Alfred Mozerprijs 1985 voor Johan G. Schreurs uit Enschede
Op 15 maart j.l. vond voor de derde keer de uitreiking van de Alfred Mozerprijs plaats en wel in de aloude IJsselstad Zutphen. De plechtigheid werd gehouden in de Burgerzaal van die stad door de Commissaris der Koningin in Gelderland, de heer M. de Bruijn.
De toekenning van deze door het bestuur van de genoemde provincie ingestelde prijs ligt in handen van een speciale commissie, die hem bestemt voor hem of haar, die zich wegens bijzondere activiteiten op het gebied van de grensoverschrijdende contacten onderscheiden heeft. Hierbij denkt men automatisch aan de Euregio, het samenwerkingsverband van Nederlandse en Duitse steden, die al vele jaren op dit terrein werkzaam is. Als een van de voormannen ervan dient Alfred Mozer vernoemd te worden, die de naamgever van de prijs is en die de laatste jaren van zijn leven in Gelderland gewoond heeft, van waaruit hij zijn stempel op de door Euregio ontplooide activiteiten heeft gedrukt.
De bijeenkomst stond onder leiding van mevr. H.A. Strijd-Groenewegen, die als gedeputeerde voor culturele zaken deze taak op zich genomen had. Na een woord van welkom tot de ‘Preisträger’ en zijn vrouw begroette zij al de anderen, die naar deze uitreiking gekomen waren. Wij zagen onder hen, naast de gastheer, de heer de Vries, burgemeester van Zutphen, vertegenwoordigers van de deelstaten Niedersachsen en Nordrhein-Westfalen. Verder was de Euregio met veel autoriteiten en belangstellenden aanwezig. Ook hadden een aantal leerlingen van de heer Schreurs en collega's de tocht naar Zutphen ondernomen. Mevr. Strijd zette de bedoeling van de prijs uiteen, besteedde aandacht aan de naamgever ervan en memoreerde het feit, dat de toekenningscommissie unaniem voor de heer Schreurs gekozen had. Dit op grond van zijn jarenlange inspanningen als docent aan lager en voortgezet onderwijs en aan cursussen voor volwassenen, waar hij in Nederland Duits en in Duitsland Nederlands gaf. In ‘stamtafelbijeenkomsten’ bracht hij Nederlanders en Duitsers bij elkaar, om daar over actuele onderwerpen van gedachten te komen wisselen.
Een ensemble jeugdige musici, afkomstig van de muziekscholen in Enschede en in Gronau voerde toen onder leiding van mevr. Mechteld Lindeboom het concert in F opus 8 no 6 van Johann Christoph Pepusch uit. De heer Horst Gerlach, oud-lid van de Duitse Bondsdag en van het Europese Parlement en ere-voorzitter van de Werkgemeenschap van Europese grensregio's hield de feesttoespraak. Hierbij ging hij in zijn herinnering terug naar de tijd van het ontstaan van de verschillende Europese instellingen en organisaties, te beginnen bij de EGKS uit 1951, die na de 2de wereldoorlog hun beslag kregen. Hij wees erop, dat het niet alleen de pogingen van de overheid zijn, die de nationale grenzen trachten te doorbreken. In ca. 40 grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden tracht ook de basis hieraan vorm te geven. Ze bestaan niet alleen tussen de bewoners van b.v. Denemarken en Noord-Duitsland, maar ook over de grenzen van Oostenrijk en Joegoslavië heen zijn bewoners actief om barrières te doorbreken. Dit proces van zoeken-naar-wat-bindt vindt plaats op elk niveau in de maatschappij, tussen alle leeftijdsgroepen. Hierop was het streven van Alfred Mozer gericht, die vooral ook de jeugd in deze uitwisseling wilde betrekken.
Na de woorden van de heer Gerlach was het de beurt aan de heer de Bruijn om de heer Schreurs te feliciteren en hem de prijs te overhandigen. Hij overhandigde daarbij een uit brons vervaardigde plastiek, voorstellende twee groepen mensen, die over een denkbeeldige grens elkaars gebied wensen te bereiken. De maker van dit bijzonder suggestieve kunstwerk, de heer Ronald Tolman, was met zijn vrouw bij de uitreiking aanwezig. Na de procedure van het fotomaken volgde een muzikaal intermezzo door het reeds eerder genoemde groepje, nu met een kwintet in D opus 11 nr. 6 van Johann Christian Bach.
De heer Schreurs begon zijn dankwoord met een kritische blik over het aanwezige publiek, het voor de onderwijsman karakteristieke middel om zijn pupillen tot de orde te roepen. Vervolgens dankte hij in een geestige speech de verantwoordelijken voor de prijs die hem, die zichzelf als ‘veldwerker’ zag, te beurt gevallen was. Hij gewaagde van het feit dat de prijs afstraalde op al zijn leerlingen, die hij in de loop van 20 jaar had gehad. Hij straalde ook af op de scholen en cursussen, waaraan hij in die periode gewerkt had. Hij schatte, dat het aantal door hem daarbij afgelegde kilometers tussen 160.000 en 190.000 moest bedragen. Verder straalde de prijs af op de Gronause ‘Volkshochschule’ en op het Euregio-secretariaat in Enschede, waarmee hij altijd zo'n nauw en goed contact heeft gehad. Zijn dank ging verder naar de Twentse Courant en naar het dagblad Tubantia, die hem gratis ca 65.000 exemplaren van hun krant hebben geleverd voor zijn Duitse leerlingen. ‘Dat is pas samenwerking’! was zijn commentaar nu. Aan zijn stamtafels in afwisselend Nordhorn en Denekamp heeft hij zijn beste herinneringen. Na zijn vrouw in de hulde betrokken te hebben voor haar geduld en begrip eindigde hij met een gedicht in het Twents, dat aan vele Duitse aanwezigen niet onbekend in de oren klonk. Het gaat over de grens, die onzichtbare streep, die scheidt wat eigenlijk een eenheid vormt.
Voor zijn boeiende reactie dankte mevr. Strijd de spreker en leidde mevr. Mozer in, die zich vooral tot mevr. Schreurs wendde. Ze dankte haar voor de bereidheid vele uren haar man te moeten missen, een gegeven, haar maar al te goed bekend. Daarom, zo meende zij, kwam de prijs ook haar toe, een uitspraak die zij vergezeld liet gaan van een fraaie bos bloemen.
Mevr. Strijd sloot de vergadering na eerst nog haar erkenning betuigd te hebben aan