Re-integratie tegen ‘neo-apartheid’
Het Nederlands congres is geen geschiedkundig genootschap. Maar we weten dat een volk zonder historisch besef en perspectief er niet beter aan toe is dan een mens zonder geheugen.
Daarom is het zinvol de werkzaamheden van dit 39ste congres, dat opkomt voor de Nederlandse reintegratie, te plaatsen tegen de achtergrond van de gebeurtenissen die vierhonderd jaar geleden geleid hebben tot de eerste scheuring van de Nederlanden en hun desintegratie.
Toen werd de grens tussen de Spaanse Nederlanden en de Republiek der Verenigde Nederlanden bepaald door de diplomatieke en militaire successen van Farnese. De kerngebieden van de opstand - Vlaanderen en Brabant - werden doormidden gesneden door de grillige demarcatielijn tussen een half-geslaagde revolutie en een half-mislukte reconquista. De beide delen van de gebroken ‘generaliteit’ groeiden uit tot afzonderlijke staten, met een eigen politiek, religieus, economisch en cultureel klimaat.
Sommigen zullen uit onze geschiedenis willen leren dat de middelpuntvliedende krachten in de Nederlanden definitief een broze eenheid door een uitgesproken tweeheid hebben vervangen.
Anderen zullen willen teruggrijpen naar historische constructies als de zeventien provinciën of het koninkrijk van Willem I als blauwdruk voor de toekomst.
Maar men moet de geschiedenis evenmin willen vastschroeven als terugdraaien. Nuchter historisch perspectief voert tot een beter begrip van de ‘eenheid in verscheidenheid’, het tegelijk ‘eender en anders’ zijn van de Nederlanden.
Uit onze ingewikkelde en bewogen geschiedenis blijkt dat gewestelijke schakeringen, interne grenzen, ideologische spanningen steeds het driestromenland hebben gekenmerkt, zonder zijn eeuwenoude verbondenheid als landschappelijke, economische en culturele ruimte aan te tasten.
Binnen deze ruimte meer eendracht, samenwerking, eenheid, integratie tot stand te brengen is geen historische of ideologische aangelegenheid. Het is een bij uitstek pragmatische en eigentijdse taak, waartoe we samen veroordeeld zijn.
In deze tijd worden Nederland en Vlaanderen, Nederland en België, door geografische, historische, economische, sociaal-politieke en culturele omstandigheden in toenemende mate gedwongen om met één stem te spreken, in verregaande mate dezelfde weg te gaan, en tevens de voortrekkers te zijn van een bredere Europese integratie.
Niet uit platonische broederliefde, maar uit louter zelfbehoud.
*
Te gemakkelijk wordt over het hoofd gezien dat in de jongste veertig jaar niet alleen Nederland, België en Vlaanderen ingrijpend veranderd zijn, maar tevens hun onderlinge betrekkingen en de Europese en mundiale omgeving waarvan ze samen afhankelijk zijn.
Dit betekent dat de aloude stereotype ‘beelden van mekaar’ die we nog steeds hanteren, elke zin hebben verloren.
Nederland is niet langer een protestantse koloniale natie, maar een sterk pluralistische samenleving, zónder gordel van smaragd.
In België is van de drie oude tegenstellingen (klerikaal-antiklerikaal, links-rechts, Waals-Vlaams) de laatste beslissend gebleken voor een omvorming van de unitaire staat.
De achtergestelde en achtergebleven gewesten van Vlaanderen, Brabant en Limburg zijn door de Vlaamse beweging uitgegroeid tot een dynamische gemeenschap, waarvan de taal, de cultuur en het karakter Nederlands zijn.
Vlaanderen heeft voor het eerst een beperkte politieke autonomie, met eigen wetgevende en uitvoerende macht, en een officiële taal die het Nederlands is. Er is meer. Door deze diepgaande mutaties behoren Noord en Zuid niet langer tot twee verschillende socio-politieke klimaten, zoals de contrareformatorische continentale monarchie en de protestantse maritieme republiek in de 17e en 18e eeuw.
Vandaag vertonen beide dezelfde politieke structuren en een gelijklopend ideologisch pluralisme en behoren in alle opzichten tot hetzelfde kamp.
Beide hebben de gemeenschappelijke beproeving van de tweede wereldoorlog en het drama van de dekolonisatie meegemaakt.
Beide behoren tot de Europese gemeenschap, de West-Europese unie, de Raad van Europa, de OESO, het Noord-Atlantisch verdrag. In al die organen zijn zij aangewezen op verregaande samenwerking indien ze een eigen stem willen laten horen en hun bestaansrecht zelf doen erkennen.
Tenslotte vergeten de realisten dat in de jongste veertig jaar zeer specifieke internationaal-politieke banden tussen de Nederlandse staten zijn ontstaan:
het cultureel akkoord, de Beneluxverdragen, de Nederlandse Taalunie, het raamverdrag van de Raad van Europa inzake de grensoverschrijdende samenwerking tussen plaatselijke en regionale overheden.
Men zegt dat het cultureel akkoord technisch niet veel meer voorstelt dan gelijkaardige verdragen met andere landen.