Kees Fens uit Nijmegen vervangen met een causerie over de Nederlandse literatuur na de wereldoorlog. Met name onderwierp hij de ‘Unterschiede zwischen Belgien und den Niederlanden’, zoals het programma vermeldde aan een nadere beschouwing. Het feit, dat een boekhandelaar in Gent een totaal ander aanbod had aan literatuur dan zijn vakgenoot in een willekeurige plaats in Nederland, verklaarde hij door te wijzen op het grote verschil in cultureel klimaat, dat tussen beide bevolkingen heerste. En dat binnen één taalgebied! Uit zijn interessante beschouwingen en opvattingen over de ontwikkeling in de laatste decenniën stippen wij zijn mening aan, dat men de Nederlandse literatuur van de laatste jaren qua thematiek de neiging tot introvertie niet kan ontzeggen. Men mist er een brede sociale belangstelling, een politieke geëngageerdheid. Er vinden, in tegenstelling tot de jaren na de oorlog, geen vergaande taalexperimenten meer plaats, een ironisch realisme beheerst de literaire scene. Hardnekkig noemt hij de thematiek van de oorlog en van Indië, die steeds weer opduikt. Het lezerspubliek, vroeger de consument van de gymnasium-literatuur, is als gevolg van de maatschappelijke veranderingen totaal anders geworden. Het is er nog wel, al bestaat het voor een deel uit de lezers van de culturele en literaire bijlagen van de landelijke dagbladen, die de lezers, al is het maar door boekbesprekingen, met literatuur in contact brengen. Een tegenstelling daarmee vormt de thematiek van de huidige Vlaamse schrijver, die meer wereldgeoriënteerd is, meer naar buiten gericht. Hier vinden we niet de zelfgenoegzame knusheid, die de Nederlandse cultuur eigen is. Hier laat het lezerspubliek echter wel verstek gaan. De groep van geïnteresseerden is allengs qua omvang kleiner geworden, zeer zeker ook een gevolg van het feit, dat de taalstrijd, die ook via de literatuur gestreden is, zijn doel bereikt heeft.
Uit de geanimeerde discussie die volgde bleek, dat veel luisteraars, die met belangstelling de uiteenzettingen gevolgd hadden, hun mening graag aan die van de spreker wilden toetsen.
Uit de literaire wereld van de fictie en de fantasie naar die van de werkelijkheid van alledag is maar een kleine stap. Dit bewees ondergetekende met zijn korte voordracht over de resultaten bij de onderdelen ‘Schriftlicher Ausdruck’ bij de ‘Euregiobasis- und -aufbaudiplome 1983’. Zijn opsomming van geconstateerde fouten, die de meeste leraren weinig nieuws bracht, besloot hij door vast te stellen, dat het Nederlands en het Duits, zoals weer uit de gemaakte fouten gebleken was, zeer nauw verwante talen zijn. Hij wees op de daaruit voortvloeiende mogelijkheid van wederzijdse beïnvloeding, die voor de hand ligt. Hij stelde, dat men er zich als leraar niet genoeg bewust van kan zijn, dat het om twee verschillende talen gaat, ieder met zijn eigen wetten en regels. Aan deze dient men zich te houden, deze dienen gerespecteerd te worden. De talen zijn geen individueel bezit, maar het eigendom van nationale culturen, die door het werk van generaties tot stand zijn gekomen.
De rij van sprekers sloot L. Drüing, die een ‘Erfahrungsbericht’ uitbracht over ‘Deutsch-Niederländische Unterrichtspraxis’. Deze, Duitser van origine en leraar Nederlands aan een Duits gymnasium, had enige tijd met een Nederlandse collega uit Papendrecht van plaats gewisseld. Een van de verschillen tussen het Nederlandse en het Duitse vreemdetalenonderwijs was voor hem het feit, dat men in Nederland meer praktisch georienteerd leek dan in Duitsland. In Nederland legde men de nadruk meer op de kwantiteit, terwijl men in het Duitse systeem meer op de kwaliteit lette. Hierin wordt meer aan tekstanalyse gedaan, wat in het Nederlandse systeem maar terloops aan de orde komt. Hierin wordt de leerstof aan de leerlingen aangeboden, in Duitsland laat men deze de leerstof meer zelf bepalen. Hiermee parallel is de begeleiding van de leerling, die in het Duitse systeem voorop staat; in Nederland moet de leerling de aangeboden stof zelf verwerken. Na enige aandacht besteed te hebben aan de aan dit verschil in systemen inherente eindexamenprogramma's, beëindigde de spreker zijn uiteenzetting met het beantwoorden van de aan hem gestelde vragen.
De heer Gabbe nodigde de deelnemers aan de ‘Tagung’ uit voor een gezellig samenzijn. In dit verband zij erop gewezen, dat de ‘Euregio-Tagungen’ een zekere vermaardheid genieten om de gezellige sfeer, waarin ze plaatsvinden. Deze vindt telkens zijn hoogtepunt op de avond van de eerste dag, als de bar geopend is.
Hier worden contacten gesloten en hernieuwd, hier worden nieuwtjes en ervaringen uitgewisseld, natuurlijk ook op onderwijsgebied. Veel deelnemers behoren tot de ‘stamgasten’ van de ‘Tagungen’, wat de ongedwongenheid ervan alleen maar bevordert.
Op de tweede dag was oorspronkelijk een excursie gepland naar Het Loo bij Apeldoorn. Toen dit niet door kon gaan werd er een excursie georganiseerd naar de Hoge Veluwe waar een bezoek gebracht werd aan het Rijksmuseum Kröller-Müller.
Het geheel op uitnodiging van de provincie Gelderland, die de organisatie in handen gelegd had van de heer Mulder. Door het lid van Gedeputeerde Staten Mevr. Strijd vond hier de begroeting plaats namens het provinciale bestuur van Gelderland. Zij wees op het grote belang dat de provincie hecht aan de samenwerking met het buurland. In het kader daarvan was ze graag bereid de leraren Nederlands in Duitsland te ontvangen. Immers, zonder kennis van de talen was er weinig kans om tot een nauwer contact te komen, een contact, dat in deze tijd maat node gemist kan worden.
Na deze vriendelijke woorden werden de deelnemers in de gelegenheid gesteld de verzameling te bezichtigen. Daarvan werd een druk gebruik gemaakt. Velen van de deelnemers kenden het museum al van vroegere bezoeken, anderen leerden de wereldberoemde collectie pas nu kennen.
Uit de enthousiaste reacties kregen we de indruk, dat sommigen na deze kennismaking deze verzameling, eventueel in gezelschap van hun leerlingen, nog wel eens met een bezoek zullen vereren.
Als afsluiting van de ‘Tagung’ werd in Restaurant Rijssenburg een koude schotel geserveerd. Mevr. Joke Müller vertolkte met enige woorden de gevoelens van dankbaarheid van de deelnemers. Met zichtbaar genoegen nam de secretaris van de Nederlandse afdeling van Euregio, de heer Wim van Geffen, haar woorden in ontvangst.
Oosterbeek, 13 december 1983
Dr. H.J. LELOUX