schap van de Franssprekende Europese gebieden en Canada. Ook de Scandinavische omroepen zoeken naar wegen voor nauwere samenwerking. Daarnaast poogt RTL (Luxemburg) via transnationale verbanden een zo groot mogelijke markt te veroveren. Wat voor deze Europese landen en ondernemingen geldt, zal zeker niet in mindere mate van toepassing zijn op Vlaanderen en Nederland.
Kleinschaligheid, gecompliceerde structuur van de omroep en versnippering van financiële middelen vragen daar om bezinning op middelen om verdere verschraling van het Nederlandstalige produktie-aanbod tegen te gaan.
Terwijl zich enerzijds een schaalvergroting aftekent in de media-sector - met als positief effect de mogelijkheid om de burger meer wereldbewust te maken en met mogelijk negatief effect een verlies aan eigen identiteit - is er anderzijds een duidelijke neiging tot schaalverkleining. De media worden in toenemende mate geregionaliseerd en zelfs gelokaliseerd.
Steeds kleinere eenheden binnen de cultuur- en taalgemeenschap worden apart bediend. Ook hier helpt de ontwikkeling van de techniek mee. Er is bij de consument bijzonder veel belangstelling voor dit soort communicatie. Het is zeker waardevol, dat de burger goed geïnformeerd wordt over de zaken uit zijn onmiddellijke omgeving.
Maar ook in deze schaalverkleining schuilt de mogelijkheid van een negatief effect. Overmatige aandacht voor regio en lokaliteit kan leiden tot het bevorderen van ‘esprit de clocher’, van negatief navelschouwen. Menig waarnemer is zelfs van mening dat de ‘nationale’ media in België en Nederland niet vrij zijn van dit verschijnsel.
Het is een voor de hand liggende gedachte om zowel excessieve schaalvergroting als excessieve schaalverkleining te compenseren en in hun negatieve effecten tegen te gaan door samenbundeling van mediamogelijkheden binnen het totaal van de Nederlandse taalgemeenschap.
Nu de regeringen van Nederland en België doende zijn het traditionele media-bestel grondig te wijzigen en er zoveel partijen deze gelegenheid aangrijpen om die wijziging ten gunste van hùn organisatie, groepsbelang of -voordeel te oriënteren, achten wij het moment gekomen om U te wijzen op de belangen, die bij deze ombuiging van het omroepbestel in onze beide landen op het spel staan, met name voor wat betreft de gevolgen voor de gezamenlijkheid van de Nederlandse cultuur, zoals deze in de audio-visuele communicatie uitdrukking en verspreiding vindt.
Wij richten deze aanbevelingen tot U in onze persoonlijke naam, maar wel aan de hand van onze jarenlange betrokkenheid bij radio en televisie in het algemeen en de samenwerking tussen BRT en NOS in het bijzonder. Wij weten dat onze bekommernis gedeeld wordt door een grote groep van omroepmensen, die in de voorbije decennia hun beste krachten hebben ingezet bij het tot stand brengen van coprodukties en zo aangetoond hebben tot welke voordelen soortgelijke samenwerking kan leiden.
Goede coproduktie geeft immers meerwaarde op communicatief terrein, zeker ook financieel.
De gedachte van samenbundeling-van-middelen is allerminst nieuw en zelfs al meermalen vastgelegd in formele overeenkomsten tussen België en Nederland als het Cultureel Akkoord en het Staatsverdrag tot instelling van een Taalunie. Maar de welwillendheid waarmee deze gedachten in het algemeen de bevordering van culturele integratie van Nederland en Vlaanderen allerwegen bejegend wordt, staat in schrille tegenstelling tot de schaarste aan feitelijke resultaten.
Vlaanderen en Nederland liggen in de praktijk verder van elkaar dan veelal wordt toegegeven. Dat is naar onze mening een reden te meer voor deze taal- en cultuurgemeenschap om zich op betere samenwerking en beter samen-gaan te bezinnen, willen de meer dan twintig miljoen Nederlandstaliaen in hun eigenheid niet - verdeeld als zij zijn - teloor gaan.
Met name de elektronische media kunnen daarbij een 1 belangrijke rol spelen. Het elkaar informeren over elkaars doen en laten is uiteraard de meest wezenlijke grondslag voor het naar elkaar toe groeien. Dit ‘informeren’ is een zeer breed proces. Het gaat om ‘Nederlandse waarden, bedrijven en produkten’, zoals de Medianota het formuleert. Dat alles valt onder het ten onrechte elitair geachte begrip ‘cultuur’, dat de wezenlijke stempel en ‘eigenheid’ is van onze gemeenschap.
Intussen moet niet verheeld worden, dat ‘Cultuur’ met-een-grote-C het meest bedreigde goed is bij de op gang zijnde mutatie van de media. Bij het ‘elkaar informeren’ zullen - bij wijze van concreet voorbeeld - zowel het hele Holland Festival als het Festival van Vlaanderen uit de media verdwenen zijn alvorens één minuut minder uitgezonden zal worden van een voetbalwedstrijd Nederland-België.