selektieve relancemaatregelen kunnen worden overwogen op het stuk van de fiskaliteit, de investeringen, de infrastruktuur. Waarom niet een poging doen om in de drie Benelux-landen een selektieve relance op gang te brengen volgens dezelfde criteria?
7. De Belgische regering hanteert sedert de devaluatie van 1982 de zogenaamde kompetitiviteitsnorm, waarbij de kostenevolutie in ons land bestendig wordt vergeleken met de kostenevolutie bij onze zeven voornaamste handelspartners. Waarom zouden de drie Benelux-landen niet dezelfde kompetitiviteitsnorm hanteren, zodat de vergelijkingen tussen de drie landen veel geloofwaardiger zouden worden en tevens ook met meer objektiviteit zou kunnen worden overlegd hoe het konkurrentievermogen moet worden in stand gehouden?
8. Op het stuk van de openbare financiën zou men ook onder Benelux-landen kunnen pogen de budgettaire metodologieën te harmonizeren als een eerste stap in de richting van een meer verregaande samenwerking. Waarom niet eens op een onbetwistbare wijze berekenen en vergelijken wat in de drie landen door de overheid wordt uitgegeven per werkloze, per leerling in het middelbaar onderwijs, per universiteits-student, per ziekteverzekerde, per gehospitalizeerde, per theaterbezoeker, per treinreiziger, per metrogebruiker, enz. enz.?
9. De drie Benelux-landen worden zeer zwaar getroffen door de problemen van de herstrukturering van hun traditionele sektoren. Elk land is vanzelfsprekend verantwoordelijk voor de oplossing van zijn eigen strukturele vraagstukken. Op het stuk van de staalnijverheid zijn België en Luxemburg erin geslaagd een, naar mijn mening, zeer goed samenwerkingsakkoord tot stand te brengen tussen Arbed, Sidmar en Cockerill-Sambre. Het blijft mijn hoop dat ook, vroeg of laat, belangrijke Nederlandse staalproducenten zich zullen kunnen aansluiten bij bepaalde vormen van samenwerking. Een Benelux-staalnijverheid, daarom nog niet geïntegreerd, maar in elk geval verbonden door onderlinge samenwerking en taakverdeling, staat ongetwijfeld veel sterker op de Europese en de internationale markt.
10. De kleine en middelgrote ondernemingen hebben hun deugdelijkheid aangetoond, doorheen de krisis, dank zij hun soepele strukturen en hun vindingrijkheid. Een van hun grote problemen is evenwel hun efficiënte penetratie op buitenlandse en vooral ver afgelegen markten. Waarom zouden de organizaties die zich met KMO's bezighouden in de drie Beneluxlanden niet gezamenlijk strukturen uitbouwen die de prospektie en de penetratie op buitenlandse markten zouden vergemakkelijken?
11. Is het redelijk, in deze tijd van besnoeiingen en krampachtig zoeken naar grote doelmatigheid, dat onze drie Benelux-landen in vele ver afgelegen landen van geringer politiek en ekonomisch belang aparte diplomatieke vertegenwoordigingen in stand houden? Ik pleit nog niet voor één Benelux-ambassadeur omdat we realistisch moeten blijven. Maar ongetwijfeld moet het mogelijk zijn tot een doelmatige taakverdeling over te gaan tussen de diplomatieke vertegenwoordigingen van de drie landen in het buitenland.
12. De relaties met de landen van de Derde Wereld staan centraal in de strukturele oplossing van de huidige wereldkrisis. Zouden de Benelux-landen geen pionierstaak op zich kunnen nemen door een gezamenlijke aanpak van het ontwikkelingsbeleid in een aantal landen van de Derde Wereld, op basis van zorgvuldig uitgekozen projekten? Een geïntegreerde benadering met overheidshulp, privé-financiering, zachte leningen, transfer van technologie, vorming en opleiding is ook voor de eigen bedrijven van biezonder groot belang.
Bovenstaande lijst van suggesties is niet eens limitatief. Waarom zouden de Benelux-landen niet opnieuw de rol kunnen spelen die de hunne is geweest in de jaren '50? Vele dingen zijn noodzakelijk indien we ekonomisch, technologisch en ook sociaal willen standhouden in deze bewogen tijden. Maar het volstaat niet, in te zien wat noodzakelijk is. Het moet ook politiek mogelijk worden gemaakt. Dit is de taak van de politici, maar in een demokratische samenleving, veronderstelt dit dat zij zich gesteund weten door de openbare opinie.
Mark EYSKENS, minister van Ekonomische Zaken.