Nederlands in Rijnland-Westfalen
Betreft: T. de Graaf: Enkele gedachten over het onderwijs in de Nederlandse taal aan duitstalige gymnasiasten in Noordrijn-Westfalen (Neerlandia, februari 1984).
In het februarinummer van Neerlandia publiceerde T. de Graaf een artikel, waarin hij zich bezighoudt met het onderwijs van de Nederlandse taal aan gymnasia in Noordrijn-Westfalen. Enkele punten behoeven m.i. een rectificatie.
Er kan geen twijfel over bestaan, dat de Nederlandse inspanningen rondom het aanleren van de Duitse taal veel groter zijn dan de Duitse inspanningen voor het Nederlands: dus dat de verdere verbreiding van het vak Nederlands aan Duitse scholen te wensen en vanuit cultuur-politiek gezichtspunt noodzakelijk is. Dat echter door het huidige tekort aan gemeenschapsgelden verdere uitbreiding en vernieuwingen bijzondere moeilijkheden in de weg worden gelegd, is ook'in Nederland niet onbekend. Het leer-psychologische probleem van het op elkaar inwerken, juist bij nauw verwante talen, is niet met enkele zinnen af te doen. Toch staat het voor de ervaren leraar Nederlands vast dat de verwantschap tussen het Nederlands en het Duits, vooral in het begin bij het eigen maken van de taal een, in vergelijking met andere vreemde talen, verhoogde leerprogressie toestaat, maar dat die echter in latere leerfasen vooral op het niveau van de lexicologie bijzondere problemen opwerpt.
De opleiding van leraren is wettelijk geregeld. De wet schrijft voor dat de leraar voor het gymnasiaal onderwijs een wetenschappelijke studie aan een universiteit moet doorlopen, waarna - op dit moment - een tweejarige praktijkopleiding volgt aan een districts-seminarie, waarbij het zwaartepunt op methodiek en didactiek ligt. Als ‘Fachleiter’-Nederlands heb ik er altijd mijn opgave in gezien de kandidaten op een wetenschappelijk gefundeerde grondslag hulp voor de praktijk te geven om beslissingen te nemen om zelfstandig te kunnen functioneren. Wie hier van verwaarlozen spreekt, kan zich ter plaatse op de hoogte stellen.
Dat de leraren Nederlands in de BRD niet dezelfde status hebben als hun Duitse collega's is te betreuren; het is echter een kwestie van de rechten van buitenlanders en ambtenaren, alsook de wederzijdse erkenning van diploma's, hetgeen de Duitse leraren niet kan worden aangerekend.
De strekking van het artikel komt, zoals ik het ervaar, te zeer neer op confrontatie tussen Nederlandse en Duitse leraren. Collega De Graaf begaat precies de fout die hij de heer H. Combecher verwijt: hij beweert en gooit alles op een hoop, waarbij tegelijkertijd heel duidelijk op de eigen verdiensten wordt gewezen.
Bij alle verdiensten houd ik het niet alleen voor een slechte stijl, maar ook tegen de belangen van een vak gericht, waarover vaak genoeg een beetje medelijdend wordt geglimlacht (een Nederlands grapje: Wat, bemoeit hij zich met ons kleine taaltje? - een Duits grapje: Nederlands - bestaat dat ook?).
Samenwerking en collegialiteit, zoals ik deze in het kader van mijn samenwerking met het ANV heb leren kennen, zijn de betere methoden om de problemen op te lossen en de verschillende standpunten tot elkaar te brengen.
(P.W. Jaegers, Fachleiter für Niederländisch an den Bezirksseminaren (Sekundarstufe I/II) in Aachen und Jülich).