In memoriam Marnix Gijsen
‘Zelf heb ik eigenlijk helemaal geen schrik van de dood.
Ik ben er ook niet nieuwsgierig naar.
Je kunt je afvragen waarom we moeten weggaan als we toch gekomen zijn.
Ach, het heeft allemaal zo weinig te betekenen...
Ik denk dat alleen zal blijken dat we ons belang geweldig overschat hebben’.
M.G.
Het was woensdag 31 augustus 1983 en snikheet in de wagen. Om 15.10 u. precies stond ik in Elsene, voor de witgeverfde ijzeren deuren van het nummer 22 A aan het De Meeusplantsoen. De lift, met houten schuifhek, bracht me boven en door Mevrouw Goris werd ik het appartement binnengeleid. Het was er vrij sober, heel anders dan bij René Goris, de broer, die een hele verzameling schilderijen bezit en prachtige oude meubels.
Marnix Gijsen zat achter zijn bureau, in korte kamerjas, oud en waardig. Jan-Albert Goris. Marnix Gijsen. Ik wou me ervoor verontschuldigen dat ik iets te laat was en uitleggen dat de radiator van mijn Volkswagen voorbij Gent was overgekookt (op de terugweg zou hij trouwens helemaal stukspringen...). Maar daar kreeg ik de kans niet toe. Marnix Gijsen wist waarvoor ik gekomen was en gaf antwoord op de vraag die ik hem had willen stellen.
Meer dan twee jaar lang had ik mij verdiept in een periode uit zijn leven die hij liever vergeten wou, in de vriendschap van Marnix Gijsen en Floris Couteele. Couteele was de geestelijke leidsman van de jonge Goris geweest, hij had hem binnengebracht in de wereld van de kunst en de literatuur, hij had hem aangespoord te schrijven en te studeren. Maar de innige vriendschap was plots geëindigd in bitterheid en de breuk bleek onherstelbaar. Toen Gijsen in 1931 bij Couteeles sterfbed stond, weigerde deze de verzoening. En dit moment heeft Marnix Gijsen meegedragen, jarenlang, tot ook voor hem verzoening niet meer mogelijk was.
Twee jaar lang had ik Marnix Gijsen gevraagd me de diepere oorzaak van de gebroken vriendschap aan te wijzen. Twee jaar lang had hij gezwegen. Dan kreeg ik een briefje met de uitnodiging eens langs te gaan. Op 31 augustus, om 15 u. Ik kan niet beschrijven wat ik voelde toen de man die ik zo goed kende door zijn boeken en brieven, mij de hand drukte als om een oude vriendschap te bezegelen. Anderhalf uur lang luisterde ik naar iemand die zijn gevuld leven overschouwde met een stoïcijnse afstandelijkheid en nog maar weinig wou verbergen van de dingen die hij tot zijn levensherfst voor zichzelf had gehouden.
Op 29 september 1984, bijna 85 jaar oud, overleed Marnix Gijsen. Zelfs voor wie wist dat hij ziek was, kwam zijn dood onverwacht en veel te vroeg.
De opening van de tentoonstelling in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel, die bedoeld was om zijn verjaardag te vieren, werd een herdenkingsplechtigheid.
‘Een postuum eresaluut’ is de ondertitel van het mooie fotoboek dat naar aanleiding van de expositie werd uitgegeven door de Vereniging ter Bevordering van de Nederlandstalige Literatuur in België, Koningsstraat 10, 1000 Brussel; 128 p., 250 BF.
Wilfried VANDAELE