Neerlandia. Jaargang 89
(1985)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
de nederlanden in de wereld
| |
[pagina 24]
| |
kwestie van tijd zou zijn geweest indien niet, tengevolge van de vrijheidsstrijd tegen de Britten, het zelfbewustzijn als taalgemeenschap krachtig was versterkt. Vooral de jaren 1896-1906 zijn de kritieke overlevingsjaren geweest van het Afrikaanse Nederlands in ruime zinGa naar eindnoot10.. Na afloop van de Tweede Anglo-Boerenoorlog (1899-1902) manifesteert de reactie zich in twee aanvankelijk concurrerende richtingen. Enerzijds de in 1903 opnieuw opgerichte Taalbond, die zo nauw mogelijke aansluiting bij het Nederlands voorstond, en aan de andere kant het Afrikaans Taalgenootschap (Pretoria 1905) dat samen met de Afrikaanse Taalvereniging (Kaapstad 1906) de aanvaarding van het Afrikaans in plaats van het Nederlands propageerde. De Taalbond was sterk gekant tegen de erkenning van het Afrikaans als schrijftaal, maar propageerde wel een vereenvoudigde spelling, waarvoor contact met neerlandici in Nederland werd gezocht. Men meende de overlevingskansen in de strijd met het Engels te vergroten door een zo ruim mogelijke aansluiting bij het Nederlands als gevestigde kultuurtaalGa naar eindnoot11.. Daar stond immers tegenover dat in het Afrikaans tot 1900 in totaal niet meer dan 92 boeken waren verschenen waarvan slechts 25 belletrie. Dit was dan ook de leidende gedachte bij de samenstelling van het uitvoerige ‘Beknopt Nederlands woordenboek voor Zuid-Afrika’ bewerkt door Hubertus Elffers en W.J. Viljoen (Kaapstad, Juta, 1908), een groot eentalig Nederlands woordenboek. Uitgesproken doel volgens het voorwoord was ‘het spraakgebruik in Zuid-Afrika’ een vorm te geven ‘welke het tot een alom-erkende scheut van het Nederlands op vreemde bodem zal doen verheffen’. De samenstellers zochten daarbij een compromis te treffen tussen ‘het volgens de Kollewijnse spelmethode vereenvoudigd Hollands en het zogenaamde ‘Afrikaans’ dat door het heersende spraakgebruik, meer dan door een bestaande letterkunde, vertegenwoordigd wordt’. Men zou uit de beginselen van de Taalbond kunnen concluderen dat, op basis van een moderne spelling, unificering van taal tussen Nederland en Zuid-Afrika om en bij de eeuwwisseling nog niet onmogelijk zou zijn geweest. In feite was het streven van de Taalbond een achterhoede gevecht. De kloof tussen gesproken Afrikaans en geschreven Nederlands was al niet meer te dichten. Ook begon zich een eigen Afrikaanse letterkunde in deze jaren snel te ontwikkelen en vooral de omstandigheid dat het Nederlands op het platteland vrijwel een vreemde taal was geworden heeft het pleit beslist ten gunste van de voorstanders van het Afrikaans. In 1909, jaar van de oprichting van de Suid-Afrikaanse Akademie vir Taal, Lettere en Kuns, worden de krachten van beide richtingen gebundeldGa naar eindnoot12.. Typerend voor de samenwerking is de leuze van G. Preller: ‘Afrikaans schrijven en spreken, Hollands leren, albei lezen’. In de loop van het tweede decennium begint de celdeling tussen Afrikaans en Nederlands zich in het openbaar te voltrekken. Van 1914 tot 1916 vindt het Afrikaans ingang als voertaal op de ‘Hollandse’ scholen. In de jaren 1916-1919 gaat het in de kerken het Nederlands als kanseltaal vervangen, eerst in de Vrijstaat en het laatst in de Kaapprovincie. Als laatste bolwerken van het Nederlands hebben de Bijbel, de psalmen en gezangen stand gehouden. De Afrikaanse bijbel kwam in 1933 gereed. De door de geleerde dichter Totius (Ds. J.D. du Toit) berijmde psalmen verschenen in 1937 en als allerlaatste kwam in 1944 het Afrikaans gezangenboek van de pers. Vanaf 1918, met de instelling van de eerste leerstoel in het Afrikaans, in Bloemfontein, werd het erkend studievak aan de universiteitenGa naar eindnoot13.. Wat het onderwijs betreft waren de twintiger jaren nog een overgangstijd. Een vertragende factor voor de omschakeling m.b.t. leerboeken was het ontbreken van eenstemmigheid inzake de spellingGa naar eindnoot14.. De Nederlandse taal wordt thans aan de universiteiten als onderdeel van het Afrikaans onderwezen onder de vakbenaming ‘Afrikaans en Nederlands’. Alleen de universiteit van West-Kaapland heeft de faculteiten Afrikaans en Nederlands gesplitst. Volgens gegevens uit 1963 telt Zuid-Afrika thans 78 docenten Nederlands verdeeld over 18 universiteitenGa naar eindnoot15.. Over de officiële status van Hollands (Nederlands) en Afrikaans als landstaal nog het volgende. Door art. 137 van de grondwet van de Unie van Suid-Afrika van 1909Ga naar eindnoot16. zoals vastgesteld door het parlement van het Verenigd Koninkrijk werd bepaald dat Engels en Hollands als officiële talen golden. Door een wetswijziging (wet nr. 8 van 1925) werd het woord ‘Hollandse’ in art. 137 verklaard het Afrikaans in te sluitenGa naar eindnoot17.. Na 1925 speelt het Nederlands als bestuurstaal dan ook geen rol meer, zonder overigens formeel te worden geschrapt. In de grondwet van de Republiek Suid-Afrika (wet nr. 32 van 1961) werd de verhouding omgekeerd. Waar art. 108 verklaarde dat Afrikaans en Engels de officiële talen zijn, voegde het woordomschrijvende art. 119 daar toe: ‘In hierdie wet tensy uit die samehang blyk, beteken ‘Afrikaans’ ook Hollands;...Ga naar eindnoot18.. In de onlangs van kracht geworden nieuwe Grondwet van die Republiek van Suid-Afrika (wet nr. 110, 1983) is ook deze laatste reminiscentie aan het Nederlands verdwenen. Sedert 1925 is de woordenschat voortdurend en sterk uitgebreid. Stimulerende concurrentie met het Engels - onder invloed ook van radio en meer recent van televisie - , syntactische verfijning, idiomatische va- | |
[pagina 25]
| |
riaties en geslaagde neologismen vooral in de technische vaktalen hebben een ontwikkeling bewerkstelligd die enigszins doet denken aan de transformatie van het vooroorlogse Maleis in het hedendaagse Indonesisch. De letterkunde is tot stormachtige bloei gekomen en heeft het Afrikaans na Wereldoorlog II opgestuwd tot de meest levende tak van de Nederlandse taalstam. | |
De lexicografische situatie in Zuid-AfrikaBij het eind van de 2e Anglo-Boerenoorlog verscheen het twee-talige ‘Patriot woordenboek/dictionary’ Afrikaans-Engels van de hand van ds. S.J. du Toit (Paarl 1902). Het bevatte 16.500 woorden waarvan 1.100 zuiver Afrikaans. De meeste overige waren Nederlandse woorden vereenvoudigd op z'n Afrikaans gespeld in de zgn. patriotspelling. Dit was het eerste woordenboek op grondslag van het Afrikaans en daarbij de voorloper van de grote Afrikaans-Engels-Afrikaanse woordenboeken uit de dertiger jaren, zoals het Tweetalig schoolwoordenboek van Bosman (Kaapstad 1931 e.v.) en het Groot Woordeboek van Kritzinger (Pretoria 1936 e.v.). Het omvangrijke eentalige Nederlandse woordenboek in Kollewijnse spelling van Elffers en Viljoen (1908) vond geen verdere navolging. Het eerste eentalige Verklarend Afrikaanse woordeboek van Kritzinger (de Afrikaanse Van Dale) dateert pas van 1947. Vanaf 1965 verschijnt daarnaast het ‘Verklarende handwoordeboek van die Afrikaanse taal’ (HAT) van Schoonees en Odendal. Echter was reeds in 1930 besloten tot de samenstelling van een wetenschappelijk volledig woordenboek van het Afrikaans, bedoeld als pendant van het Woordenboek der Nederlandse Taal. In 1951 verscheen deel I van dit ‘Woordenboek van die Afrikaanse Taal’ dat thans gevorderd is tot deel VII (1984) met de lettercombinatie KOR. Er bestaan talrijke technische tweetalige Engels-Afrikaanse woordenboeken en woordenlijsten, voor een groot deel afkomstig van het Vaktaalburo van die Akademie vir Wetenskap en Kuns. Interessant is de opmerking van Prof. Raidt hierover: ‘Uit vrees voor anglisismes is dikwels eg Afrikaanse woorde gemaak waar Nederlands b.v. vreemde, meestal Engelse woorde oorgeneem het...’Ga naar eindnoot19.. Er is ook een Engels-Afrikaans juridisch woordenboekGa naar eindnoot20.. Voor het begrijpend lezen van Nederlandse boeken is men in het onderwijs vooral aangewezen op woordenlijsten die als aanhangsel voorkomen in de gangbare boeken van Nederlandse auteurs. Zo b.v. in de Academica reeks waarin een dertigtal werken zijn verschenen, o.a. van Borderwijk, Claus, Couperus, Emants, Elsschot, Gorter, Gijsen, Hermans, van Schendel, uitgaven die tevens zijn voorzien van uitvoerige inleidingen door vooraanstaande Zuidafrikaanse auteurs. Voor het overige kan men zich dan omslachtig behelpen met een uitvoerig Nederlands-Engels woordenboek. Dit lijkt toch wel een archaïsche toestand voor een land waar het Nederlands op groter schaal wordt onderwezen dan elders buiten Nederland en België. | |
De lexicografische situatie in Nederland met betrekking tot het AfrikaansEen verklarend Afrikaans-Nederlands woordenboek van behoorlijke omvang en met aandacht voor afwijkende betekenis van overigens min of meer identieke woorden in het idioom bestaat tot dusver niet. Onder stimulans van een emigratiegolf kort na de oorlog werd de behoefte gevoeld aan een woordenboek op bescheiden schaal voor dagelijks gebruik. In deze zin werd in 1947 in opdracht van de Nederlands-Zuid-Afrikaanse Vereniging een woordenlijst van 73 paginas klein formaat samengesteldGa naar eindnoot21.. In 1960 verscheen daarvan een tweede herziene en - nauwelijks - uitgebreide druk. In het voorwoord van de 1947-editie werd gezinspeeld op een ‘volledig’ Afrikaans-Nederlands woordenboek in bewerking bij een neerlandicus doch naderhand is daarover niets meer vernomen, evenmin als over een vergelijkende studie in semantiek die in het voorwoord was bepleit. Verleden jaar verscheen, wederom onder auspiciën van de NZAV, een woordenlijst die in 48 paginas ruim 3000 woorden bevatGa naar eindnoot22.. Naar de inleiding verluidt is deze woordenlijst ‘Beperkt van omvang en uiteraard verre van volledig’, terwijl ‘de vertaling (van de opgenomen woorden) zeer summier (is) en niet nader verklarend’. Het is in dit verband van pas het symposium te memoreren dat in 1964 in Amsterdam is gehouden onder auspiciën van de NZAV over het Afrikaans in Nederland en het Nederlands in Zuid-Afrika. Door drs. J.Z. Uys, destijds wetenschappelijk ambtenaar aan het Instituut Fonetische Wetenschappen van de Universiteit van Amsterdam werd bij die gelegenheid naar voren gebracht dat een vergelijkende studie tussen Afrikaans en Nederlands zeer vruchtbare gegevens behoort op te leveren. ‘De kennis van de andere taal bevordert de kennis van de eigen taal in die zin dat het voor het begrijpen nodige vertalen het niet gangbare aan de dag brengt, dat toch begrijpelijk is en zo de mogelijkheden van de eigen taal toont die niet gangbaar, maar wel begrijpelijk zijn’. Aldus Uys vol- | |
[pagina 26]
| |
gens wie taalkundigen er ontegenzeggelijk baat bij vinden het Nederlands en Afrikaans structureel met elkaar te vergelijken. Om deze gemeenschappelijke taak zo doeltreffend mogelijk te verwezenlijken dienen er volgens hem mogelijkheden te worden geschapen om tot nauwere samenwerking te komen, b.v. door uitwisseling van taalkundigen en specialisten, hetzij woordenboek-makers, hetzij dialectologen, hetzij didactici. Op hetzelfde symposium dat ook werd bijgewoond door dhr. F. Koote, toenmalig voorzitter van het ANV werd door dr. H.J. Brinkman van de Vrije Universiteit de tot standkoming bepleit van bloemlezingen Nederlands, zowel van eenvoudige als van representatieve literatuur. Door prof. F.J. Snijman (Stellenbosch) werd gewezen op het probleem van de verwerking van vreemde terminologie die zowel in het Nederlands als in het Afrikaans groeipunten veroorzaakt welke gekenmerkt worden door een kunstmatige activiteit, vooral op het terrein van wetenschap en techniek. In dit verband lijkt communicatie en coördinatie wenselijk. Ook door bijdragen van anderen aan dit symposium kwam naar voren dat voor de vergelijkende neerlandistiek met betrekking tot literatuur en grammatica een groot terrein braak ligt. In het bovenstaande meen ik de gegrondheid van de beginstelling aannemelijk te hebben gemaakt. Een oproep moge hieraan worden toegevoegd, gericht tot de organen en leden van het ANV, tot de autoriteiten van de Nederlandse Taalunie, tot de neerlandici aan onze universiteiten en tot mogelijk individueel geïnteresseerden: een aansporing om de gedachten te laten gaan over mogelijke maatregelen ter opheffing van deze lacune in de neerlandistiek.
Mr. J.L.G. TICHELAAR |
|