‘Andere integratie’ (migranten)
Op 4 oktober 1985 was de werkgroep te gast bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in Den Haag. Na de goedkeuring van het verslag van de vorige vergadering, wordt het ‘Overzicht Vlaams-Nederlandse contacten’ besproken.
Voorgesteld werd het overzicht van wat gebeurd is en nog gebeurt inzake Noord-Zuid contacten, aan te vullen met wat niet gebeurt of gebeurd is. Er is met name een totaal ontbreken van contacten op overheidsniveau. Alleen wat met vreemdelingenbeleid (verstrekken van visa, e.d.) te maken heeft, gebeurt wel in Benelux- en E.G.-verband.
In deze context werd aangestipt dat er heel wat problemen zijn i.v.m. de grensgastarbeid, waarvoor geen sluitende regelingen zijn getroffen.
Tevens werd erop gewezen dat het overleg tussen VOCOM en ACOM wel degelijk een semi-officieel karakter heeft.
Prof. Berting vermeldde dat er momenteel een Belgisch-Frans-Nederlands onderzoeksproject loopt in Unesco-verband. De UCL (Franstalige Universiteit Leuven) doet mee voor België en opnieuw wordt Vlaanderen niet bij het onderzoek betrokken.
Vóór 7 november 1985 zullen de werkgroepleden hun aanvullingen voor de inventaris sturen aan het A.N.C.-secretariaat. Het secretariaat stuurt dan alles door aan de heer Van Loock, die de zaak samenbrengt en er een commentaar bijschrijft (een soort beknopte evaluatie). Zodra dit herwerkte document dan opnieuw op het A.N.C.-secretariaat is toegekomen, wordt het doorgestuurd aan alle werkgroepleden, zodat het overzicht op de volgende vergadering definitief kan worden afgerond.
Tevens zal elk lid van de werkgroep een paar aanbevelingen formuleren om het overleg en de samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen/België te bevorderen. Deze aanbevelingen worden zowel gericht aan particuliere verenigingen, aan de overheid, als aan de verschillende geledingen van het A.N.C. zelf (aangesloten verenigingen, andere werkgroepen,...).
Zowel de inventaris als de aanbevelingen zullen vóór het congres worden gepubliceerd en op ruime schaal worden verspreid. Op het congres zelf wordt een korte samenvatting gebracht van de werkgroepstellingen en van de reacties daarop.
Op die manier worden ook geïnteresseerden die niet op het specifieke vakgebied werkzaam zijn, op de hoogte gebracht van de initiatieven, de knelpunten en de desiderata van wie in Nederland en Vlaanderen met migrantenproblematiek bezig is. De ‘aanbevelingen’, m.a.w. een opsomming van aspecten en velden waar de Noord-Zuid-samenwerking of het Noord-Zuid-overleg dienen gestimuleerd, worden opgestuurd naar het A.N.C.-secretariaat voor 20 november 1985.
Op de volgende werkgroepvergadering zullen de verschillende voorstellen worden besproken en zal zo nodig een selectie worden gemaakt en/of zullen prioriteiten worden vastgelegd.
Een van de resoluties kan door de werkgroep (na het congres) grondiger worden uitgewerkt.
Zo werd gesuggereerd een studiedag te houden waarbij aan de migrantenorganisaties zelf wordt gevraagd hoe zij de confrontatie van hun eigen cultuur met de Nederlandse (Noord- en Zuid-Nederland) ervaren en waarbij wordt nagegaan hoe hier via onderwijs en media op kan worden ingespeeld. Die twee elementen zullen alvast in de aanbevelingen aan bod komen.