Het literaire boek in noord en zuid
Op woensdag 31 oktober bracht de BRT-televisie een interessante gedachtenwisseling tussen Nederlanders en Vlamingen in het programma: ‘Wie schrijft die blijft’, met als ondertitel: ‘Neen, dank u, ik heb al een boek’.
De uitgevers Julien Weverbergh (Manteau) en Martin Ros (Arbeiderspers), de critici Aad Nuis en Leo Geerts, de auteur Daniël Robberechts en de moderator Marc Reynebeau (Knack) hadden het over de positie van het literaire boek in Zuid en Noord.
Het uitgangspunt was dat het literaire boek in Vlaanderen stilaan een dieptepunt heeft bereikt, terwijl het in Nederland floreert. Als oorzaken van deze kloof worden verschillende mogelijkheden genoemd, b.v. de verzuiling in Vlaanderen, die maakt dat de literatuur steeds de drager is geweest van bepaalde ideologieën (cf. de band tussen literatuur en Vlaamse Beweging, zegt Weverbergh).
Volgens Robberechts lijkt de kleinburgerlijke drang naar materiële welstand in Vlaanderen groter, wat de geestelijke honger, de literaire belangstelling niet ten goede komt. Hij voegt eraan toe dat de Vlamingen door de katholieke kerk vooral op het orale zijn afgestemd, terwijl in Nederland de lectuur van de bijbel steeds een centrale rol heeft gespeeld. Op dit vlak zijn Noord en Zuid dus anders opgevoed.
Het gebrek aan belangstelling bij het grote publiek verklaart in ieder geval ook de armoede aan literaire bladen in Vlaanderen. Nuis relativeert een en ander door erop te wijzen dat Vlaanderen ‘veel later vertrokken is’ dan Nederland en dat de toestand in Nederland er 20-30 jaar geleden net zo uitzag als die in Vlaanderen vandaag.
Terloops wordt nog aangestipt dat de echte grote Vlaamse schrijvers in het Noorden relatief meer succes kennen dan op het thuisfront, terwijl tal van andere - nochtans niet onbelangrijke - Vlaamse auteurs in Nederland totaal onbekend zijn. Opvallend is tevens het grote aantal vertalingen van anderstalige literatuur in het Noorden, wat Nuis ooit de bedenking ontlokte dat de Nederlandse cultuur in wezen een ‘ekstercultuur’ is.
Tegen de kritiek dat de uitgeverijen weinig aandacht zouden hebben voor debuten, verdedigen Weverbergh en Ros zich tenslotte met de opmerking dat er zeer veel geschreven wordt - de jongeren hebben immers meer vrije tijd -, maar dat er weinig kwaliteit tussen zit.