Neerlandia. Jaargang 87
(1983)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 206]
| |
Nederland en Oostenrijk: oude bandenIn het belangrijk overlegcircuit zowel in Europees als in mondiaal verband lijkt het dat Wenen zijn plaats heeft hervonden als conferentiestad. Als zetel van een van de organen van de Verenigde Naties is het een trefpunt, waar men anders dan met vakantie, met plezier verblijft. En eenmaal zakelijk in Wenen, dan gaan alle zaken van een bont verleden door je gedachten: Wenen, bolwerk tegen de opdringende Turken, het Wener Congres, de muziek van Haydn, Mozart, Schubert, de Straussfamilie, Hugo Wolf en zoveel andere toonaangevende componisten, waarvan de laatste met wereldfaam, Robert Stolz, de Weense traditie zelfs na zijn verscheiden nog lijkt te blijven uitdragen. Een klein land, het Oostenrijk van nu, net als Nederland en met minder inwoners, maar met een geschiedenis die het maakt tot het hart van Europa.
Vandaag kost het maar een paar uur om er te komen. Er is een levendige culturele uitwisseling tussen Oostenrijk en Nederland, in het bijzonder tussen Wenen en Amsterdam, het toneelwerk van de in Rotterdam geboren Oostenrijker Thomas Bernhard wordt door Nederlandse gezelschappen gespeeld, een belangstelling voor het zelfs in Oostenrijk nog duister gevonden werk van Musil zet door in Nederland. Met dit artikel zou ik wat achtergrond willen vastleggen aan dat cultuurgebeuren van heden. Ruiterstandbeeld in Wenen voor de overwinnaar van Napoleon, aartshertog Karl.
| |
Van keizerskronen en adelaarsLaat ik alweer beginnen met een stuk moderne cultuur: op de Vlaamse televisie wordt het leven verbeeld van Maria van Bourgondië. In haar persoontje staat de eerste ontmoeting met Oostenrijk op vorstelijk niveau, want zij trouwde zoals bekend met Maximiliaan van Oostenrijk. Het stukje geschiedenis dat ik hiervoor invlecht is vooral de oudere lezer bekend, de jongere minder, omdat het geschiedenisonderwijs tegenwoordig meer aandacht besteedt aan latere eeuwen. Het was een echtverbintenis in het historisch welbekende streven naar huismacht, waarin zowel de Bourgondiërs als de Oostenrijkse vorstenfamilie, de Habsburgers, meesters waren. Philips, Maria's zoon had al een Habsburgse vader. Zo slikte de familie Habsburg een groot stuk Europa in, behalve de gebieden die de Franse koning al van Maria had teruggeëist, de zogenaamde Bourgondische erflanden Franche-Comté en Artois die ‘lenen’ heetten van de Franse kroon en niet erfelijk in vrouwelijke linie. De Habsburgers gebruikten hun openingszet in West-Europa volgens de regels van hun kunst: Philips (de Schone) werd uitgehuwelijkt aan de infante Johanna, de erfgename van Castilië en Leon (dochter van de ‘Katholieke koningen’ Ferdinand en Isabella). Deze echtverbintenis leverde in de eerste plaats Karel V op en na hem diens zoon Philips II, bekend door de tachtigjarige oorlog. Om op Maximiliaan terug te komen, het werd deze eerste Habsburger in West-Europa niet gemakkelijk gemaakt: hij moest zich weren tegen de Franse koning Lodewijk XI, die na de dood van Karel de Stoute (Nancy, 1477) de Bourgondische ‘lenen’ graag weer terug wilde onder Parijs - de Bourgondiërs waren een jongere tak van het Franse vorstenhuis - én tegen de machtige Vlaamse steden, die hem een reeks van voorrechten afdwongen. Over die voorrechten gesproken, hij had ook reden om dankbaar te zijn, want hij vond in Amsterdam genezing van een ernstige ziekte. Dat ging zo: in 1347 was in de Kalverstraat - die bestond toen al! - een kapel Terheyligen Stede gebouwd. Dat gebeurde op grond van een wonder dat twee jaren tevoren had plaatsgevonden, het Mirakel van Amsterdam genoemd, waar een in het vuur geworpen hostie niet was verbrand. Ruim een eeuw later dus toog Maximiliaan daarheen ter bedevaart in de hoop er genezing te kunnen vinden. En ook aan hem geschiedde het wonder. Uit dankbaarheid schonk de vorst Amsterdam in 1489 het recht de keizerskroon boven het wapen te voeren. Daarom prijkt op de toren van de | |
[pagina 207]
| |
Westerkerk een keizerskroon. Afgeleid, maar niet minder aanwezig prijkt een zelfde kroon op de gevel van het voormalige Logement van Amsterdam, nu nog hoofdzetel van het ministerie van Buitenlandse Zaken te Den Haag. Hadden de Habsburgers het daarbij gelaten, dan zou dat een bijzonder sieraad zijn geweest voor de nu nog roemruchte stad. Maar de heren Habsburgers zaten voortdurend in geldnood. Vaak werd een beroep gedaan op de steden, de welbekende beden. Naar de mate aan dit vorstelijk beroep werd gehoor gegeven strooiden de achtereenvolgende landsheren met privilegiën. Vondel mocht al wel zingen ter ere van zijn Amstelredamme Aen d'Amstel en aan 't IJ,
daer doet zich heerlijck ope
Zij die als Keyserin
De Kroon draagt van Europe
(Op Amsterdam, 1631)
Hij verzweeg tot meerdere glorie van zijn Amsterdam dat niet minder dan tien Nederlandse steden het voorrecht verwierven hun stadswapen te tooien met de keizerskroon (bijvoorbeeld Nijmegen, Bolsward en Tiel). En met de Habsburgse dubbele adelaar waren de heren al even gul. Die komt voor in wel twintig stedenwapens. In de Ridderzaal in Den Haag, vindt men zowel het wapen van Maximiliaan als dat van Karel V. Ook bevindt zich in de Grote of St.-Jacobskerk van die stad een gebrandschilderd raam, waarschijnlijk van een der Goudse glazeniers Crabeth, dat Karel V vertoont in knielende houding. Over Maximiliaan moeten we toch wat uitvoeriger zijn. Hij is een goed organisator, wint het op den duur door zijn persoonlijke charme van het wantrouwen der steden, met name de Vlaamse steden Brugge en Gent. Hij is een dichter van betekenis. Hij spoort oude geschriften op die lang in vergetelheid waren geraakt, zoals het Gudrunlied. Doorzijn ‘Ambraser Handschrift’ een verzameling die hij aanlegde van Duitse en Nederlandse minneliederen, is een belangrijk deel van de literatuur uit de riddertijd gespaard gebleven. De Nederlandse invloed in die tijd op Wenen blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat in de Sankt Stephansdom door zijn toedoen voor het eerst de polyfonische muziek uit de Nederlanden daar werd uitgevoerd. De graftombe voor zijn vader, Frederik III, in dezelfde kerk is van een Nederlandse beeldhouwer en architect Nicolaas Gerardsz. van Leiden die ook de befaamde Burgkapelle bouwde (gewijd in 1449), waar tot 1918 de keizerlijke familie elke zondag de mis pleegde bij te wonen. Het cosmopolitische karakter van Maximiliaan maakte deze cultuurspreiding over West-Europa mogelijk. Maximiliaan's geschriften preluderen al op de opkomst van het humanisme dat in Erasmus zijn grote exponent zou vinden. Van Karel V is zelfs bekend dat hij zich in de Nederlanden het best thuis voelde. Er bestond toen een duidelijke band tussen de landsheer en de bevolking. De bevordering van de scheepvaart en handel behoorden tot de aktiviteiten van de Bourgondische Habsburgers naast de unificatie van alle heerlijckheden, graefschappen ende hertogdommen, een streven waarin Maximiliaan zijn opvolgers als keizer het voorbeeld had gegeven. Zelfs de opkomst van de hervorming werd door Karel V, hoewel ongaarne gezien en dus met maatregelen tegengegaan, met de nodige mildheid in deze landen benaderd. Zijn opvolger, de eerste in Spanje opgevoede Habsburger, Philips II, handelde zoals bekend en dat had de splitsing van de Nederlanden tengevolge in een Republiek en in de Zuidelijke gewesten in een Unie van Atrecht (Arras), de laatste bij voortduring in de Habsburgse omarming. De Oostenrijkse Habsburgers steunden de Spaanse in de tweede helft van de tachtigjarige oorlog, toen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden een internationaal aanvaarde staat was, met belanghebbende uitzonderingen natuurlijk. Frederik Hendrik bijvoorbeeld werd in het beleg van 's-Hertogenbosch in 1629 gehinderd door een Spaans-Oostenrijkse afleidingsmanoeuvre toen gecombineerde Habsburgse troepen tot Amersfoort doordrongen. Prent van de Westerkerk met de keizerskroon, vervaardigd nadat daarin voor het eerst een kerkdienst was gehouden in 1631.
| |
[pagina 208]
| |
Toen eenmaal de Vrede van Munster was getekend en de Republiek nu ook volgens verdrag Europese erkenning had verworven, bleven de opeenvolgende Oostenrijkse keizers de Republiek beschouwen als lidstaat van het Duitse rijk, waarbij Karel V in 1543 zijn Bourgondische landen als eenheidsstaat had gevoegd. (Verdrag van Augsburg). Pas toen tien jaar later Oostenrijk mee-betrokken geraakte in de Noordse oorlog kon Wenen de Republiek niet langer negeren, temeer omdat 's-Gravenhage inmiddels was uitgegroeid tot een centrum van Europese diplomatie en wegblijven onverstandig zou zijn geweestGa naar voetnoot(1). | |
Gemeenschappelijke belangenDe Republiek en Oostenrijk zouden in het begin van de achttiende eeuw gemeenschappelijke belangen te verdedigen krijgen. De dood van de Spaanse Habsburger Karel II - hij overleed kinderloos - gaf Lodewijk XIV van Frankrijk de kans namens zijn vrouw (een Spaanse Habsburgse) onder meer de ZuidelijkeOntwerp voor een zomerzegel uit 1939, voorstellende Gerard van Swieten (met dank aan het Postmuseum te Den Haag).
Nederlanden op te eisen. In 1701 sloten Engeland, de Republiek en Oostenrijk het Groot Verbond dat zich tegen deze aanspraken richtte. Gedurende de daarop volgende Spaanse Successie-oorlog (1702 tot 1713) streden de Staatse troepen zij aan zij met de Oostenrijkse en de Engelse. Zoals bekend kwamen bij de Vrede van Nijmegen de Zuidelijke Nederlanden opnieuw onder de Oostenrijkse Habsburgers. | |
Contacten op vorstelijk niveauVoor dit aspect zijn we dan weer bijna een eeuw verder. Het betreft hier drie persoonlijkheden: twee leden van het Huis Oranje-Nassau en een Habsburger. We beginnen met de laatste. Diens standbeeld vindt men op het Heldenplatz in Wenen. Het werd er geplaatst tijdens de regering van Franz Joseph vrijwel tegelijk met dat voor Eugenius van Savoye. Hiermede werden de twee grootste veldheren geëerd die Oostenrijks geschiedenis telt. Aartshertog Karl (1771-1847), die niet alleen generaal Jourdan versloeg, maar die ook Napoleon bij Aspern in 1809 de nederlaag wist toe te brengen, was in 1793 door zijn broer keizer Franz II naar Brussel gezonden, waar men kort tevoren de rebellie tegen de overmatig diep ingrijpende re-organisatie-aktiviteiten van Joseph II had neergeslagen. Men had er zelfs de Verenigde Nederlandse Staten uitgeroepen. Men overwoog een Nederlandse Oranje, de tweede zoon van stadhouder Willem V, prins Frederik, de souvereiniteit op te dragen. En dit is nu de tweede persoonlijkheid waarover dit onderdeel handelt. Het Oostenrijkse gezag was er nog maar een kort leven beschoren. Na de nederlaag bij Fleurus wist de Oostenrijkse minister Thugut de keizer ervan te overtuigen dat zijn voornaamste belangen in Centraal Europa lagen. Daarop werden de Zuidelijke Nederlanden prijsgegeven. In de genoemde twee jaren echter bracht het gemeenschappelijke belang van de Republiek en de Oostenrijkse Nederlanden de militaire bevelhebbers tot elkaar. Dat was aan de Nederlandse zijde de latere koning Willem I en zijn jongere broer prins Frederik, negentien jaar oud, kersvers afgestudeerd aan de Militaire Akademie van Braunschweig, een befaamd instituut sedert lang. Tussen vooral Frederik en Karl ontwikkelde zich een vriendschap, die de rest van het leven van de eerste zou bepalen. Het was deze prins Frederik die nadat de stadhouderlijke familie was uitgeweken naar Engeland in Duitsland in de buurt van Osnabrück een Nederlands legioen trainde om de Fransen te verdrijven. Hij werd hierin gedwarsboomd door het belang van zijn oom, de koning van Pruisen, die juist | |
[pagina 209]
| |
met de Franse revolutionaire regering de Vrede van Basel had gesloten. Terug in Londen bood hem de Oostenrijkse gezant een commando aan in het Oostenrijkse Rijnleger onder aartshertog Karl. Zijn bekwaamheid was zo groot, dat hij als eerbetoon aan zijn heel bijzondere strategische prestaties een eigen regiment ontving, dat naar hem werd genoemd, terwijl de keizer hem wegens betoonde verdiensten onderscheidde met de Militaire Orde van Maria Theresia. Dit ereteken werd hier voor het eerst als uitzondering gegeven aan een niet-Katholiek ‘pour lui témoigner d'autant mieux ma satisfaction et mon estime’. Zijn benoeming tot luitenant-veldmaarschalk volgde. In 1797 benoemde de keizer prins Frederik tot K.u.K.Ga naar voetnoot(2) Feldzugmeister in Italië. Hierover schrijft de prins aan zijn ouders: ‘Me voilà sûrement dans une position brillante; mais je me trouve en même temps sur un parquet terriblement glissant...’. Ondanks zijn wankele gezondheid, voortdurend geplaagd door hoge koorts, veroorzaakt door een oude verwonding tijdens een van de eerste grote veldslagen die hij meemaakte - hij voerde persoonlijk in de voorste gelederen de achterhoede aan die het Oostenrijkse leger een ontsnapping aan een nederlaag mogelijk maakte - trok hij onder noodweer naar Italië. Zijn perfekte zin voor organisatie en strategie deden hem het uiterste van zichzelf vergen. Ondanks de waarschuwingen van zijn adjudant ging hij persoonlijk alle verdedigingswerken na. Hij werd echter steeds zieker en overleed nog voor hij Napoleon slag had kunnen leveren. De band tussen de familie Oranje-Nassau en de Oostenrijkse opperbevelhebber aartshertog Karl zou nog hechter worden nadat deze in 1809 na voortdurend conflict met zijn broer Franz II zich uit al zijn functies had teruggetrokken: hij trouwde met de kleindochter van stadhouder Willem IV, prinses Henriette Friederike van Nassau-Weilburg. Dit huwelijk heeft bijgedragen tot de verdere emancipatie van de Protestanten in Oostenrijk. In 1816 introduceerde Henriette Friederike de eerste kerstboom in Wenen. Aartshertog Karl liet in het Helenental, in de omgeving van Wenen een slot Weilburg bouwen, omdat naar het verhaal wil, zijn vrouw heimwee had naar haar stamslot in Nassau. | |
Gerard van Swieten, een leerling van BoerhaaveEen toegewijder apostel heeft de grote Hermannus Boerhaave, de grondlegger van de klinische geneeskunde nimmer bezeten. Meer dan twintig jaren volgde Gerard van Swieten diens klinische colleges. Na 1742 gaf hij in vijf delen zijn Commentaar op Boerhaave's aforismen uitGa naar voetnoot(3). Dat duidt wel op een hechte band tussen beide grote geneesheren. Gerard van Swieten werd in 1700 in Leiden geboren. Hij studeerde aanvankelijk in Leuven en later onder Boerhaave in Leiden. Waarom gaat een Leidenaar naar de Oostenrijkse Nederlanden? Wel, hij was rooms-katholiek. Er was voor hem in Leiden geen academische loopbaan weggelegd. Zelfs mocht het niet baten dat hij een flink aantal jaren privé college gaf, waarover met eerbied werd gesproken. Geen professoraat daagde aan de Leidse horizon. Een geneesheer uit die school en van zulk een reputatie wordt stellig ooit eenmaal in zijn leven bij de groten der aarde geroepen. Voor Van Swieten ging dat in ieder geval op, want in 1744 verkeerde hij aan het ziekbed van aartshertogin Maria Anna, een zuster van Maria Theresia, in Brussel. Daardoor wellicht viel de belangstelling van Maria Theresia op de persoonlijkheid van de begaafde Leidse medicus en zij nodigde hem naar Wenen. Hij werd er haar eerste lijfarts en prefect van de hofbibliotheek. Overzicht van de pronkzaal van de bibliotheek, waarin de borstbeelden zichtbaar zijn. Het rechter borstbeeld is opnieuw Gerard van Swieten.
| |
[pagina 210]
| |
Aan de Academie van Wenen heerste de Orde der Jezuïeten. Ze waren geworden tot een staat in de staat. Hun dominantie stond vernieuwing in de weg. De keizerin gaf Van Swieten de opdracht naar eigen inzicht de medische faculteit te hervormen. Dat deed hij met veel succes. Het leek of hij schade moest inhalen, alle wijsheid uitdragen die zoveel jaren was opgeslagen en nu, in de grote vrijheid onder de keizerlijke bescherming, levend water werd. Zelf doceerde hij er fysiologie, pathologie en anatomie. Maar nog van meer betekenis was dat hij bekwame hoogleraren aantrok. Tot dezen behoorde zijn oud-studiegenoot Anton de Haen uit Leiden. Van Swieten wordt beschouwd als de grondlegger van de (eerste) klinische school. Verrukt over dit succes van haar beschermeling verzocht Maria Theresia Van Swieten zich ook bezig te houden met de andere faculteiten. Laten we even compleet zijn en de encyclopedie er op naslaan. Het is echt de moeite waard: op instigatie van de keizerin verbeterde hij ook de gezondheidszorg in de landen van de Donau-monarchie. Op zijn zorg voor de artsenstand wijst de oprichting van een weduwen- en wezenfonds. Een belangwekkende verrichting als arts wordt gememoreerd: Tegen syfilis voerde hij het orale gebruik van een verdunde sublimaatoplossing in. Na zijn dood liet de keizerin een standbeeld voor hem oprichten, natuurlijk in de universiteit, waar hij het vruchtbaarst gewerkt had. Een andere nieuwigheid in Oostenrijk kwam ook van een door Van Swieten geïntroduceerde arts: Jan Ingen-Housz (1730-1799) die in Engeland succes had geboekt met de inenting tegen de pokken. Hij entte in 1768 de hele keizerlijke familie inGa naar voetnoot(4). Zijn methode (variolatie, inenting met pokstof van pokkenlijders) heeft later plaatsgemaakt voor de minder riskante koepokinenting het eerst toegepast door de Engelse arts Edward Jenner (1749-1823). Een bemoeienis van geheel andere aard was de uitnodiging van Van Swieten aan zijn stadsgenoot de tuinarchitect Adriaan van Steekhoven om naar Wenen te komen. Van Steekhoven werd daar benoemd tot Hofgärtner. Hij ontwierp het park en de Tiergarten van Schloss Schönbrunn en later de tuinen van het paleis in Budapest. | |
Gottfried van SwietenZo vader, zo zoon. Geen geneesheer, maar aanvankelijk diplomaat in Oostenrijkse dienst: op ander terrein een eminent veelweter en geleerde. Hij volgde in 1777 zijn vader op als directeur van de keizerlijke hofbibliotheek en zat de Studien- und Bücherzensurhofkommission voor, waardoor hij grote invloed uitoefende op het onderwijs en het geestelijk leven. Maar ons boeit als gevolg van een hedendaagse berichtgeving een ander facet van deze veroostenrijkte Nederlander. Dat bericht kwam een goede drie maand terug, waardoor de muziekhistorici op hun achterste benen stonden. Op kasteel Twickel heeft men namelijk de handschriften ontdekt van een aantal concerten die terecht beroemd zijn geworden en die men zonder meer toeschreef aan Pergolese. Welnu, ze bleken van een Hollandse diplomaat Van Wassenaar... Ook Gottfried van Swieten was een componist Hij was persoonlijk bevriend met Mozart, Haydn en Beethoven. Bekend is, dat hij voor Haydn de teksten bewerkte die deze gebruikte voor zijn beide grote oratoria Die Schöpfung en Die Jahreszeiten en dat de jonge Beethoven bij zijn komst naar Wenen zijn eerste symphonie aan deze Van Swieten opdroeg. De Winkler-Prins registreert een aantal opéras-comiques van zijn hand, benevens een tiental symphonieën. Het zou toch de moeite waard zijn indien deze eens in ons land zouden kunnen klinken.
Freek VAN WEL |
|