230.000 trefwoorden, terwijl de Hedendaagse Van Dale maar 90.000 trefwoorden bevat op 1569 pagina's, bijeengebracht in één deel.
Daarnaast behandelt de Dikke Van Dale de Nederlandse woordenschat sinds 1830, de Hedendaagse Van Dale die sinds 1950. De Grote Van Dale brengt encyclopedische informatie en gedetailleerde omschrijvingen en hecht belang aan het ontstaan en de ontwikkeling van de woordbetekenissen. De Hedendaagse Van Dale daarentegen is beknopter bij de omschrijvingen, is zakelijker, minder plechtstatig in zijn formuleringen, minder geïnteresseerd in woordgeschiedenis en is meer op de praktijk en op de spreektaal gericht.
Verder streeft het Groot Woordenboek van Hedendaags Nederlands volgens Van Sterkenburg naar een effectiever opzoeksysteem, is het uiterst waakzaam bij het toekennen van waardeoordelen, en probeert het vóór alles dienstbaar te zijn aan vertaalwoordenboeken die uitgaan van de taalwerkelijkheid van Nederlandssprekenden.
Het wil tevens zo soepel mogelijk zijn bij het opnemen van ‘het nieuwe en het veranderende’, terwijl de Dikke Van Dale de oudere woorden langer bewaart en langer wacht om nieuwe op te nemen.
Ook voor de Hedendaagse Van Dale is de selectie het belangrijkste probleem geweest. Dat men hier het hedendaagse taalgebruik wil beschrijven en gemakkelijk nieuwe woorden opneemt, maakt het trekken van de grenzen nog moeilijker. Veel van die nieuwe woorden zijn immers neologismen of voorheen ongebruikelijke afleidingen en samenstellingen (zo'n 5000!). Enkele voorbeelden: ‘knuffelmuur’, ‘afstandsbaby’, ‘ontsnavelen’, ‘vriesdrogen’, ‘fluisterwal’, ‘broeikaseffect’,... Hamvraag is dus alweer: waarom worden ‘sopo’ (sociaal politiek figuur), ‘watersjoffel’ (waterschoen, waarmee men over het water kan lopen), ‘zitlint’ (koninklijke onderscheiding op basis van een lang dienstverband), ‘paaldame’, ‘studiesnikkel’,... wel opgenomen, en ‘belubberen’, ‘luchtfietserij’ en ‘mannenstudies’ niet? En waarom is er geen plaats voor de toch vaak gebruikte woorden ‘bosneuker’, ‘nestvervuiling’, ‘schemerzone’, ‘tippelprostitutie’ en ‘zelfbeeld’...?
In ieder geval werden alle in de Dikke Van Dale als ‘gewestelijk’ gekarakteriseerde woorden en uitdrukkingen opzij geschoven en van de ongeveer 10.000 Zuidnederlandse woorden uit Kruyskamps tiende druk (in de elfde druk heten ze ‘Belgisch’ of ‘gewestelijk’) zijn er 1000 bewaard in de Hedendaagse Van Dale.
En hier komen dan ook weer de Zuidnederlandse varianten ter sprake, een onderdeel van de Nederlandse lexicografie dat bij elke nieuwe uitgave van Van Dale met kritische commentaren wordt bestookt. Terecht stelt Van Sterkenburg dat het moeilijk is uit te maken welke woorden, uitdrukkingen en betekenissen algemeen gangbaar zijn in Nederlandstalig België. Om die woorden aan te duiden, gebruikt hij de term ‘AZN’ (Algemeen Zuidnederlands), een etiket dat hij te pas en ten onpas kleeft. Zoals het ‘gewestelijk’ en ‘Belgisch’ in de elfde editie van de Dikke Van Dale (zie Neerlandia, jg. 1984, nr. 5), worden in de Hedendaagse Van Dale de karakteriseringen ‘AZN’ en ‘Belgisch’ inconsequent gehanteerd. Waarom is ‘rijkswacht’ b.v. Belgisch en ‘schepen’ AZN? En waarom werden ‘bestuurssecretaris’, ‘brugpensioen’, ‘remgeld’, ‘handspel’ en ‘voltijds’ niet opgenomen?
Een van de belangrijkste criteria die de redactie hanteerde om het taalgebruik te toetsen, is de frequentie waarmee de varianten in dag- en weekbladen voorkwamen. Voor Vlaanderen werd vooral De Standaard doorgelicht, voor Nederland De Volkskrant en de wetenschappelijke editie van NRC-Handelsblad. In zijn uiteenzetting vroeg Van Sterkenburg zich af of men naast de schrijvende pers ook de BRT-uitzendingen niet als richtsnoer had kunnen nemen. Dit lijkt ons hoe dan ook een delicate aangelegenheid...
Stippen we nog aan dat de Hedendaagse Van Dale een alfabetisch geordend grammaticaal compendium bevat, een lijst van de meest voorkomende spreekwoorden, een lijst van aardrijkskundige namen en hun afleidingen, en een lijst van niet-talige tekens en symbolen.
De voorstelling van de Hedendaagse Van Dale in Antwerpen werd op humoristische toon afgesloten door Gaston Durnez. In zijn slotbedenkingen maakte hij zich druk over het ontbreken van de in West-Vlaanderen zo populaire woorden ‘pimpampoentje’ (= ‘Onze-Lieve-Heersbeestje’) en ‘jeunen’ (= ‘zich goed voelen’). Zijn pleidooi miste weliswaar elke lexicologische of taalkundige verantwoording, maar leuk was hij wel. En dat was tenslotte de bedoeling...
Wilfried VANDAELE
Het Groot Woordenboek van Hedendaags Nederlands kost fl. 120,- of 2.295,- Fr. en is een uitgave van Kluwer/Van Dale Lexicografie.