wiens naam terecht een prijs siert, die interculturele activiteiten tussen de Nederlanden en Duitsland wil onderscheiden.
Als laudator fungeert het curatorium-lid dr. J. Theuwissen uit Antwerpen. In zijn inleiding op de eigenlijke laudatio noemt hij Vlaanderen het volk van de schilders. Hij herinnert aan namen als die van de gebroeders van Limburg, aan die van Van Eyck en van anderen uit de rijke Vlaamse historie. Uit een meer recent verleden haalt hij Fons Masereel aan en wijst erop, dat de geboorte- en woonplaats van Raveel in de nabijheid van St.-Martens-Latern ligt, waar de Vlaamse expressionisten als Permeke, Servaes en De Smet hebben gewerkt, wier invloed op het buitenland zeer groot is geweest. Geboren in 1921 werd de onderscheiden schilder o.a. in Gent opgeleid. In het begin van de jaren 50 treedt hij in de openbaarheid. In het sindsdien ontstane werk dat via retrospectieve tentoonstellingen veel bekendheid gekregen heeft, onderscheidde hij drie perioden. In de eerste, tot omstreeks 1956, beperkt hij zich thematisch tot dat, wat behoort tot de ervaringswereld van het leven van iedere dag in een dorpse omgeving. In een daarna volgende z.g. abstracte periode, die tot het begin van de jaren 60 duurt, worden vorm en kleur aangewend om een nauwelijks herkenbare wereld uit te beelden met een geheel eigen plastisch en picturaal karakter. Na deze periode keert de werkelijkheid in zijn werk terug, maar nu met een eigen inhoud en betekenis. De vrij beperkte omgeving van zijn eerste periode wordt nu ruimer. Veel aandacht trok de reeks muurschilderingen in het kasteel van Beervelde, die ontstaan zijn uit de samenwerking met drie geestverwantenvrienden.
Na een eerste belangrijke individuele tentoonstelling in Gent in 1954 volgen al spoedig andere, ook in het buitenland, zoals b.v. in Amsterdam. Na zijn inzending op de Dokumenta 4 in Kassei in 1968 werd zijn naam ook internationaal bekend. We noemen hier tentoonstellingen in Keulen, Bochum, Darmstadt, verder in de landen Frankrijk, Engeland, Zwitserland en andere.
Raveel werd een internationale persoonlijkheid, ook in zijn eigen geboorteplaats zeer gewaardeerd, zoals blijkt uit het aan hem verleende ereburgerschap. Hij is gezocht als opleider van de aankomende generatie. Zijn artistieke belangstelling reikt echter verder dan die voor zijn eigen vak, wat blijkt uit de vele vriendschappen, die hij o.a. onder schrijvers heeft, waartoe die met H. Claus en met S. Vinkenoog behoren.
De uitreiking van de prijs geschiedde door de reeds genoemde rector van de universiteit. Bij het voorlezen van de tekst van de oorkonde bleek een belangrijk motief voor het toekennen van de prijs de ‘Ausstrahlungskraft der flämischen Kultur auf das Ausland’ van zijn oeuvre te zijn.
Na deze plechtigheid werd in een volgende aan de heer Luc Gyselen de geldprijs en de daarbij behorende oorkonde overhandigd.
Zichtbaar bewogen dankte de heer Raveel o.a. dr. Toepfer voor het instellen van de prijs en de leden van het curatorium voor de toekenning ervan. Uit zijn toespraak stippen we zijn opmerking aan, dat hij een confrontatie met andere stromingen uit de weg wil gaan en slechts iets wil zeggen over de kunst als zodanig. In 1959 wilde hij de kunst redden. Al experimenterend wilde hij een kunst scheppen, die niet steunt op de norm van de kunstgeschiedenis. Hij wilde kunst combineren met de werkelijkheid, ze er een eenheid mee laten vormen. Hij wilde licht scheppen in een nacht van verblinding, die de werkelijkheid van nu gevangen houdt.
Door de terecht grote aandacht die aan de internationaal bekende schilder besteed werd en mogelijk ook door de nieuwe situatie die er voor de organisatoren door het gelijktijdig verlenen van een reisstipendium ontstaan was, was de persoon van de ook onderscheiden landgenoot van Raveel wat op de achtergrond geraakt. En dit, terwijl ook deze reeds van bewijzen van uitzonderlijke bekwaamheid blijk gegeven had.
Na zijn studie rechten en filosofie te Leuven, die hij beide met het predicaat ‘met grote onderscheiding’ afgesloten had, bezocht de heer Gyselen de ‘Harvard Law School’, die hij met de titel ‘Master of Laws’ na een jaar verliet. Daarvoor had hij reeds een jaar als student en twee jaar als ‘teaching assistent’ het Europacollege in Brugge bezocht. Als ambtenaar aan het Europese Parlement in Strassburg is hij nu volop in de gelegenheid om zijn internationale ervaring en kennis in dienst van de gemeenschap te stellen. Het stipendium geeft hem nu verder de gelegenheid om deze kennis ook elders in het buitenland aan te vullen.
Als laatste sluit minister dr. Karel Poma de rij van sprekers. Het was zijn taak om de in het Landesmuseum ingerichte tentoonstelling te openen. Hij noemt Raveel een van de beroemdste hedendaagse Belgische kunstenaars, wiens roep zelfs buiten Europa weerklinkt. Hij plaatst hem in de traditie van de Vlaamse schilderkunst en hij ziet in zijn werk overeenkomsten met het werk van de grote Vlamingen uit de gotiek. Voor Raveel zijn de mens, de natuur en de direkte omgeving in het bijzonder zo belangrijk, dat hij ze in zijn werk opneemt, ze er deel van laat uitmaken. Zijn ‘Nieuwe Visie’ is zijn originaliteit. Hij vestigt de aandacht op het feit, dat de ‘Stiftung FVS’ reeds vele Vlamingen heeft onderscheiden en wijst op de betekenis van deze instelling voor het Belgische en Vlaamse culturele leven. Na zijn bewondering voor het levenswerk van de heer Toepfer uitgesproken te hebben verklaart hij de tentoonstelling van Roger Raveel voor geopend.
Op een rondgang daarna langs de kunstwerken worden we geconfronteerd met een eigenzinnig kunstenaar met een geheel eigen visie. Een probleemloze emotioneel gebonden beschouwing laat dit werk niet toe. De maker dwingt de toeschouwer tot reflectie over zijn verhouding tot het werk en over die van het kunstwerk tot zijn omgeving. De dwang tot bezinning die van de schilderijen en andere voorwerpen uitgaat wijst op het artistieke meesterschap van de maker, wiens uitverkiezing voor de Joost van den Vondel-prijs alleszins begrijpelijk wordt.
dr. H.J. LELOUX