Neerlandia. Jaargang 88
(1984)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
de nederlanden in de wereld
| |
[pagina 19]
| |
de dochter op z'n minst hoogbegaafd en de zoon ronduit een genie was. Barbaars was zijn opvoeding zeker, alhoewel de kinderen het hun vader nimmer verweten hebben.
Leopold had zich tot taak gesteld zijn nazaten aanzien en welvaart te bezorgen. De geschiedenis is bekend. De hele familie trok meermalen door Europa, de concertgangers in verbazing en vervoering brengend. Door dat reizen en trekken was het leven van een uitvoerend kunstenaar bijzonder zwaar en zijn inkomen naar verhouding gering. Daarvan getuigt de opmerking uit een catalogus van het Gemeentemuseum waarover dadelijk, dat Wolfgang Mozart van zijn vijfendertig levensjaren er acht tussen de wielen of op een trekschuit moet hebben doorgebracht.
Allereerst nu de derde grote reis van de familie Mozart. Dank zij de persoonlijke interesse van prinses Caroline was vader Mozart bereid zijn onbetaald verlof op eigen gezag te verlengen en met zijn kinderen naar Nederland te komen. In 1965 was in het Gemeentemuseum in Den Haag een tentoonstelling ‘De familie Mozart in Nederland’ te zien. Uit de catalogus ontlenen we uit de begeleidende tekst van dr. C.C.J. von Gleich een samenvatting van de ervaringen van de familie Mozart.
‘Het eerste concert van Wolfgang vond plaats op 30 september (1765) in de Oude Doelen, waarin blijkens een aankondiging concerten op het clavecimbel en ouvertures (symphonieën?) van de jonge componist werden uitgevoerd. Ook Nannerl zou optreden, maar zij werd ernstig ziek. Dit was het begin van een lange periode van ziekte, die eerst Nannerl aan de rand van de dood bracht en daarna de toch al zwakke constitutie van Wolfgang zeer ernstig ondermijnde.
Na veel vergeefse consulten was het tenslotte de hofarts prof. SchwenckeGa naar eind(2) te danken dat de kinderen weer zover hersteld waren, dat Leopold voor 22 januari 1766 een tweede openbaar concert kon aankondigen.’ Uit de volgende optredens te Amsterdam zegt de inleider: ‘Beide keren werd als bijzonderheid een optreden à quatre mains aangekondigd, want dit genre was in die tijd een nieuw verschijnsel.
Waarschijnlijk werd ook Wolfgangs nieuwe symphonie voor het eerst uitgevoerd. Meer concerten konden niet worden gegeven, omdat de vastentijd dit niet toeliet.’
Een muziek-historisch en tevens Nederlands nationaal gebeuren schenkt de inleider vervolgens aandacht.
‘Inmiddels werd in de couranten alle aandacht gegevestigd op de grote gebeurtenis die op 8 maart 1766 zou plaatsvinden: de installatie van de achttienjarige Prins van Oranje tot stadhouder Willem V. Heel Den Haag maakte zich op om dit feest op grootse wijze te vieren. De familie Mozart die al in Wenen, Parijs en Londen hoffeesten had meegemaakt, was natuurlijk ook tegenwoordig...’ ‘...Het spreekt wel vanzelf, dat Leopold Mozart dankbaar deze gelegenheid te baat nam om zijn zoon als ‘feestcomponist’ in te schakelen. Wolfgangs belangrijkste bijdrage tot de plechtigheid was een reeks van zeventien korte verpozingsstukken voor Titelblad van de Nederlandse uitgave van Leopold Mozart's befaamde vioolschool.
| |
[pagina 20]
| |
orkest, die de raadselachtig aandoende titel ‘Galimathias Musicum’ kreeg. Het is niet onwaarschijnlijk, dat deze muziek tijdens het feestdiner werd uitgevoerd. Daarenboven schreef Mozart acht variaties over het lied ‘Laat ons juichen, jonge Batavieren’ van Chr.E. Graaf (de hofkapelmeester) en variaties over het oude Wilhelmus.
Willem V ontving nog een attentie die met Mozart verband hield. De boekdrukker Johannes Enschedé uit Haarlem bood de prins een prachtexemplaar van zijn nieuwste uitgave, de beroemde ‘Versuch einer gründlichen Violonschule’ van Leopold Mozart in een Nederlandse vertaling aan.’Ga naar eind(3)
In Nederland musiceerden de kinderen Mozart nog in Haarlem en Utrecht, maar na een verblijf van zeven maanden vertrok de familie via Rotterdam naar Antwerpen. De reis had door ziekte van de kinderen de Mozarts maar weinig financieel resultaat opgeleverd.
Maar wel registreert dr. von Gleich: Het Straussmonument in Wenen.
‘Niet minder dan elf composities hebben wij aan deze reis te danken. De composities voor Willem V werden reeds genoemd, doch de meesten ontstonden op instigatie van prinses Caroline. Speciaal voor haar schreef Wolfgang verscheidene aria's (ze was een geschoolde zangeres en claveciniste), waarvan er helaas maar één bewaard is gebleven. De bij Hummel gedrukte ‘Six sonates pour Ie clavecin avec l'accompagnement d'un violon’ zijn aan de prinses opgedragen’Ga naar eind(4).
Gedurende hun verblijf in Den Haag woonden de Mozarts in het huis van een horlogemaker op het Spui, op de plaats waar nu Van der Meer Meubelen zijn waren etaleert. In het jaar 1965 (herdenking van Wolfgangs 200ste geboortedag) heeft de Vereniging Nederland-Oostenrijk een plaquette aangebracht in de gevel van het grootwinkelpand. Ook in Diligentia in Den Haag en in de Bavokerk in Haarlem waar Wolfgang het orgel bespeelde, herinneren gedenkstenen aan zijn verblijf hier te lande.
Ongetwijfeld moet de nabijheid van de Oostenrijkse Nederlanden van invloed zijn geweest op het interculturele verkeer. Het is een nog niet voldoende onderzochte zaak. In deze beschouwing kan ik mij beperken met het doortrekken van lijnen naar vandaag. Als eerste na Mozart, Joseph Haydn: door alles wat muziekminnend was in Oostenrijk aanbeden tot op hoge leeftijd, werd hij in de verschillende geledingen van onze Nederlandse samenleving niet meer weg te denken: zijn oratoria Die Schöpfung, Die Jahreszeiten worden door iedere plaatselijke oratoriumvereniging in de loop van hun bestaan wel eenmaal op het programma geplaatst. Welk kamerorkest zonder een symphonie van Haydn, welke pianist gaat aan zijn klavierstukken voorbij! En welke strijkkwartetuitvoering is denkbaar zonder een kwartet van Haydn; zijn werken zijn zó spiritueel, dat ze nooit vervelenGa naar eind(5).
Wenen wordt een allesaantrekkend vuur. De begaafden uit heel West-Europa vestigen er zich en leveren er hun grootste prestaties: Beethoven, op latere leeftijd Brahms, om maar een enkel voorbeeld te noemen. In Wenen bereikt de romantische liedkunst de hoogste toppen in de persoonlijkheid van Franz Schubert.
Daarmede houdt het niet op. West-Europa geraakt in de ban van de walsen van de grote Straussfamilie en hun maar weinig minder belangrijke mede-componisten. De operette is de laatste alles overheersende muzikale vorm die in Wenen het zenith van scheppend vermogen bereikt. Passé nu, maar nog lang niet dood: de laatste grote representant, Robert Stolz, | |
[pagina 21]
| |
in ons land gevierd als geen ander. Het herdenken houdt niet op.
Maar de operette heeft in ons land toch minder weerklank gevonden dan de ‘zware’ muziek. Wij hebben geen theatertraditie. Edo de Waart, om dit met een voorbeeld toe te lichten, mag dan wel een volledige in concertvorm uitgevoerde ‘Der Rosenkavalier’ van de Duitser Richard Strauss met het meest wonderbaarlijke libretto van Oostenrijks theatervorst Hugo von Hofmannstal op de gramofoonplaat hebben gezet, het is niet voor te stellen dat deze opera avond aan avond zou worden gespeeld in Amsterdam of Den Haag. Daartegenover staat wel in het kader van die uitwisseling een andere memorabele belangstelling aan Nederlandse kant. Ik noem eerst nog een aantal namen om te zien hoe de hegemonie van het Oostenrijks scheppend vermogen in staat was ook Nederland onder zijn ban te brengen. Allereerst de namen van Wolf, Bruckner en Mahler. In de kunstzinnige analyticus Hugo Wolf bereikt de liedkunst de meeste perfekte eenheid van woord en klank. Is Schubert een eenvoudig mens, bij wie de muziek primair is, bij Wolf is de analyse van de tekst zo scherp dat hij de dichters overtreft in de intensiteit van de expressie. Een zangrecital in ons land zonder een of meer liederen van Wolf is incompleet. Wil men de romantische dichters als Mörike en Eichendorff begrijpen, dan doet men het best zich in de toonzetting door Hugo Wolf van deze liederen te verdiepen.
Anton Bruckner, een autodidact aanvankelijk, een eenzaam mens altijd, viel in eigen land ten offer aan de strijd tussen de aanhangers van Wagner en van Brahms. Slechts als organist viel hij aanvankelijk op. Zijn werk is barbaars heroïsch alsof het hele Habsburgse rijk erin moest weerklinken.
Misschien is het dat barbaarse heroïsche dat juist een Mengelberg heeft aangetrokken. Hij was in West-Europa de eerste vertolker van de zeer lange symphonieën van Bruckner. Maar weldra volgden in ons land anderen: Willem van Otterloo en momenteel Bernard Haitink, terwijl de geschriften van prof. Reeser over Bruckner standaardliteratuur zijn geworden.
Zij allen ontvingen de gouden medaille van de Bruckner Verein. In de derde figuur, Gustav Mahler die korte tijd bij Bruckner studeerde, bereikte de symphonie als vorm zijn grootste perfektie. Opnieuw was het Mengelberg die de dirigent Mahler, toen al een beroemdheid, als componist bekendmaakte door diens werken overal te spelen waar hij dirigeerde. Bekend is het Mahlerfeest van 1920 in Amsterdam, waar de integrale uitvoering plaatsvond van alle negen symphonieën en zijn laatste werk Das Lied von der Erde.
Maar ook zijn liedkunst bereikte hoge toppen en is in ons land gemeengoed. Wie herinnert zich niet de ontroering toen Kathleen Ferrier kort voor haar verscheiden in Amsterdam Mahlers' Kindertotenlieder had gezongen met het Concertgebouworkest. Af en toe wordt deze uitvoering nog wel eens voor de radio herhaald. De ontroering is blijvend aanwezig. Welke muziekminnaar bezit niet de promotieplaat van hetzelfde orkest waarop Dietrich Fischer Dieskau zowel de Kindertotenlieder als de Lieder eines fahrenden Gesellen zingt. Om dan maar niet te zeer in te gaan op de vroege reeks uit Des Knaben Wunderhorn, evenzeer behorend tot het ijzeren repertoire in ons land.
Dan komen we aan het drietal van de volgende generatie: Schönberg, Berg en Webern. Lang voor een organisatie als het Holland Festival deze ‘nieuwe’ Oostenrijkers in ons land tot klinken wist te brengen, was in Rotterdam Eduard Flipse met zijn Rotterdams Phylharmonisch Orkest de promotor van onbekende muziek. 1920: Integrale uitvoering van de symphonieën van Mahler door het Concertgebouw-orkest. Op de foto van links naar rechts: Alphons Diepenbrock, Gustav Mahler en Willem Mengelberg.
| |
[pagina 22]
| |
Deze fakkel is inmiddels overgenomen door het Residentie-Orkest, een van de weinige grote symphonieorkesten in ons land dat zichzelf opdeelt in kleinere ensembles en daarmee verrassende dingen verricht. Een van die zaken is de bevordering juist van dit drietal onder leiding van Reinbert de Leeuw.
In het al genoemd Holland Festival vond de uitvoering plaats van Bergs' opera's Wozzek en Lulu. In een vroeg stadium was in de uitvoeringen een plaats ingeruimd voor het Weens Phylharmonisch Orkest èn voor de Weense Staatsopera, toen nog onder leiding van de dirigenten Krips en Böhm. Eduard Flipse, groot bevorderaar van moderne muziek, was een der eersten die de werken van Schönberg en Berg regelmatig opnam in de programma's van het Rotterdams Philharmonisch orkest.
Maar ook op het terrein van de oude muziek, met name de barokmuziek is er een constante samenwerking van Nederlandse kunstenaars en ensembles (Leonhardt, Harnoncourt, Schroder, Van Egmond).
Concertgebouworkest èn Residentie-Orkest brachten een tegenbezoek aan Oostenrijk.
Dit alles is maar een oppervlakkige weergave van een gebeuren, dat heel West-Europa omsluit. De komst van de radio, later van grammofoon en band, van de vereenvoudigde reismogelijkheden hebben de uitwisseling verdiept.
Wenen is nog onbetwist de muzikale hoofdstad van Europa. Al hebben wij dan Amsterdam, bij dit feit moeten we ons neerleggen. Ook Oostenrijk is een klein land in Europa geworden. Daaruit kunnen zij die de dingen graag groot zien, wellicht troost putten.
Freek VAN WEL |
|