Benelux in wordend Europa
Dit jaar viert Benelux zijn 40-jarig bestaan. Op 5 september 1944 ondertekenden de regeringen in ballingschap in Londen een Douane-Overeenkomst, welke leidde tot de instelling van een Douane Unie op 1.1. 1948. Daarmee deden zij een historische stap op de weg naar de wederopbouw en eenwording van Europa. De Benelux-regeringen hebben sedertdien een voorbeeld gegeven, hoe economische integratie tot stand kan komen. Regeringen, afzonderlijke politici en regeringsfunctionarissen hebben daarnaast de integratiegedachte in Europa uitgedragen, gedurfde initiatieven genomen en met wijsheid en doorzettingsvermogen onderhandelingen geleid, die de Europese eenwording ten goede zouden komen.
Nu, 40 jaar later, is het goed even terug te blikken om zich daarna enig idee te vormen van de toekomst. We volgen daarbij de wijze dichtregels:
‘In het verleden ligt het heden,
in het nu wat komen zal’.
Voor de 2de wereldoorlog waren er reeds pogingen ondernomen om tot een nauwere economische samenwerking te komen tussen België, Nederland en Luxemburg. Het Verdrag van Ouchy, dat voorzag in een 50% onderlinge tariefvermindering, kon echter niet worden uitgevoerd tengevolge van verzet van Engelse zijde gebaseerd op de meest-begunstigingsclausule.
De economische ontreddering van de depressie der 30er jaren en de verschrikking van de 2de wereldoorlog, waren redenen te over voor de ministers van Buitenlandse Zaken Spaak, Bech en Van Kleffens en hun collegae van financiën om een betere toekomst op te bouwen door bundeling van krachten. De Douane-overeenkomst, die zij in 1944 in Londen ondertekenden, kon overigens pas op 1 januari 1948 in werking treden, omdat de oorlog in zijn laatste jaar vooral in Nederland nog zeer hard had toegeslagen, terwijl België en Luxemburg eerder konden worden bevrijd en reeds eerste stappen naar herstel konden zetten.
Op 1 januari 1948 werden op één ogenblik alle douanetarieven aan de binnengrenzen afgeschaft en vervangen door één gemeenschappelijk buitentarief.
Op dat moment begint de uitbouw van de Benelux-samenwerking tot een gemeenschappelijke markt, die in Europa nog steeds een voorbeeld mag worden genoemd van vrijheid, eenvoud en efficiency. Juist nu, na enkele mislukkingen op topconferenties van de E.G., neemt de belangstelling van buurlanden voor het Benelux-wonder toe.
We behoeven niet lang stil te staan bij deze uitbouw van de Benelux-integratie sedert 1 januari 1948. Tenslotte zijn het de bereikte resultaten die tellen. Wel is het ook in relatie tot de huidige Europese problematiek van belang te vermelden dat de Benelux-samenwerking steeds nauw verband hield met de Europese samenwerking. Het staat vast, dat de Marshall hulp en de daaruit voortgekomen Europese samenwerking in de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (O.E.E.S., voorganger van de huidige bredere O.E.S.O.) het Benelux-integratie-proces hebben bevorderd. In de O.E.E.S. kwam b.v. de Europese Betalings Unie tot stand, die een multilateraal betalingsverkeer mogelijk maakte, hetgeen voor open-economieën als de drie landen van vitaal belang was. Het is dan ook niet te verwonderen dat een Belg, de huidige prof. Triffin uit Yale de grondslag legde voor dit innovatieve clearing systeem. Hetzelfde gold voor de internationale handel. Graaf Snoy et d'Oppuers (destijds bekend als Baron Snoy) was in de O.E.E.S. voorzitter van de ‘Steering board for Trade’, die Europa bevrijdde uit de verstikking van bilaterale contingenten door de invoering en bewaking van de liberalisatie-code, welke uiteindelijk een liberalisatiepercentage van 90% van de invoer verplicht stelde. Dezelfde Snoy was aan Belgische kant als Secretaris-Generaal van Economische Zaken de topambtenaar die het Benelux economische beleid voorbereidde. Hun verder gevorderde economische integratie bevestigden de Beneluxlanden in de 50er jaren door zich als economische eenheid t.a.v. de O.E.E.S.-liberalisatieverplichtingen te presenteren, zoals ook in dezelfde tijd meer dan 20 bilaterale Benelux-handelsverdragen werden gesloten. Benelux in Europa stond eigenlijk steeds op de voorgrond. De Belgische ambassadeur bij de O.E.E.S.,
Roger Ockrent, zat de onderhandelingen over de grote vrijhandelszone tussen enerzijds de ‘zes’ en anderzijds de overige O.E.E.S.-landen - later gecombineerd tot de Europese vrijhandelszone (EVA) - op diplomatiek niveau voor. Helaas mislukten deze onderhandelingen vooral door de Franse halsstarrigheid. De huidige problemen over de financiering van de E.G. met name met de Engelsen tonen aan, dat de toen voorziene regeling van de grote vrijhandelszone, waarbinnen de E.E.G. van de ‘zes’ een eenheid zou vormen, nog niet zo gek was.
Intussen waren de Benelux-regeringen in hun pogingen om tot een grotere economische eenheid in Europa te komen niet stil blijven staan. Na het mislukken van de onderhandelingen over een Europase Defensie Gemeenschap, getorpedeerd door de toenmalige Franse premer Mendès France, namen de Benelux-regeringen het initiatief om te komen tot een Europese Douane Unie. De Ministers Beyen, Spaak en Bech deden voorstellen, die leidden tot de conferentie van Messina, waarna onder leiding van Spaak de onderhandelingen werden gevoerd welke uitmond-