Neerlandia. Jaargang 88
(1984)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermdNederlands in het Oostelijk grensgebiedPassend in het activiteitenpatroon belegde de de Vereniging Zannekin op zaterdag 22 oktober 1983 de jaarlijkse Ontmoetingsdag.
Als plaats van samenkomst had men opnieuw de keus laten vallen op het voormalig klooster Frenswegen bij Nordhorn in de Graafschap Bentheim. Het ochtenddeel van het programma stond in het teken van de taalgeschiedenis van de gebieden die in het oosten aan Nederland grenzen. Om het inzicht in deze problematiek te verdiepen was een beroep gedaan op de heer Taubken uit Münster. Hij begon met op te merken, dat wij, vertrouwd als we zijn met het samenvallen van landsgrens en taalgrens, ons maar moeilijk kunnen voorstellen dat in het verleden deze scherpe afbakening in het geheel niet of nauwelijks bestond. Daardoor is het mogelijk geweest dat in het verleden het Nederlands in een groot deel van het aangrenzende stuk Duitsland gedurende enkele eeuwen van grote betekenis is geweest. En werkelijk niet alleen in het Nederrijnland, waar het trouwens van oudsher de taal geweest is waarin de bevolking zich uitdrukte. | |
Oost-FrieslandDe taaltoestand in Oost-Friesland (en in Bentheim, maar daarover straks meer) verschilt opvallend van die in het Nederrijnland. In deze twee gebieden is het Nederlands op de golven van de Reformatie naar de opvatting van Calvijn er de cultuurtaal geworden. In Oost-Friesland had zich in de loop van de 14e eeuw de overgang voltrokken van het Fries naar het Nederduits. In het noordoostelijk deel dat tot het Bisdom Bremen behoorde, voltrok zich later de overgang naar het Hoogduits; dit was mee een gevolg van het feit dat hier de Hervormingsbeweging in Lutherse banen werd geleid. Dat was niet het geval in het zuidwestelijk deel, dat (net als het gewest Groningen) deel uitmaakte van het Bisdom Münster; daar kreeg de Hervorming een Calvinistisch uitzicht en volgde daarin het tot de Nederlanden behorend deel van dit Bisdom. Als later (in de zestiger jaren van de 16e eeuw) grote aantallen uit de Nederlanden afkomstige vluchtelingen zich in Emden gaan vestigen, dragen ze in belangrijke mate bij tot versterking van de positie van de Nederlandse taal in dit gebied. In de loop van de 17e eeuw krijgt de Keurvorst van Brandenburg het in Oost-Friesland te vertellen. Hoe vreemd het ook al mag klinken, deze machtsovername had tot direct gevolg een versterking van het Nederlandse taalpatroon; dit hield verband met de vrees van de bevolking dat de band met deze taal wel eens zou kunnen worden doorgesneden.
Met het verstrijken van de 18e eeuw gaat het klimaat langzaam maar zeker veranderen. Zo worden de verslagen van de zittingen van de Emder Raad deels in het Nederlands, deels in het Hoogduits verwoord. In zekere zin wordt de oude toestand hersteld als door toedoen van Napoleon Oost-Friesland deel gaat uitmaken van het Koninkrijk Holland; het Nederlands wordt dan in heel het gebied (dus ook in het noord-oostelijke) de cultuurtaal. Als korte tijd later een streep gehaald wordt door deze Napoleontische ‘schepping’ (het gebied wordt met het tegenwoordige Ne- | |
[pagina 95]
| |
derland bij Frankrijk ingelijfd), wordt het Frans de officiële taal. Ook deze toestand is niet blijvend; als na het Wener Congres de Koning van Hannover het in Oost-Friesland voor het zeggen krijgt, wordt het Hoogduits bevorderd tot bestuurstaal en dùs tot cultuurdrager. Kort en goed komt het erop neer dat Oost-Friesland in een tijdsbestek van ruim tien jaar drie keer van taal heeft moeten wisselen. Als gevolg van de in gang gezette verhoogduitsingsmachinerie duurde het niet lang of het Nederlands kreeg het etiket ‘minderwaardig’ opgeplakt. Zo moest in de kerken voortaan in het Hoogduits gepreekt worden en ook de kerkboeken behoorden (vanaf 1863) in deze taal gesteld te zijn. Het verhoogduitsingsproces kreeg een versnelling vanaf het ogenblik dat er jonge predikanten hun intrede in de gemeenten deden, die hun studies in het Hoogduits gedaan hadden, opgeleid als ze waren aan Duitse universiteiten en niet meer (zoals voorheen) aan Nederlandse. Van grote betekenis voor de Nederlandse taalsituatie in Oost-Friesland (en hetzelfde geldt voor Bentheim en het Nederrijnland) is geweest het jaar 1848. In dit revolutiejaar begon in Duitsland een nationaal saamhorigheidsgevoel te ontwaken dat in 1862 zou leiden tot de vestiging van de eenheidsstaat. En in deze éne Duitse staat was maar plaats voor één taal: het Hoogduits; deze taal werd de uitverkoren drager van de nationale gedachte. En zo kon in de tweede helft van de vorige eeuw zich de overgang naar het Hoogduits zonder al te grote moeilijkheden voltrekken. | |
BentheimDe ontwikkeling op taalgebied voltrok zich in dit gewest langs geheel eigen lijnen. Net als in andere delen van Duitsland won het Hoogduits het hier van het Nederduits als gevolg van de beslissing van de landsheer (de graaf werd Luthers). Een volgende graaf evenwel werd Calvinistisch als gevolg waarvan het gebied zich geestelijk ging oriënteren op de Nederlanden, waardoor de Nederlandse taal steeds meer de kerkelijke taal werd en via de kerk die van het volk. Dit taalgebruik werd in belangrijke mate versterkt, toen een graaf overging naar de Rooms-Katholieke Kerk; het volk dat zich in zijn vrijheid van godsdienst bedreigd voelde, ging toen steun zoeken bij de Staten-Generaal. Toen Bentheim in het begin van de vorige eeuw onder het bestuur van de Hannoverse koning kwam te staan, werd aanvankelijk niet getornd aan de verworven rechten van het Nederlands. Wel begon via de wegen van de administratie het Hoogduits voortdurend in betekenis toe te nemen; dit was vooral het geval in de Oppergraafschap. Als ook in de scholen in de Nedergraafschap het onderwijs in het Hoogduits verplicht gesteld wordt, duurt het niet lang of het Nederlands begint naar de tweede plaats af te zakken. Rond 1880 is op het officiële vlak de wisseling van taalrol voltrokkenGa naar eind(1). | |
[pagina 96]
| |
LingenDit graafschap heeft zijn geheel eigen taalgeschiedenis geschreven. Hier zet de vernederlandsing al in in het begin van de 16e eeuw en wel als gevolg van de wisseling van Heer. Dit leidde er uiteindelijk toe, dat de Prins van Oranje het hier voor het zeggen kreeg, waardoor Lingen politiek deel ging uitmaken van de Republiek (was vertegenwoordigd in de Staten van Overijssel)Ga naar eind(2). De kerkelijke situatie onderging hiervan de gevolgen; voortaan was maar alleen meer de Gereformeerde Kerk toegestaan; de Rooms-Katholieke meerderheid van de bevolking moest zich tevreden stellen met een schuilkerk-bestaan. Deze bevoorrechte positie van de Gereformeerden bleef gehandhaafd toen Pruisen in 1702 de macht overnam. Het voormalig klooster Frenswegen bij Nordhorn in het graafschap Bentheim, waar de vereniging Zannekin haar jaarlijkse ontmoetingsdag hield.
In de loop van de 17e eeuw werd het Nederlands de bestuurstaal in Lingen. Daarvoor was het het Nederduits geweest; het was in deze taal waarin het gewone volk zich aanvankelijk bleef uitdrukken. Maar met het verstrijken van de jaren won het Nederlands steeds meer aan betekenis; dit was vooral het geval na 1648. Ook na de Pruisische machtsovername behield het Nederlands de eerste plaats. Eerst rond het midden van de 18e eeuw gaat het beeld veranderen; langzaam maar zeker gaat vanaf dat ogenblik het proces van de verhoogduitsing zich voltrekken.
Het gebruik van het Nederlands in Lingen zou dienst gedaan hebben als een soort schibbolet; uit het taalgebruik kon afgeleid worden tot welke kerkelijke groepering men hoorde. Naar de mening van Dr. Taubken is deze voorstelling niet in overeenstemming met de werkelijkheid; ook in de kring van de Rooms-Katholieken bediende men zich van het Nederlands (hun priesters trokken ze aan uit o.a. Twente). Nadat de Pruisen de machtstouwtjes hebben overgenomen, verandert er aanvankelijk op taalgebied erg weinig. Zelfs is er in het begin sprake van toeneming van het gebruik van het Nederlands (mogelijk als uiting van verzet tegen de nieuwe machthebbers). Eerst rond 1800 wordt van hogerhand opdracht gegeven over te schakelen op het gebruik van het Hoogduits. Ongemerkt had deze taal toch al terrein gewonnen; de politiek getinte verslagen, bestemd als ze waren voor Berlijn, moesten in het Hoogduits opgesteld worden. Hoe groot de plaats van het Nederlands in de Lingense samenleving nog was, blijkt duidelijk uit de afkondiging van de verordening op het afgraven van het veen; die was in het Nederlands gesteld omdat het gewone volk deze taal kon lezen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat, wanneer in de 19e eeuw het Hoogduits de officiële schrijf-taal moet worden, de teksten nog vaak doorspekt zijn met Nederlandse woorden.
Uitvoerig stond de spreker stil bij de grote invloed die is uitgegaan van het onderwijs. Vóór 1600 werd in de Katholieke scholen het Nederduits onderwezen. Na 1674 maakte de vernederlandsing van het onderwijs snel vordering en wel als gevolg van de komst van Nederlandse kosters en meesters. Van bijzondere betekenis voor het onderwijs in de Graafschap Lingen is het gymnasium geweest. Erg verwonderlijk is dat niet als bedacht wordt, dat in het begin uitsluitend uit de Nederlanden afkomstige leerkrachten werden aangetrokken. Bovendien bestond in de begintijd het derde deel van het leerlingenbestand uit Nederlandse studenten. Als daar dan nog bijgeteld worden de jongelui die afkomstig waren uit Bentheim en Oost-Friesland, dan blijkt nog duidelijker van welk groot belang deze school voor het Nederlands in deze gebieden was.
Marten HEIDA |
|