bij W.V.C. Naar zijn oordeel kan een beleid voor de basiseducatie alleen van de grond komen, als het geplaatst wordt in het verband van een breder sociaal-cultureel beleid. Mocht de basiseducatie naar O. en W. verhuizen dan bestaat de kans dat de verbinding met het achterstandsbeleid verloren zal gaan. Andere overweging van Kuypers is dat de Rijksoverheid steeds meer een doelgroepenbeleid aan het voeren is. Om te vermijden dat men door een dergelijk beleid mensen isoleert en een stempel opdrukt, is het noodzakelijk dat de uitvoering van het beleid gericht wordt op de dagelijkse levensomstandigheden van de mensen voor wie het bedoeld is. Alleen de welzijnssector heeft zich een plaats kunnen verwerven in het milieu van de wijk of de buurt, aldus Kuypers. Tenslotte hebben mensen in achterstandsituaties niets te verwachten van het nieuwe onderwijs waarin prestaties en diploma's weer alle krijgen.
Enkele dagen later (De Volkskrant, 9 okt. 1984) pleitte dr. R.A.C. Hoksbergen (sociaal-psycholoog en van 1978 tot 1982 adviseur van de minister van Onderwijs en Volwasseneneducatie) voor de overheveling naar het departement van Onderwijs. Zijn stelling is dat volwasseneneducatie (waarvan basiseducatie deel uitmaakt) heel wat meer is dan enkel welzijnswerk.
Hoksbergen meent dat Onderwijs bijzonder goed geschikt is voor deze volwasseneneducatie. Hij staaft dit door te verwijzen naar de vele initiatieven die O. en W. terzake reeds heeft ondersteund: lagere scholen voor volwassenen, dag- en avondscholen voor volwassenen die in hun voorbereidende cursussen elementair onderwijs verzorgen, volksuniversiteiten, Open Universiteit... Verder stelt hij dat onderwijs voor jongeren en volwassenen op elkaar dienen afgestemd te worden. Daarom pleit hij er ook voor - zoals ook in vele andere Europese landen gebeurt - om het ministerie dat het jeugdonderwijs beheert, centraal te stellen in de hele educatieve sector, en dus ook in het volwassenenonderwijs.
Tenslotte pleit hij voor de instelling bij Onderwijs van een apart directoraat-generaal voor de volwasseneneducatie en zelfs voor de instelling van een staatssecretaris voor de volwasseneneducatie.
Het uiteindelijke overheidsbesluit volgt het advies op van Vonhoff: één beheerskader voor de basiseducatie. Vonhoff geeft de voorkeur aan het departement van onderwijs. Hij is er zich wel van bewust dat die overheveling niet zomaar kan gebeuren. Hij gaat ervan uit dat er ‘randgroeperingen’ zullen zijn, die opgevangen moeten worden voor ze de weg kunnen vinden naar de basiseducatie. Die voorportaalfunctie is bij uitstek het terrein van W.V.C., aldus Vonhoff.
Gevolg van de gemaakte afspraak is dat er mensen en geldelijke middelen zullen overgeheveld worden van W.V.C. naar Onderwijs.