Vele culturele initiatieven zijn door het verdrag mogelijk gemaakt. De intensiteit van de samenwerking, vooral op het particuliere vlak, is vaak veelvoudig sterker geweest dan de overheid kon verwachten.
Wat buiten het akkoord georganiseerd werd, was vaak belangrijker dan de initiatieven binnen het verdrag. Dat kan alleen maar een verheugende vaststelling zijn. Maar door de inkrimpende economische welvaart is het perspectief op een onbeperkte culturele expansie voor lange tijd begraven. Een leger van jonge werklozen heeft andere behoeften dan de generatie uit de gouden zestiger-jaren.
Onze culturele samenwerking mag aan deze nieuwe behoeften in de samenleving niet langer voorbijgaan. Het Nederlands-Belgisch Cultureel Verdrag heeft een universele draagwijdte; men kan er alle richtingen mee uit.
Maar is het cultureel akkoord van 1946 nog aangepast aan de culturele behoeften van vandaag?
Wat de Vlaamse gemeenschap betreft is het culturele landschap in de voorbije 40 jaar haast onherkenbaar veranderd. Het taal- en cultureel bewustzijn is er volwassen geworden. De Nederlandse taal is in Vlaanderen voor het eerst in de geschiedenis de exclusieve en onbedreigde overheidstaal. De Vlaamse gemeenschap beschikt over een eigen wetgevende en uitvoerende macht, een eigen administratie, een Commissariaat-Generaal voor Internationale Culturele Samenwerking en - vergeten we het niet - in de culturele hoofdstad van Nederland een eigen cultureel ‘bruggehoofd’: het Vlaams Cultureel Centrum ‘De Brakke Grond’.
De behoefte aan cultuur-politieke uitstraling, ook buiten de grenzen, is levendig aanwezig. De samenwerking binnen de Nederlandstalige gemeenschap, met Nederland dus, is een beleidsprioriteit van de achtereenvolgende Vlaamse Ministers van Cultuur. Ook de huidige minister Poma heeft bij herhaling verklaard dat de samenwerking met Nederland zijn eerste prioriteit blijft.
De Gemengde Commissie zal de Regeringen moeten adviseren op welke wijze de inhoud van het verdrag kan worden aangepast aan de nieuwe situatie en behoeften.
Hetzelfde kan langs Franstalige zijde worden overwogen. Al te lang is de Franstalige cultuurgemeenschap ‘gebukt gegaan’ onder het besef dat het Belgisch-Nederlands Cultureel Verdrag een Vlaams-Nederlands ‘onder-onsje’ was. Ook Franstalig België moet bij het cultureel verkeer met Nederland betrokken worden.
Anderzijds is de zeer bijzondere culturele band die Vlaanderen en Nederland samenbindt reeds in het Taalunieverdrag geofficialiseerd. Moeten de verdragteksten aan deze nieuwe bijzondere band en aan de bijzondere verplichtingen t.a.v. onze gemeenschappelijke taal en cultuur niet worden aangepast? Is het wel logisch te noemen dat in de verdragtekst uit 1946 nergens verwezen wordt naar de taalgemeenschap en de culturele verwantschap van Vlamingen en Nederlanders?
Met ontzag denk ik terug aan het voortreffelijk advies dat in 1963 door de Gemengde Commissie onder het voorzitterschap van wijlen Julien Kuypers en Reinink werd opgesteld, het zogenaamde ‘roze boekje’. Nog steeds het herlezen waard.
In 1971 kwam in dezelfde Commissie, toen onder het voorzitterschap van de hh. Van de Laar en Debrock, een advies tot stand waaruit later het Nederlandse Taalunieverdrag is ontstaan.
Wellicht is het ogenblik aangebroken om onze kritische aandacht opnieuw te wijden aan de toekomstige oriëntering van dit voor onze beide landen zó prioritaire verdrag.
In elk geval is het de wens van Minister Poma deze Commissie een duidelijker profiel te geven in het cultureel verkeer. Meer in het bijzonder geeft hij de voorkeur aan een vorm van ‘geïntegreerde of omkaderde activiteiten, waardoor de uitstraling naar buiten aan belangstelling wint’.
Tenslotte wenst hij dat de Gemengde Commissie in de toekomst een permanente evaluatie-functie vervult t.o.v. de culturele samenwerking.
De Commissie zal zich ook moeten beraden over de organisatie van onze subcommissies en de wijze waarop wij in de praktijk een aantal nationaal gebleven aangelegenheden (o.a. de gelijkwaardigheid van diploma's en het Civiel Effect) zullen behandelen.
Tenslotte is er in België ook nog een Duitstalige gemeenschap waaraan het Cultureel Verdrag tot op heden is voorbijgegaan.
Mr. J. FLEERACKERS
Voorzitter van de Vlaamse delegatie in de Gemengde Commissie ter uitvoering van het Nederlands-Belgisch Cultureel Verdrag
Inleiding tot de 82e vergadering van de Gemengde Commissie, Brussel, 9 november 1983.