België in de Nederlandse opinieweekbladpers
In september 1983 verscheen aan de Katholieke Universiteit te Leuven een eindverhandeling over ‘Het beeld van België in de Nederlandse opinieweekbladpers’. Gedurende drie onderzoeksjaren (1979, 1980 en 1981) werden alle artikelen die over België handelden en verschenen in Elseviers Magazine, Elseviers Weekblad, Vrij Nederland, Haagse Post, De Tijd en De Groene Amsterdammer geanalyseerd.
De resultaten waren enigzins verrassend: De Nederlandse opinieweekbladen besteden weinig aandacht aan België en met name betreft politieke en sociaal-economische toestanden neemt de Nederlandse opinieweekbladpers een zeer afkeurende houding aan t.a.v. alles wat er in België gebeurt.
Verschijnselen worden vaak op een stereotype wijze afgedaan en er vallen regelmatig harde verbale klappen. Ook blijkt dat Vlamingen zelf hun steentje bijdragen tot de vooroordelen die er jegens hen in Nederland leven d.m.v. het produceren van negatief getinte artikelen over hun eigen ‘nest’ of uitspraken in interviews.
De auteur van de scriptie is Gemma Smeets, een Nederlandse die ruim 5 jaar in de Vlaamse stad Leuven woonde. Hieronder maakt zij enkele kanttekeningen bij de resultaten van haar scriptie.
Hoe komt het dat de Nederlandse opinieweekbladen de bevolkingsgroep, die cultureel en taalkundig gezien de meeste gelijkenissen vertoont met de Nederlandse, op een dergelijke manier afschilderen? Er zijn verschillende aanknopingspunten. Ten eerste de geschiedenis en meer bepaald de gebeurtenissen rond 1830: Nederland zou zeer diep gekrenkt zijn door de Belgische afscheuring en had aan politieke macht en geloofwaardigheid ingeboet binnen het Europese politieke bestel. De ‘kater’ waar Nederland toen mee zat opgescheept zou nu nog doorwerken in de gevoelens van Nederlanders jegens Vlamingen en Walen.
Er is ook een sociaal-psychologisch argument: Nederlanders zijn altijd wat eigenzinnig, moraliserend en overtuigd van de eigen goedheid geweest. De Nederlander meet de dingen vaak met de maatstaf die hij ook voor zichzelf hanteert en op het moment dat de dingen of mensen anders zijn, en structureel anders zijn dan binnen zijn eigen ervaringswereld, heeft hij soms de neiging om die te bekritiseren.
Deze neiging komt met name naar boven als er sprake is van relatief ‘lichte afwijkingen’, zoals bijvoorbeeld in het spraakgebruik van de Vlamingen het geval is. De Nederlander ziet de Vlaming vaak als degene die hem tracht te imiteren in zijn spraakgebruik, hetgeen hem dus niet lukt. Voor een aantal Nederlanders werkt dit dan enerzijds op de lachspieren, terwijl aan de andere kant een zeker triomfalistisch gevoel zich van hen meester maakt. De Nederlander onderscheidt zich graag van buitenlanders - vandaar het Nederlandse chauvinisme - en denkt dat ook nog in positieve zin te doen.
Dat men het daar in België soms niet mee eens is, is in Nederland minder bekend. Omgekeerd gebeurt het zeker ook, dat er vanuit België, en dan m.n. Vlaanderen, naar Nederland wordt opgekeken.
Het is waarschijnlijk ook zo, dat Nederland vaak wat vooroploopt, bijvoorbeeld op wetenschappelijk terrein, het schoolsysteem, sociaal-maatschappelijk werk; ofwel dat in Nederland een en ander ‘vrijer’ is.
In tegenstelling tot wat veelal wordt gedacht is België eigenlijk een heel ander soort land dan Nederland. Ga als Nederlander in België wonen en je ontdekt tot je verbazing grote verschillen.
Nederlanders maken het elkaar wat minder gemakkelijk, zijn kritischer en komen meer openlijk voor zichzelf of hun eigen groep op. Allerhande actiegroepen kennen in Nederland een florerender bestaan.
In België probeert men er ook voor zichzelf het beste uit te halen, maar dat gebeurt dan op een meer indirecte wijze. Zo moet men buiten de sectoren waarin echt nog werk is, maar zien aan een baan te komen, buiten een advertentiesysteem om. Als men als sociale wetenschapper - of bijvoorbeeld verpleegster, onderwijzer, chemicus of wat dies meer zij - op zoek is naar een baan, vindt men in het meest serieuze dagblad van België, De Standaard, hooguit om de paar maanden een klein advertentietje. De Nederlandse Volkskrant biedt wekelijks tientallen pagina's banen in de zogenoemde ‘zachte sector’. Het systeem van: zoveel mogelijk mensen trekken en daaruit de beste kiezen is in België vrijwel onbekend. Men krijgt een baan voor de klas omdat een goede vriendin ermee gaat stoppen en een warm woordje voor je doet bij de schooldirectie. Het solliciteren zelf is dan nog maar een formaliteit. Een ander voorbeeld van verschil dat mij opvalt is het openbaar vervoer. Dat is in België minder stipt, maar daar stoort men zich niet zo aan. Een Nederlander loopt bij wijze van spreken al op het perron te ijsberen, voortdurend op zijn horloge kijkend, als zijn trein twee minuten te laat is. In België proeft men vaak wat van de laisser-faire, laisser-passer-sfeer. Zo zijn een aantal dingen minder strikt geregeld: de kruidenier om de hoek doet om 20 uur zijn deuren pas dicht en de café's sluiten pas als alle klanten weg zijn.