| |
Onderwijs
Vlamingen in Open Universiteit
Tussen de Open Universiteit Heerlen en de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) werd een samenwerkingsovereenkomst afgesloten waardoor het mogelijk wordt dat een beperkt aantal Belgen zich als student kunnen inschrijven aan de O.U. Bij wijze van uitzondering heeft minister van onderwijs Deetman zijn toestemming betuigd aan deze overeenkomst. Dit wordt door de VLIR en door de O.U. gezien als een eerste concrete stap naar één Nederlandstalige Open Universiteit.
(Zie Neerlandia 1983, nr. 4. Persnota VLIR van 14-7-1983).
Tijdens het Kamerdebat over de wet die de Open Universiteit haar basis moet bieden, is ondertussen de motie van VVD-PvdA aangenomen om de O.U. toegankelijk te maken voor achttienjarigen. Zelf gaf de minister er de voorkeur aan om de leeftijdsgrens vast te leggen op 21 jaar. De minister was namelijk van mening dat scholieren bij het dagonderwijs wel eens vervroegd zouden kunnen opstappen, om aan de O.U. een graad te halen, zonder dat ze eerst de ‘barrière’ van het eindexamen nemen. Tevens was er het probleem van de studiebeurzen: als achttienjarigen naar de
| |
| |
O.U. gaan hebben zij wellicht recht op een tegemoetkoming in de studiekosten.
Tijdens het debat werden vraagtekens geplaatst bij de verlaging van de rijksbijdrage aan de O.U.: 5 miljoen gulden in 1985 en 10 miljoen in latere jaren. Deze korting zou worden gecompenseerd door een verhoging van het inschrijvingsgeld. Nu is echter gesteld dat het inschrijvingsgeld niet zal worden verhoogd, terwijl de kortingen in de toekomst toch blijven gehandhaafd.
De O.U. is in september van start gegaan. Eind juni hadden zich zo'n dertienduizend studenten aangemeld, terwijl tachtigduizend mensen om inlichtingen vroegen. De maximale capaciteit van de O.U. is dertigduizend studenten.
| |
Niet met de rug naar elkaar
Vakantiecursus over België voor Nederlandse schoolhoofden en onderwijzers
Deze vakantiecursus is onder andere daarom zo waardevol omdat de deelnemers over een staatkundige grens heenstappen en zich naar elkaar toekeren. De staatkundige grens is niet over de hele linie een culturele grens. Godsdienst en taal trekken zich van de staatkundige grens niet al te veel aan. Toch moeten wij vaststellen dat de Noord-Nederlanders en de Zuid-Nederlanders te veel, veel te veel, met de ruggen naar elkaar voortleven. Wij weten te weinig van elkaar, en dat komt voor een deel omdat de kranten maar spaarzaam en mondjesmaat over de gebeurtenissen in Noord en Zuid berichten. Een merkwaardig feit, in dit verband. Er zijn in Noord-Nederland geen Belgische journalisten of correspondenten gevestigd. Ook het agentschap Belga heeft geen eigen vertegenwoordiger. De Belgische kranten krijgen het nieuws uit Nederland door de zeef van het A.N.P. Dat wil dus zeggen dat het A.N.P. als eerste beoordeelt, welk nieuws wellicht voor de Belgische kranten belangwekkend kan zijn.
In de politiek en in het bedrijfsleven liggen de kaarten gelukkig anders. In de Tweede Wereldoorlog werd in Londen besloten, dat Nederland en België na de oorlog nauwer zouden gaan samenwerken. Daar is de Benelux uit voortgevloeid. Dat was een grote stap voorwaarts naar het doorbreken van de economische grenzen tussen onze landen. Het succes van de Benelux heeft mede geïnspireerd tot de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, van zes Europese landen, de Benelux, Frankrijk, West-Duitsland en Italië. En uit die Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal is de reusachtige E.G. gegroeid, van tien Europese landen, met een economische kracht van een supermacht.
Ook hier zien wij, dat kleine dingen, een mosterdzaadje, kunnen uitgroeien tot iets groots. En dat economische en sociale problemen niet meer geprobeerd worden op de buren af te wentelen, maar dat geprobeerd wordt ze gemeenschappelijk op te lossen. Hier werd een deel van de nationale soevereiniteit ingeruild voor een supranationaal gezag, hier werd strijd tegen elkaar vervangen door samenwerking met elkaar.
Op internationaal-politiek gebied hebben Nederland en België elkaar ook gevonden. Dat was in 1948, toen in Praag de laatste rest van westerse democratie in Oost-Europa, met behulp van een communistische staatsgreep, om zeep werd geholpen. De dreiging van een groot Sovjet-blok bracht de Benelux-landen, Frankrijk en Engeland bij elkaar. Er werd een politiek-militair verbond gesloten, het Pact van Brussel, om de zwakke nationale krachten te bundelen tot een wat grotere gemeenschappelijke militaire kracht. In 1949 kwamen andere landen erbij, en zo ontstond de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie. Ook nu weer werd een deel van de nationale soevereiniteit ingeruild voor een boven-nationaal gezag: en werden nationale militaire concepties vervangen door een wereldstrategie die geen ruimte laat voor ruzie of erger onder elkaar.
| |
Cultuur
Op cultureel gebied heeft iets soortgelijks als de E.G. of de N.A.V.O. zich niet voorgedaan. Waarom niet? Waarschijnlijk bleef deze ontwikkeling achterwege, omdat bedreigingen voor de cultuur zich niet zo gemakkelijk laten concretiseren als een economische dreiging of een militaire dreiging. In wezen is een economische dreiging makkelijk vast te stellen omdat economische grootheden als offers en baten zich in geld laten uitdrukken. Het is een kwestie van boekhouden om te weten of men wel of niet op de goede weg zit. Wordt er winst gemaakt, dan is het goed, dan zijn de baten groter dan de lasten. En wordt er verlies geleden, dan zijn de offers, de lasten waardevoller geweest dan de baten die men ervoor terugkreeg. Dan verschijnen de cijfers in het rood, en moet er bijgesteld worden. Rode cijfers zijn niet lang vol te houden. Als je niet bijstuurt leiden verliezen noodgedwongen tot liquidatie. Bij een militaire dreiging is de rekensom wat moeilijker te maken. Dan moet je kanonnen aan de ene zijde afwegen tegen kanonnen aan de andere zijde. En dat doe je ook met oorlogsschepen, bommenwerpers, raketten en divisies. Het ene kanon is niet evenveel waard als het andere kanon, de ene divisie is niet precies te vergelijken met de andere divisie. Maar toch, in grote lijnen lukt de waardering wel, en kan men militaire kracht tegen militaire kracht afwegen. En als het evenwicht verbroken is, moet dat worden hersteld, want anders loert de liquidatie om de hoek.
Op cultureel gebied zijn dit soort afwegingen moeilijker te maken. De dreigingen zijn niet altijd duidelijk, de verweermiddelen liggen niet voor het oprapen. Onze Vlaamse taalgenoten hebben er weet van, want zij werden door hun franssprekende landgenoten wel cultureel bedreigd. En het was een dreiging die hen niet alleen In hun taalkundige eigenheid benauwde, maar ook in hun maatschappelijke positie, in hun wetenschappelijke, economische en politieke mogelijkheden. Door middel van de culturele bedreiging werden Vlamingen, Brabanders en Limburgers in hun gehele bestaan bedreigd. De Noord-Nederlanders hebben iets van een soortgelijke bedreiging gevoeld tijdens de Duitse bezettingsjaren, maar die bezetting was na 5 jaar voorbij en was door bijna iedereen altijd beschouwd als iets dat niet lang zou duren. De Noordnederlandse geschiedenis was voor de Noord-Nederlanders een bron van bemoediging. Spanje werd afgeschud na 80 jaren strijd, de Fransen na drie jaar inlijving. Ook de Duitsers zouden verdwijnen, en Oranje zou terugkomen. De uitkomst van de Tweede Wereldoorlog gaf de Noord-Nederlanders gelijk ook. Er is op het gebied van de culturele samenwerking tussen België en Nederland na de oorlog wel iets gebeurd. Er werd tussen de twee landen een cultureel verdrag gesloten, en in het kader van dat verdrag zijn allerlei goede dingen tot stand gekomen. Deze vakantiecursus is er een van. Het cultureel verdrag werd gesloten ter verinniging van de vriendschap tussen de bewoners van beide staten. Het verdrag geldt voor alle Nederlanders, en alle Belgen, dus voor Vlamingen en Walen. Het verdrag was niet bedoeld als een hulpmiddel in de culturele emancipatiestrijd der Vlamingen, geen middel voor versterking
| |
| |
van de positie van het Nederlands. Van die strijd hebben de Noord-Nederlanders zich verre gehouden, en ook vandaag wil de Nederlandse regering zich niet richten tegen franssprekenden. Maar zij wil wel samen met de Vlamingen het gemeenschappelijke belang van de Nederlandse taal behartigen.
| |
Nederlandse taalunie
Ik zou graag daar uw aandacht voor willen vragen, want u bent uit hoofde van uw werk bij de zorg voor de Nederlandse taal ten nauwste betrokken. In feite staat u zo al niet in de eerste linie, dan toch in de best georganiseerde linie. Waar ik op doel is de totstandkoming van de Nederlandse Taalunie. Deze Taalunie is nog niet algemeen bekend geraakt. Dit komt omdat zij niet lang geleden is opgericht, en zich nog in haar eerste ontwikkelingsfase bevindt. Het Nederlandse Taalunie-verdrag werd op 9 september 1980 in Brussel ondertekend, na jaren van onderhandelen. Daarna werden de organen van de Taalunie opgericht. Dat zijn er vier. In de volgorde van het verdrag zijn dat: het Comité van Ministers; de Interparlementaire Commissie; de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren; en het Algemeen Secretariaat. In het Comité van Ministers zitten op het ogenblik vijf ministers, namelijk drie Belgen, de ministers Poma, Galle en Lenssens, en twee Nederlanders, de ministers Brinkman en Deetman. De Interparlementaire Commissie telt veertien leden. Daarvan zijn er zeven lid van het Belgische Parlement en zeven van de Nederlandse Staten-Generaal. De Raad van de Nederlandse Taal en Letteren heeft 45 leden, een derde benoemd door de Nederlandse ministers, een derde door de Vlaamse ministers en een derde door het Comité van Ministers van de Taalunie. Het Algemeen Secretariaat is in Den Haag gevestigd, de algemeen secretaris is een Vlaming en de plaatsvervangende secretaris is een Nederlander. En ten slotte het geld. De kosten van de Taalunie worden gedragen door Nederland en België in de verhouding van 2 staat tot 1.
Deze opsomming is misschien wat saai geweest, maar zij had toch een duidelijk doel, namelijk om duidelijk te maken hoezeer de Taalunie gedragen wordt door Nederland en Vlaanderen samen. De Taalunie is een klein supra-nationaal orgaan, opgericht bij een volkenrechtelijk tractaat van Nederland en België. In haar soort is de Taalunie enig in de wereld. Behoedt de Unie wel.
En nu het belangrijkste: wat moet die Taalunie doen, wat mag ze doen en wat staat er op het vuur voor de korte termijn? Ten eerste, wat moet de Taalunie doen. De doelstelling is in het verdrag duidelijk, maar wat algemeen en ruim omschreven. De Taalunie heeft één doel, de integratie van Nederland en de Nederlandse gemeenschap in België, op het gebied van de Nederlandse taal en letteren, in de ruimste zin. Om dat ene doel, de integratie, te verwezenlijken moet de Taalunie zich richten op de gemeenschappelijke ontwikkeling van het Nederlands, op bevordering van de kennis en het verantwoorde gebruik van het Nederlands, op bevordering van de Nederlandse letteren, en op bevordering van de studie en verspreiding van de Nederlandse taal en letteren in het buitenland. En op elk van deze onderdelen van het ene grote doel integratie, kunnen gemeenschappelijke bepalingen worden gemaakt, gemeenschappelijke instellingen worden opgericht of een gemeenschappelijk beleid worden gevoerd. Het verdrag is over deze dingen zeer uitvoerig. Ik wil dat niet allemaal herhalen, maar als u het precies wilt weten kunt u het nalezen in het verdrag zelf, dat echt geen geheim stuk is, maar in Nederland en België in het tractatenblad is gepubliceerd.
| |
Doelstelling
De doelstelling heeft een verre strekking, de uitvoering beslaat een breed vlak. Zal de Taalunie zich daaraan vertillen? Het antwoord op die vraag hangt helemaal af van de weg die zal worden bewandeld. In feite wordt langs twee wegen gewerkt. Er zijn ten eerste projecten die de Taalunie met eigen middelen ondersteunt, en er zijn projecten die de Taalunie kan uitvoeren nadat ze aan de Taalunie zijn overgedragen, zijn overgeheveld, van het werkterrein van een ministerie in Nederland of België naar het werkterrein van de Taalunie. Wie een beetje bekend is met de functionering van ministeries, waar ook ter wereld, zal begrijpen, dat die overheveling niet in een sneltreinvaart gaat. Eerder gaat het met de snelheid van een slak op een teerton. Met bevordering van projecten van anderen, gaat het makkelijker. En daar gebeurt ook het een en ander. Ik noem u twee dingen. Dank zij de Taalunie zijn er beleidsafspraken gemaakt tussen Belgische en Nederlandse ministers over de voortgang van het werk voor de Nederlandse lexicologie te Leiden. Dank zij de Taalunie kan er nu weer vlot gewerkt worden aan het Woordenboek der Nederlandse Taal, en zal er in 1984 het recordaantal van 13 afleveringen tot stand komen. Dat is punt 1; punt 2 betreft de bemoeienis van de Taalunie, ook financieel, met de totstandkoming van een Algemene Nederlandse Spraakkunst. Het werk aan de A.N.S., de Algemene Nederlandse Spraakkunst, is al jaren geleden, in 1976, begonnen, maar dank zij de Taalunie werd de uitvoering van het redactionele werk tot het einde toe financieel mogelijk gemaakt. De nieuwe spraakkunst komt eind van dit jaar klaar. Wij denken de nieuwe aanwinst op 13 november aan het publiek te kunnen tonen. Dat wordt dan het eerste tastbare bewijs van het werk van de Taalunie. Ik mag er wel uw aandacht voor vragen.
De Taalunie brengt Noord en Zuid bij elkaar, zij is tot stand gekomen omdat Noord en Zuid op dit punt elkaar de hand hebben willen geven. Er is de politieke wil om op dit gebied de eigen particularistische strevingen in te ruilen voor iets wat Willem van Oranje de generaliteit noemde. U weet het, Willem van Oranje streefde niet naar de eenheidsstaat, maar hij wilde wel dat alle gewesten in de opstand tegen Spanje ten minste één buitenlandse politiek zouden voeren en één militaire politiek. Het ging hem niet om een centralistische eenheid, maar om eendracht van vrije gewesten, om eendracht in verscheidenheid.
Het is misschien wel goed om daar even bij stil te staan, want in 1984 is het niet alleen 400 jaar geleden dat Vilvoorde weer, door Parma, onder Spaans gezag werd gebracht, maar morgen is het ook precies 400 jaar geleden dat Willem van Oranje overleed. En morgen wordt dit feit in Delft herdacht, in de Nieuwe Kerk, in aanwezigheid van Koningin Beatrix, Koning Boudewijn en ook Groothertog Jan van Luxemburg, zelf een afstammeling van de Walramse tak van de Nassaus. Willem van Oranje werd de grondlegger van de Noordnederlandse staat. Dat was de uitkomst van zijn werken, dat was niet zijn doel. Zijn doel was een vaderland van 17 gewesten, vrij van overheersing door vreemdelingen, vrij van geloofsdwang, vrij van absolutisme en van wreedheid in de rechtspleging. Het doel is niet geheel bereikt. De Nederlanden werden gedeeld in de Spaanse Nederlanden en 'n soevereine republiek. Het werd een deling, die vooral na 1585, na de val van Antwerpen, heeft geleid tot een ware uittocht uit Vlaanderen en Brabant van personen en kapitaal, talent en energie meestal naar het Noorden, waar deze mensen de grondslag leg- | |
| |
den voor de gouden eeuw van de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën. Er kwam, ook in de Noordelijke Nederlanden, aanvankelijk geen echte godsdienstvrijheid. De wreedheid in de rechtspleging heeft ook voortgeduurd, al kwam in het Noorden het eind van de heksenvervolging ongeveer een eeuw eerder dan bij voorbeeld in Lotharingen en werden in de Spaanse Nederlanden geen brandstapels meer opgericht. Maar het absolutisme van de Habsburgers was in het Noorden voorbij en regeren met de volksvertegenwoordiging werd weer voortgezet naar diepgeworteld, eeuwenoud model.
Wanneer wij morgen Willem van Oranje herdenken, dan doen wij dat omdat wij ons bewust zijn van de waarde van zijn geestelijke erfenis, ook voor ons eigen leven, hier en nu. Willem van Oranje is zeker de grondlegger van de Noordnederlandse staat, maar hij was geen nationalist. Ook wat dit betreft past hij in de idealen van onze generatie. Wij houden van ons land, maar wij waarderen de anderen als onze naasten, en willen met die anderen samenwerken. Voor vrede, recht en welvaart.
Met de Belgen willen wij bovendien samenwerken in het belang van onze gemeenschappelijke cultuur, en met de Vlamingen in het bijzonder in het belang van onze gemeenschappelijke taal.
Deze vakantiecursus is een uitdrukking van de goede wil tot culturele samenwerking tussen Noord en Zuid. U bewijst door uw deelneming, dat u van dezelfde goede wil bezield bent. Ik wens u allen veel plezier en voldoening toe.
Dr. E. NORDLOHNE directeur bij het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen
Toespraak gehouden te Vilvoorde op 9 juli 1984, bij de opening van de Vakantiecursus.
| |
Lesbrief Oranje
Van de centrale directie voorlichting van het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen ontvingen wij een lesbrief met handleiding over het leven van Willem van Oranje.
Het materiaal is bestemd voor de leerlingen van de zesde klas van de basis-school. In het Nederlands lager onderwijs wordt de 16e eeuw doorgaans in de vijfde klas behandeld.
Deze lesbrief kan ertoe bijdragen, dat de belangstelling voor Willem van Oranje bij de leerlingen in de vijfde klas gewekt in de zesde klas wordt verbreed en verdiept. Van de handleiding die bestemd is voor de onderwijsgevenden zijn 9.000 exemplaren gedrukt. De lesbrief is gemaakt in een oplage van 210.000 exemplaren. De stukken worden gezonden naar alle scholen die hebben laten blijken dat zij de brief en handleiding willen ontvangen.
Besteladres:
Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen Postbus 20551 2500 DEN HAAG
|
|