door de regering van het land Niedersachsen, tot doel gesteld om de op dat terrein ontplooide activiteiten te inventariseren en om eventueel nieuwe plannen in die richting van de grond te helpen komen. De uitnodiging was gericht tot die gemeenten, die reeds contacten hadden in Nederland of die nauwere banden met Nederland wilden aangaan. De plaats van samenkomst, het dorp Sögel, is gelegen in de Hümmling, een uitgestrekt bosgebied op een zandrug in het Emsland, gelegen tussen de twee steden Oldenburg en Osnabrück, op ongeveer dertig kilometer uit de grens met Nederland ter hoogte van de provincie Drente.
Na een korte begroeting op de eerste dag om twaalf uur en een korte bespreking van het voor de bijeenkomst opgestelde programma werd na een lunch begonnen met het zich-voorstellen-aan-elkaar van de verschillende deelnemers. Ze vormden een groep bestaande uit een 15-tal vertegenwoordigers van gemeente- en ‘Kreis’- besturen, waarvan de meesten reeds contact hadden met Nederland, een aantal in de vorm van een jumelage. Ook waren er die nog geen samenwerking op het gebied van de uitwisseling van personen met Nederland hadden en die hier wegen trachten te vinden om daartoe te komen. Ondergetekende was ten persoonlijke titel uitgenodigd om een spreekbeurt te houden over ‘Gemeinsamkeiten und Unterschiede der deutschen und niederländischen Kultur und Mentalität’. Uit de door de deelnemers beantwoorde vragen bleek, dat het vooral steden uit het direkte grensgebied met Nederland waren, die nauwe contacten met ons land onderhielden. Als voorbeeld noemen we de steden Nordhorn en Coevorden, Rehde en Bellingwedde, die met elkaar een ‘Partnerschaft’ vormden. In dit verband viel meer dan eens de naam Euregio, het samenwerkingsverband van Gelderse en Overijselse steden met die uit het aangrenzende Duitse gebied, in het kader waarvan de samenwerking vorm gekregen had. Als bewijs, dat ook meer in het binnenland gelegen steden in samenwerking geïnteresseerd waren volgen de namen van de Samtgemeinde Laatze in de nabijheid van Hannover en van Bardowick bij Lüneburg, waarvan de eerste met Uithuizermeden, de tweede met het Noord-Hollandse Veenhuizen uitwisselt. De contacten vloeiden niet altijd uit de ‘Partnerschaft’ voort, maar betroffen ook niet langs die weg ontstane ontmoetingen. Naast die tussen bejaarden en raadsleden of die tussen de leden van verschillende verenigingen, hield men zich ook bezig met jeugduitwisselingen, waarbij voorop stond de jeugd te leren met elkaar om te gaan.
In sommige gevallen vond dit plaats tijdens een verblijf van enige dagen, nu eens in Duitsland, dan weer in Nederland, waarbij diverse activiteiten op het programma stonden. Het verblijf bij gezinnen werd als een belangrijk middel ervaren om elkaar beter te leren kennen. Sommige verslagen maakten gewag van het onderbrengen van Duits-Nederlandse jeugdgroepen in een vormingscentrum, waar levensbeschouwelijke problemen onderwerp van gesprek en bezinning vormden. Een belangrijk gegeven bij alles, wat op dat terrein met name voor de jeugd gedaan wordt is het feit, dat de overheid op de verschillende bestuurlijke niveaus subsidies verleent, hetzij op de reiskosten, hetzij op andere posten van het budget.
's Middags volgde een uiteenzetting van een van de aan het centrum verbonden vormingsleiders over het onderwerp ‘Interkulturelles Lernen’. Hij wees o.a. op de omstandigheid, dat de Duitse overheid in tegenstelling tot die in de andere landen van Europa zeer actief was op het terrein van o.a. de jeugduitwisseling met andere landen, ook met die in andere continenten.
De daarvoor beschikbare gelden op de begrotingen waren ten gevolge van de economische omstandigheden weliswaar minder geworden, maar waren nog niet geschrapt, zoals in vele andere landen. Tot de belangrijkste redenen rekende de spreker het verlangen om het land uit zijn door de oorlog ontstane isolement te halen en om te voorkomen, dat het daarin weer terecht zou komen. Na inhoud en vorm van het ‘Interkulturelles Lernen’ het leerproces, dat bij een ontmoeting van personen uit verschillend kultureel milieu op gang kan komen, aan een nadere beschouwing onderworpen te hebben, formuleerde hij verschillende eisen, waarvan het succes van een ontmoeting afhankelijk is. Zo moet er een gemeenschappelijke basis, b.v. het lidmaatschap van een zelfde soort vereniging zijn, waarop dat proces eventueel kan gedijen. Naast goede kennis van de taal van de partners formuleerde hij de wens om de kennismaking door latere activiteiten te doen continueren. Ook legde hij de nadruk op de noodzaak om op bepaalde sleutelfiguren te kunnen terugvallen en om bij een ontmoeting pedagogisch bekwame leiders te hebben die dat proces op gang kunnen brengen en het daarna kunnen begeleiden.
Door ondergetekende werd daarna een korte voordracht gehouden over dat, wat Duitsland en de Noordelijke Nederlanden in kultuur en mentaliteit bindt en scheidt. Uit historische feiten trok hij conclusies over het bestaan van vele gemeenschappelijke trekken tussen de beide volkeren. Aan de hand van uit de praktijk van het leven gegrepen voorbeelden trachtte hij de verschillen in kultuur en mentaliteit aan te tonen. Eén van de belangrijkste punten van verschil ligt volgens spreker in de houding, die de Duitser en de Nederlander hebben tegenover de staat en zijn administratieve uitvoeringsorganen. Hij verklaart deze o.a. uit de historische ontwikkeling van de beide landen, die een geheel ander verloop heeft gehad.
Via een ‘brainstorming’ en een als ‘workshop’ te karakteriseren bijeenkomst met een ideeënbus werd in twee groepen naar de weg gezocht, die tot het ideale of optimale ‘partnership’ zou kunnen leiden. Van de vele opmerkingen, die in dit kader gemaakt werden noemen we de vaststelling, dat een uitwisseling via oproepen in de pers nauwelijks kans van slagen had. Men moet zich tot al bestaande groepen wenden als men op kandidaten of liefhebbers wil stuiten. Nog beter is het door middel van het bestaande verenigingsleven een doelgroep zien te bereiken.
De avond werd onder het genot van geestrijk vocht besloten. Een bijzondere noot vormde de aanwezigheid van enige dialektsprekers, die hun licht niet onder de korenmaat wilden zetten. Uit diverse verhalen en enige gedichten in het aan het Twents zeer nauwe dialekt bleek de humor van de bewoners van die streek. De volgende dag volgde een uiteenzetting over het doel en de werkwijze var, de Euregio, en wel door de secretarissen ervan.
Na een nadere evaluatie van de in de ideeënbus verzamelde voorstellen wees de vertegenwoordiger van de Bezirksregierung erop dat er op verschillende niveaus van het bestuur mogelijkheden waren om bepaalde kosten, die aan een uitwisseling verbonden waren, gesubsidieerd te krijgen. Tegen al te grote verwachtingen meende