spiegel van de nederlanden
Toekomst CDA onzeker
De toekomst van de grootste politieke partij van Nederland, het Christen-Democratisch Appèl (CDA) is in hoge mate onzeker. Zal de partij in de komende jaren haar grootte en haar invloed kunnen handhaven? Een vraag die zich steeds sterker opdringt, zowel bij vele aanhangers van het CDA als in andere politieke regionen. En daarbij is het CDA niet alleen als de grootste regeringspartij in het geding, maar ook als het politieke onderkomen voor degenen die voorheen tot de grote confessionele partijen behoorden. Ter verduidelijking van de moeilijke positie, waarin het CDA verkeert, sprak enkele maanden geleden een uitlating van de partijvoorzitter, drs. Piet Bukman, boekdelen. ‘Waar het bij ons in het verleden aan heeft gemankeerd, is dat wij geen keuzen konden maken. Dat moet veranderen, voordat de boel uit elkaar valt. Kiezen wij niet, dan zal het CDA in vaagheid verdrinken. Het voortbestaan van het CDA is in het geding’. Daar is geen woord Frans bij. Een bewijs van een ruiterlijke erkenning van een gistingsproces in eigen partij. Het siert de partijvoorzitter.
Wat is er aan de hand met een invloedrijke, grote regeringspartij, die van haar 45 zetels in de Tweede Kamer er slechts 40 zou overhouden bij verkiezingen op dit moment? Want zo luidden de uitslagen van de opiniepeilingen in het land. Welke zijn de achtergronden en de feiten, waarover de voorzitter zich in de herfst van 1983 in het openbaar in meer algemene bewoordingen uitsprak? Hierop in een kort bestek antwoord te geven is niet gemakkelijk. Daarvoor is het probleem voor het CDA te ingewikkeld. We kunnen ons slechts tot enkele hoofdlijnen bepalen. In de hoop, dat er toch een inzicht daarmee kan worden gegeven.
In 1973 kwam een voorlopig samenwerkingsverband tot stand tussen de drie confessionele partijen: de Katholieke Volkspartij (KVP), de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en de Christelijk Historische Unie (CHU). De bedoeling was dat dit werkverband op den duur zou uitgroeien tot één organisatie, waarin de drie partijen volledig zouden opgaan. Ongeveer drie jaar geleden was het zover.
Toentertijd werden critische geluiden vernomen. Sommigen vroegen zich af of het fundament wel voldoende sterk was in ideologische zin. En ook thans zijn er niet de eersten de besten, die menen dat de geestelijke vader van het CDA, prof. dr. Piet Steenkamp en de zijnen niet meer dan een theoretische partijconstructie voor ogen heeft gestaan. Is de vrees bij de stichters voor aftakeling van elk der drie partijen, als confessionele verbanden, niet groter geweest dan de zorg om duidelijk en concreet aan te geven, wat onder christelijke politiek moest worden verstaan? Een dusdanige politiek dat allen, behorende tot verschillende confessies van het christendom, zich daarin zouden vinden. Dachten de critici misschien aan de rede van dr. Abraham Kuyper ‘Wij Calvinisten’ in 1909? Kuyper zei: ‘Federatie is door ons gewenst en blijft ons ook nu toelachen; maar fusie hebt ge steeds met alle beslistheid afgewezen, wijl fusie met langzame zelfmoord gelijk staat’. Met een beetje fantasie mag er naar deze uitspraak worden verwezen.
Hoe het ook zij, het CDA van thans is allesbehalve eensgezind. De partij verkeert in een crisis. Onomwonden staat in een rapport van enkele maanden geleden, getiteld ‘Appèl en Weerbaarheid’: ‘Het CDA ondervindt de schade door een gebrek aan eenduidige presentatie van het beleid. Niet altijd wordt een principiële, onderbouwde en consistente visie uitgedragen. Zelfvertrouwen en creativiteit lijken soms te ontbreken. Analyses van de laatste verkiezingsuitslagen wijzen uit, hoe zeer de beeldvorming van het CDA wordt bepaald door vaagheid, besluiteloosheid en verdeeldheid en hoe negatief dit uitwerkt op de kiezers’.
Ook daar is geen woord Frans bij. In hetzelfde rapport werd gesproken over ‘onderstromen’ die onderlinge afwijkende opvattingen verkondigen over de christelijke politiek. ‘Die onderstromingen moeten hun denkbeelden niet verkondigen als de absolute waarheid. Wie daartoe niet bereid is kan in een democratische partij niet functioneren. Daar staat tegenover dat men geen beleid moet voeren, waarbij wisselende groepen een zoethoudertje krijgen, teneinde de lieve vrede te bewaren’. Opnieuw oprechte taal. Een blijk van zelfkennis. Een gewetensonderzoek. Hoewel in de herfstdagen van het afgelopen jaar wat aan de late kant.
In de CDA-fractie deed zich een vleugelvorming voor en nog: een behoudende groep en een groepje progressieven. Geen schande voor een democratische partij. ‘Vleugels’ zijn er ook in de socialistische, communistische en liberale politieke groeperingen. Maar een deel van de progressieve vleugel, bestaande uit de Kamerleden mr. J.N. Scholten en de heer Stef Dijkman scheidde zich onlangs af. Zij zijn in de Kamer gebleven. Op een bijeenkomst werd onlangs afgesproken zich over de oprichting van een nieuwe partij te beraden. De twee liepen al een jaar lang uit de pas. Het was niet naar de zin van de fractieleiding die van het partijbestuur een uitspraak wenste. Een kleine meerderheid was voor vertrek van de heren uit de fractie.
De minderheid had een bemiddelingspoging gewenst. Veel heeft het optreden niet betekent. En nog niet. Hoogstens wat sensatie. Wat de twee voorstaan is van een dermate vaagheid, althans voor politiek gebruik, dat zij een getuigenis-groepje vormen. Het zal een randverschijnsel blijven, dat echter wel van invloed kàn zijn op het gebeuren in de Kamer. Kortom, er moest meer eenheid komen in de CDA-gelederen, een betere tucht in de fractie. Eenduidig optreden naar buiten. Aldus de fractieleiding.