Leefmilieu
Verwerkingsfabriek voor giftige afval in het Antwerpse
Jaarlijks produceert het Vlaamse gewest 5 tot 6 miljoen ton afval, waaronder 300.000 ton probleemafval. Momenteel worden deze gevaarlijke stoffen verwerkt in het buitenland (o.m. in het Rotterdamse afvalverwerkingsbedrijf Rijnmond) of verdwijnen in de illegaliteit.
De Vlaamse regering is nu echter van plan om in samenwerking met de privé-sector een afvalverwerkingsbedrijf op te richten in het Antwerpse. Deze locatie werd gekozen omdat de provincie Antwerpen de grootste producent is van giftig industrieel afval. Bovendien stipuleert de conventie van Marpol (1973) dat elke zeehaven tegen 1986 moet beschikken over een verwerkingsinstallatie voor olieresidu's en resten van chemische stoffen van zeeschepen.
De Vlaamse regering nam zelf het initiatief in handen om zulk bedrijf op te richten. Reeds in 1983 werd een studievennootschap opgericht om de haalbaarheid van een dergelijk project na te gaan.
Gemeenschapsminister van Leefmilieu, Lenssens, pleitte van het begin af aan voor een overheidsdeelname. Hij was van mening dat de overheid enkel zekerheid heeft dat de verwerking van dergelijke giftige stoffen op een verantwoorde manier gebeurt, als ze er zelf bij betrokken is.
In dit najaar zal dan ook de Vlaamse regering, samen met een tiental privébedrijven, overgaan tot de oprichting van de gemengde N.V. Indaver (Industriële Afvalverwerking). Bedoeling is om eind 1987 het bedrijf op te starten.
Ondertussen is er reeds protest gerezen tegen deze plannen. De milieubeweging is heel verheugd dat de Vlaamse overheid zinnens is om het probleemafval op een efficiënte manier aan te pakken, maar ze vreest toch dat de inplanting van dergelijk bedrijf milieu-overlast met zich mee kan brengen. Zij dringt er dan ook op aan dat naar Nederlands model voorafgaandelijk een milieu-effectrapport zal worden opgesteld.