De waterverdragen in een stroomversnelling
België en Nederland gaan opnieuw onderhandelen over de Waterverdragen. Op 7 oktober hebben de minister Tindemans en Van den Broek hierover een intentieverklaring ondertekend.
Een en ander is een direct gevolg van de Franse weigering om op de Houille een dam te bouwen. Zo'n stuw was nodig om Nederland ten allen tijde de beloofde hoeveelheid Maaswater te leveren.
In hun intentieverklaring streven de beide ministers er naar om zo spoedig mogelijk te komen tot een definitieve en voor de beide partijen aanvaardbare oplossing, daarbij vertrouwend dat in 1986 met de uitvoering zou worden begonnen.
Wat de Maas betreft wordt niet meer over een bepaalde hoeveelheid Maaswater gesproken (men spreekt over een ‘redelijke minimum-afvoer’, en rekening gehouden ‘met de wederzijdse behoeften’). Voor de kwaliteit wordt rekening gehouden met de sedert 1975 gewijzigde ‘wetenschappelijke of technische inzichten en andere omstandigheden’ die aanleiding zouden kunnen geven tot wijziging.
Verder zal het Waalse gewest ‘desgevallend kunnen rekenen op de financiële steun van de Belgische regering’ voor de uitvoering van de werken die de door Nederland geëiste kwaliteit en hoeveelheid van het Maaswater moet garanderen.
Met betrekking tot de Schelde wordt bevestigd dat van Belgische zijde wordt afgezien van de verbreding van de vaargeul nabij het Nauw van Bath.
Dit project wordt vervangen door het zgn. Verdiepingsprogramma van de Westerschelde. Het ontwerpverdrag betreffende de totstandkoming van het Baalhoekkanaal zal worden geactualiseerd.
Nederland heeft bevestigd dat deze beide laatste verdragen slechts gelijktijdig met het Maasverdrag in werking kunnen treden.