Openingstoespraak door B. Cools, burgemeester van Antwerpen
Het is een genoegen en een eer U te mogen ontvangen naar aanleiding van uw congresjaar 1985-1986. Wij zijn er ons immers van bewust, voornamelijk hier in Antwerpen - Vlaamse vechtstad bij uitnemendheid, zoals Lode Craeybeckx het zei - welke historische betekenis de Nederlandse Congressen innamen in het tot stand brengen van de eerste toenaderingspogingen tussen Nederland en Vlaanderen na 1830 om als het ware opnieuw belangstelling voor elkaar op te brengen.
Op het eerste gezicht eenvoudige dingen, voor de hand liggende, zou je stellen. In werkelijkheid hebben ze decennia gevergd. In deze omgeving lag het vaak nog moeilijker dan elders omdat hier zulke relaties - ook nu nog soms - overschaduwd worden door het statuut van de Schelde.
Grote verdienste komen de congressen en hun bezielers evenwel toe in hun inspanningen tot éénmaking en verbetering van taal en uitspraak.
Dit alles zou uitmonden in het afsluiten van een Nederlands Taalunieverdrag. De staatshervorming hier zou ook de laatste hinderpalen opruimen die in de weg stonden van vernieuwde Nederlands-Vlaamse samenwerking. Alle onderwerpen kunnen voortaan het voorwerp uitmaken van overleg en samenwerking, die langzaam maar zeker zouden kunnen leiden tot werkelijke integratie. Mag ik bijvoorbeeld vermelden: de Nederlanden in de wereld is zulk een onderwerp, maar ook het mediabeleid, het onderwijs, de overheidsstructuren. Meer dan ooit moeten we immers de wereld in. Dit kost evenwel geld.
Op het stuk van de ruimtelijke planning, haven- en zeevaartbeleid zijn eveneens mogelijkheden aanwezig. De Lage Landen vormen immers de belangrijkste grote toegangswegen tot Noord-West-Europa. Nu, alhoewel er op het stuk van de taal inmiddels grote inspanningen geleverd werden, moet dit alles soms nog tot op het terrein doordringen.
Mag ik daarvan enkele voorbeelden geven.
In Nederland spreekt men over streekplannen en in Vlaanderen over gewestplannen, wanneer men het over ruimtelijke ordening heeft. Goed zo. In Nederland hebben we het over een bassin bijvoorbeeld, wij hebben het hier dan weer over een havendok.
Een ander voorbeeld. Onlangs was ik voordrachtgever in Rotterdam en toen had ik het over Zeebrugge als een heel kostelijke aangelegenheid. Ja, heel de zaal schoot in de lach. Ik zei: let wel, dit is niet om te lachen, kostelijk betekent natuurlijk voor ons kostbaar en zo kunnen we natuurlijk al eens lachen, maar ook naast elkaar praten.
Voorzitter, wij zijn dus fier en vereerd dat zulke belangrijke vereniging als de uwe haar 39ste congres voor de 6de maal in Antwerpen start, doch wij zijn U ook dankbaar omdat U hiermee als het ware de inleiding bezorgt op een zeer belangrijk onderwerp dat we dit jaar tenslotte uitgebreid in beeld zullen brengen: de Val van Antwerpen.
Precies om die benaming hebben we nochtans een aarzeling gehad om aan deze gebeurtenis een grote ruchtbaarheid te geven. Een ‘val’ vieren is, stel je voor, toch wel een beetje moeilijk en dan nog wel de Val van Antwerpen.
Ik heb het geheel dan ook in een ander daglicht geplaatst en wij zullen nu ‘Antwerpen en de scheiding der Nederlanden’ herdenken, en rond zulk thema kunnen we wel uitgebreid werken. Dit gaan we dan ook doen en wel op de volgende manier: in de zomermaanden zullen niet minder dan 15 kleinere tentoonstellingen rond het onderwerp opgesteld worden, zullen 25 spreekbeurten met debat uiteraard gehouden worden en vanzelfsprekend zal 17 augustus onze belangrijkste dag zijn met admiraalszeilen en het bezoek van de Burgemeester van Amsterdam.
Wij kijken samen naar een toneelstuk dat de Koninklijke Nederlandse Schouwburg speciaal met dit doel heeft opgezet.
Wij kunnen, Mijnheer de Voorzitter, Mevrouwen, Mijne Heren, van de Val van Anwerpen dus geen feest maken, doch wel dachten we op een volkse, gezellige wijze een historisch-cultureel pakket aan te bieden rond de gebeurtenissen van 1585. We bieden dit uiteraard aan al onze stadsgenoten aan, aan alle Vlamingen, maar ook wel graag aan de Nederlandse gasten die we talrijk verwachten.
1585-1985, nou dit kan betekenen dat 1985 een jaar van bezinning is. We kunnen bijvoorbeeld nagaan of er geen toekomstdragende boodschappen voor Noord en Zuid kunnen opgesteld worden die integratiewerkend zouden kunnen zijn.
De vraag kan immers gesteld worden of de tijd niet rijp is om over de loop van de geschiedenis heen en ondanks ‘de scheiding van de mentaliteit die er tussen Noord en Zuid hoe dan ook gegroeid is’ bruggen te slaan van verstandhouding, toenemend gemeenschappelijk belang en verwantschappen bevestigen die hun oorsprong vinden in dezelfde wortels.
Ik eindig deze inleidende woorden dan ook graag met de woorden van Burgemeester Mamix van St.-Aldegonde, mijn illustere voorganger van 1585:
‘Hoe cond'ick u, myn broeders, oyt vergeten daer wy toch syn in eenen stronck geplant?’
Ik wens U een vruchtbaar congresjaar toe.
Moge het leiden tot concrete vormen van integratie.