleitte voor cultuur in engere zin, zolang het internationaal cultureel beleid nog niet behoorlijk is opgezet. Uiteindelijk moet het beleid in een brede sociaal-culturele context worden geplaatst. Zij brak een lans voor het particulier initiatief, zoals het zich sterk manifesteert op het terrein van de ontwikkelingssamenwerking en de emancipatie. Dit is zo typisch Nederlands, dat het in het cultureel patroon naar buiten moet blijken.
Mijn fractie heeft er niets op tegen dat op de raakvlakken van cultuur en economie af en toe wat activiteiten worden ontwikkeld, aldus de heer Niessen (P.v.d.A.). Wanneer men echter de kant op zou gaan, zoals onlangs in Export Magazine met een kop werd aangeduid, ‘Economie en cultuur straks twee-eenheid’ dan zijn we met de internationale culturele betrekkingen op de verkeerde weg’. Daarmee zouden wij tevens weer aansluiting vinden bij de allerslechtste elementen in het beeld dat eeuwenlang van de Hollanders in het buitenland heeft bestaan. De Tweede Kamer heeft vorig jaar, aldus de heer Niessen, aan de regering een nauwelijks zacht te noemen wenk gegeven door in te gaan op het voorstel van de heer Beinema (CDA), de Holland-Promotiegelden weg te amenderen. De Kamer gebruikte het geld om een bezuiniging op de Stichting voor vertalingen ongedaan te maken. De P.v.d.A. heeft het CDA hierin van harte gesteund.
Mevr. Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD) was het opgevallen, dat er voor het eerst ook erkenning bestond voor de export van cultuur. Daar kan een positieve invloed van uitgaan op de economische inspanningen op exportgebied. ‘Er is over deze combinatie van cultuurexport en traditionele export vrij veel geschreven. Van zeer bitter, zoals door Komrij, tot bezorgd, zoals door Heldring, tot vrij positief, zoals door Rozemond’.
Export van cultuurgoederen in de ruimste zin en de traditionele export zijn gelijkwaardig. En afzonderlijk te waarderen activiteiten, die elkaar gunstig kunnen beïnvloeden. Het VVD-Kamerlid diende een motie van deze strekking in, waarin zij de regering verzocht de Kamer in te lichten hoe men de coördinatie en de wederzijdse afstemming van beide activiteiten dacht te stimuleren. Tentoonstellingen en bv. toneelvoorstellingen en wederzijdse koppeling van culturele en handelsexportpromotie dragen bij tot het publicrelations-aspect dat in het totale buitenlandse beleid aanwezig moet zijn, aldus haar toelichting. De motie werd later ingetrokken, nadat de minister had toegezegd de Kamer terzake schriftelijk in te lichten.
Mr. drs. E. Brinkman, Nederlands minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur.
Minister Brinkman (WVC) onderschreef dat er verschillende interpretaties van het begrip cultuur mogelijk zijn. De opvatting van de heer Niessen was voor de bewindsman zeer wel denkbaar. Toch is vast te stellen dat in de praktijk van de internationale betrekkingen daaronder bepaald iets anders wordt verstaan. Het is een tweezijdig verkeer. Het gaat niet alleen om de vraag wat wij ervan vinden. De heer Niessen, zo bleek, had de begripsaanduiding niet als exclusief beschouwd, maar bedoelde dat er een hoge prioriteit aan diende te worden gegeven.
In het vervolg van zijn beantwoording stelde de minister, dat het enerzijds om cultuur gaat in de zin van kunst, anderzijds om cultuur in de wat ruimere zin van het woord. Er moet binnen het kader van de internationale culturele betrekkingen aan beide dimensies aandacht worden besteed. Waarbij er geen beeldvorming mag ontstaan als zouden de sociaal-culturele verschijnselen ondergewaardeerd worden.
Staatssecretaris Van Eekelen had er niets op tegen in beginsel om een combinatie van culturele en economische activiteiten in het internationale cultuurbeleid na te streven. Zeker wanneer het gaat om het cultuurbegrip in ruimere zin, waarvan ook