De religie
De Republiek der Verenigde Nederlanden, eigenlijk een bond van staten, ontstond vooral uit ideeën over zelfbeschikking en betreffende de godsdienst. In de strijd om de (vrijheid van) godsdienst in de Nederlanden is Oost-Friesland, in het bijzonder de stad Emden, van zeer grote betekenis geweest. De Reformatie was er gebracht door predikers, die uit de Nederlanden kwamen. De vervolging daar zorgde er voor, dat een groot aantal calvinisten wegtrok en elders een toevlucht vond. Emden was voor deze bannelingen erg belangrijk; duizenden kwamen hier terecht en ze werden er des te gemakkelijker opgenomen, waar de taal niet of nauwelijks een barrière betekende en ze zich daardoor gemakkelijk in de kerkelijke gemeente van Emden konden invoegen. Ze kregen door hun aantal de overhand en beïnvloedden dus ook de kerktaal. Vooral in het derde kwart van de 16de eeuw had Oost-Friesland grote betekenis voor de Reformatie in de Nederlanden. Emden was het uitgeverscentrum, van waaruit veel gereformeerde lectuur Nederland in gezonden werd en was een tijd lang de zetel van de ‘moederkerk’. Hier werden de predikanten opgeleid. Emden was, tenslotte, het vergaderoord van een beroemde synode, van 4-13 oktober 1571, waar belangrijke besluiten genomen werden, die de kerkorde in Nederland nog lang bepaalden.
Predikanten, in Emden gevormd, hebben een grote rol gespeeld bij het in Nederland vaste voet krijgen van het calvinisme. Voor de noordelijke Nederlanden neemt daarbij de in Eelde geboren, in Groningen op school geweest zijnde en later aan diverse Duitse universiteiten gestudeerd hebbende Menso Alting (1541 -1612) een belangrijke plaats in. Menso Alting was dé predikant in Emden en van daaruit dé adviseur van bestuurders in de noordelijke Nederlanden bij de organisatie van de calvinistische kerk.
Nog belangrijker voor Groningen was een tweede predikant, de in Oost-Friesland geboren Ubbo Emmius, tevens rector van de Latijnse school in Norden. Hij verhuisde naar Groningen, werd daar opnieuw rector van de Latijnse school, die hij tot grote bloei bracht en bereidde de universiteit te Groningen voor - hij werd in 1614 de eerste Rector Magnificus. Hij bleef niet de enige Duitse hoogleraar; na hem kwamen er nog vele, in de 17de eeuw kwamen van de 52 Groninger professoren 27 uit Duitsland.
De 17de en 18de eeuw, de tijd dus, waarin van de Republiek zo'n grote intellectuele en culturele aantrekkingskracht uitging, kregen alle Nederlandse universiteiten ook een stroom van Duitse studenten te verwerken. Aan de universiteit van Leiden bijv. studeerden tussen 1575 en 1750 ongeveer 11.000 studenten uit Duitse landen. Die uit Oost-Friesland en het overige Noordduitse kustgebied gingen meestal naar Groningen, of naar de andere universiteit in het noorden van de Nederlanden, die te Franeker. In Groningen kwamen tussen 1615 en 1800 van alle studenten (11.000) 3000 uit dit gebied, dus 27% en in Franeker waren dat er tussen 1585 en 1811 2379 van de 14.000 studenten, of 17%. In cultureel opzicht stonden Oost-Friesland en Groningen elkaar zeer na, wat verder ook blijkt uit het feit, dat veel studenten