Europarlementsleden te bevriezen voor 1985, dat er een verregaande samenwerking tot stand is gekomen inzake de bescherming van het ‘goede’ boek (handhaving minimum prijzenafspraken), en dat er nauw werd samengewerkt bij de behandeling van de Vredeling-richtlijn (informatie werknemers)...
Wat Benelux betreft, zegt Karel van Miert (SP), ijveren Nederlanders en Vlamingen er in de socialistische fractie samen voor dat de Benelux-landen hun sinds 35 jaar opgedane ervaring inzake concrete samenwerking, zouden gebruiken om de Europese Gemeenschap nieuw leven in te blazen. Als concreet voorbeeld haalt hij het ‘enige document’ aan, dat in de Benelux reeds wordt gebruikt om de talrijke douanedocumenten te vervangen die voorheen nodig waren.
Binnenkort zal dit enige document ook in E.G.-verband worden ingevoerd.
Ook Jaak Vandemeulebroucke (Volksunie - EVA) ziet geen ‘bijzondere vriendschappen’ tussen Nederlandse en Vlaamse Europarlementsleden, maar hij verwacht wel dat een aantal Nederlanders zijn ontwerpresolutie over het gebruik van de 7 werktalen bij de E.G.-publikaties mee gaan ondertekenen.
Hij rekent eveneens op steun voor zijn ontwerpresolutie over de bijstand van het EFRO (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) aan Limburg, waarin we o.m. lezen:
‘(...) gelet op de hechte band, de diverse wederzijdse contacten tussen, en de gelijkaardige sociaal-economische situatie van de regio's Nederlands Limburg en Belgisch Limburg, vraagt de Commissie aan de Raad het voorstel te doen om wat betreft de Communautaire programma's de regio's Belgisch en Nederlands Limburg prioritair te plaatsen op de lijst van regio's waaraan het Fonds bijstand kan verlenen.’
Volgens Vandemeulebroucke zijn er weinig onenigheden tussen Nederlanders en Vlamingen in het Europese Parlement. Wel heeft hij de Commissie eind vorig jaar om reglementering gevraagd i.v.m. de Nederlandse ‘Eurokotters’, die de paaiplaatsen van de vissen in de Noordzee beschadigen.
Leendert van der Waal (S.G.P.) liet ons weten dat de drie kleine protestantse partijen namens welke hij optreedt, sinds 1984 voor het eerst in het Europees Parlement zijn vertegenwoordigd.
‘Er zijn de afgelopen maanden weliswaar verschillende contacten gegroeid met de Vlaamse collega's, maar die bieden momenteel geen basis om uw vragen te beantwoorden’, zegt hij.
Ook Paul Staes (Agalev) merkt op dat zijn ervaring beperkt is ‘en dus m.i. te bescheiden om op dergelijke vragen ten gronde in te gaan’.
Hij verwijst evenwel naar zijn ervaringen buiten het parlement, met name naar zijn journalistieke stage bij het Noordnederlandse dagblad ‘De Stem’, zijn acties in Benegora en in de werkgroep Leefmilieu van het Algemeen-Nederlands Congres en naar het feit dat hij in de grensstreek woont. Na een uiteenzetting van zijn persoonlijke visie op Nederland-Vlaanderen stelt hij vast: ‘In het algemeen doen zich, althans in onze fractie, geen specifieke punten voor die een Vlaams-Nederlandse samenwerking zouden profileren, zoals b.v. Taalunie, Benelux, enz. De thema's die wij samen behandelen, zijn voor alle nationaliteiten pertinent.’