Neerlandia. Jaargang 88
(1984)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 215]
| |
De Leeuw in de Lage Landen
| |
[pagina 216]
| |
Willem IV die in 1345 bij Stavoren sneuvelt, de kleuren aangegeven: ‘Van golde was syn wapencleyt
Mit vier lewen gequarteleert
Twe van zabel ende twe van kele’.
(Keel is de heraldische term voor rood).
Hier hebben we dus meer dan één leeuw, maar die andere twee waren van Henegouwen, waar Willem ook graaf van was. Later weet men niet meer waar die leeuw vandaan komt, en dan maakt men er helemaal een mooie legende van. De leeuw zou het koninklijk wapen van het oude Troje zijn geweest. De Frankische koningen uit het geslacht der Merovingers zouden afstammelingen zijn geweest van de koningen van Troje, die in goud een leeuw van rood voerden. De Merovingers werden later afgezet, maar een tak bleef hertog van Aquitanië en een jongere zoon daarvan, Diederik of Dirk geheten, zou door keizer Karel de Kale met het graafschap Holland zijn beleend: ‘Een leeuw van keel te voeren plaghen
in 't velt van Ghulden, Trojaansch geslacht,
Dus heeft deze Dyderick (hoort mijn gewaghen)
Met hem dit wapen in Holland gebracht’.
Wapen van Holland met provinciekroon en de spreuk ‘Vigilate Deo confidentes’.
Het in 1815 vastgestelde koninklijke en Nederlandse wapen.
de uit de schoolboekjes beroemd geworden Godfried van Bouillon. Hoe het ook zij, de leeuw raakt in de Nederlanden goed ingeburgerd; alleen Groningen, dat de rijksadelaar in zijn wapen krijgt en Drente, met als wapen het zegel van het klooster ‘Maria ten Kampen’, blijven leeuwloos. Maar toch is van al deze Hollandse, Gelderse, Brabantse of Limburgse leeuwen in het Nederlandse wapen niets terug te vinden, of het moeten de pijlen en het zwaard zijn. Hoe zit dat nu? Op 10 juli 1907 bepaalde koningin Wilhelmina dat ‘Het wapen, dat door het Koninkrijk der Nederlanden, zoowel als door Ons en Onze opvolgers, Koningen der Nederlanden, zal worden gevoerd, is: in azuur, bezaaid met staande blokjes van goud, een klimmende rechtsgewende leeuw van goud, gekroond met eene kroon van drie bladen en twee parelpunten van hetzelfde, getongd en genageld van keel, in den rechtervoorklauw opgeheven houdende in schuin-linkschen stand een ontbloot Romeinsch zwaard van zilver, met gevest van goud, en in den linker een bundel van zeven pijlen van zilver, met punten van goud, de punten omhoog, en de pijlen te zamen gebonden met een lint van goud’Ga naar eind(*) Of - in gewoon Nederlands - een gouden leeuw op een blauw veld met zilveren zwaard en pijlen. Daaronder komt dan het devies ‘Je maintiendrai’ en zo | |
[pagina 217]
| |
kennen we allemaal het Nederlandse wapen. Maar zo is het pas sinds 1815. Als we bedenken hoeveel van de zeventien Verenigde Nederlanden een leeuw in hun wapen voerden (behalve de reeds genoemde ook nog Luxemburg en Namen), dan is het niet vreemd dat de Staten-Generaal voor hun zegel een klimmende leeuw kozen. Dat was in 1578, toen Noord en Zuid nog bij elkaar waren en het dier heeft dan ook zeventien pijlen in de klauw, met daarom heen een lint met het woord ‘Concordia’. In de andere klauw is een zwaard beland; beide zijn attributen die de leeuwen van de provincies niet hebben. Op de leeuwenkop is tenslotte een kroon gezet, maar in de loop der geschiedenis is met name met die kroon nogal gesold - in de tijd van de Bataafse Republiek is er zelfs een hoed voor in de plaats gekomen! De pijlen zijn nog het meest interessant, want die bewijzen dat men in die tijd zijn klassieken goed had gelezen. Scilurius, koning der Scythen, zou op zijn sterfbed zijn 80 zonen een bundel pijlen hebben gegeven, met het verzoek ze samen door te breken. Dat lukte uiteraard niet, waarop de koning de bundel losmaakte en de pijlen een voor een brak. Zo - aldus de legende - wilde hij duidelijk maken dat men samen onoverwinnelijk, maar afzonderlijk zwak was. Zeventien pijlen stelden - zo staat het in het besluit van de Staten-Generaal - de zeventien provincies voor. Daaraan moet overigens geen al te grote waarde worden gehecht, want niemand weet precies welke gebieden daarmee bedoeld werden. Zeventien werd in die tijd ook gebruikt om een onoverzichtelijke veelheid aan te geven. Trouwens, het grootzegel met de zeventien pijlen bleef later ook in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in gebruik,Statenzegel der 17 Verenigde Nederlanden.
en pogingen om een nieuw zegel met zeven pijlen te laten maken zijn - ondanks een besluit daartoe in 1662 - op niets uitgelopen. Wél hebben kleinere zegels bestaan met zeven, maar ook met zes en vijf pijlen. Dat in het huidige Nederlandse wapen zeven pijlen zitten is dan ook meer terug te voeren op zeven als heilig getal. Op een zegel kan je geen kleuren zien, en dat is wel makkelijk, want nu konden de provincies er ook niet over twisten. Op het wapen is dat anders, en aan het begin van de tachtigjarige-oorlog nam men gemakshalve de Hollandse kleuren, de rode leeuw op een goud veld met blauwe tong, zwaard en pijlen. Zolang Holland (en Zeeland) practisch in hun eentje de strijd tegen de Spanjaarden voerden was dat geen probleem, maar later vonden de andere provincies dat toch niet zo prettig. Omstreeks 1662 is daarom het wapen veranderd, de leeuw werd van goud, het veld werd rood en de pijlen werden geel met blauwe punten. Zo bleef het tot het eind van de republiek. Daarna legde de leeuw tijdelijk het loodje om plaats te maken voor de Vrijheidsmaagd, die voor ons verhaal minder ter zake doet, ook al kreeg ze een leeuw aan haar voeten. Koning Lodewijk Napoleon combineerde de Nederlandse Leeuw met de Franse keizerlijke Adelaar, maar kort daarop werd Nederland bij Frankrijk ingelijfd en had de Adelaar - zij het tijdelijk - de strijd in zijn voordeel beslecht. In 1813 werd Nederlands onafhankelijkheid hersteld en de zoon van de laatste stadhouder werd Souverein Vorst der Nederlanden. Hij bepaalde, geheel souve- | |
[pagina 218]
| |
rein, een nieuw wapen, waarin naast de oude Statenleeuw ook de wapens van Oranje, Châlons en Genève voorkwamen met als hartschild op het geheel het wapen van Nassau - alweer een leeuw. Dit wapen is maar heel kort gebruikt, en een van de zeldzame plaatsen waar het werd aangebracht was de Oranje-Nassau kazerne in Amsterdam. Want op het Congres te Wenen werd de souvereine vorst tot koning der Nederlanden verklaard en de nieuwe koning Willem I bepaalde ruim een maand later dat ‘Het wapen van het Koninkrijk der Nederlanden, zoowel als dat van Ons en onze Successeuren, Koningen der Nederlanden, zal bestaan in Ons aangeboren Geslachtswapen van Nassau, zijnde een klimmende Leeuw van goud, getongd en gekeeld op een veld van Azur, bezaaid met gouden blokken, welk wapen wij alsnu vermeerderen door te bepalen, dat de Leeuw zal zijn gekroond met eene Koninklijke Kroon, en dat hij in den regter voorklauw een opgestoken zwaard houden zal, en in den linker een bundel pijlen met gouden punten, de punten omhoog en de pijlen met een gouden lint te zamen gebonden’.Ga naar eind(**) Daar hebben we onze huidige Leeuw dan, want de wijzigingen van 1907 zijn van ondergeschikte aard. Het is dus de Nassause en niet de Nederlandse leeuw die in het Nederlandse wapen prijkt. Daarbij komt dat ook het oude devies ‘Eendragt Maeckt Magt’ werd vervangen door het devies ‘Je maintiendrai’. Later is het devies ‘Eendragt Maeckt Magt’ (‘L'Union fait la force’) overgenomen in het wapen van het Koninkrijk België, dat daardoor bestaat uit de merkwaardige combinatie van het Brabantse wapen en de zinspreuk van de Verenigde Nederlanden waar juist die gewesten geen deel van uitmaakten! Ook het wapen van Transvaal verkondigt overigens dat eendracht macht maakt. In Nederland leefde deze spreuk slechts voort bij Van Gelder papier... De Nassause leeuw is trouwens ook een heel oude leeuw, want hij komt reeds vóór de twaalfde eeuw als zegel voor. Nederland is daarmee vrijwel uniek als een van de weinige landen waar dezelfde symbolen worden gebruikt voor Land en Vorstenhuis. Ook al is de leeuw hier dus nooit inheems geweest, hij heeft zich hier goed thuis gevoeld. Want niet alleen in het rijkswapen, ook in de meeste provinciewapens komt hij voor. Niet ten onrechte schreef men in 1872 op een gedenkpenning ter gelegenheid van de driehonderd-jarige herdenking van de inname van Den Briel - waarmee onze onafhankelijkheid tenslotte begon -: ‘Het was de leeuw uit Juda's stam,
Die in Den Briel zijn intrek nam’.
Harm J. HAZEWINKEL |
|