Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 87 (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 87
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 87Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 87

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 87

(1983)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Een ontwerp-resolutie over de meertaligheid in de Europese gemeenschap

De Commissie voor Reglement en verzoekschriften van de E.G. heeft onderstaande ontwerp-resolutie aan het Europese Parlement ter goedkeuring voorgelegd:

 

Het Europese Parlement,

 

-gelet op artikel 217 van het EEG-Verdrag,
-gelet op de artikelen 1 en 6 van verordening nr. 1 van de Raad van 15 april 1958, gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1972 en bij de Toetredingsakte van 1979,
-gelet op artikel 61 van het Reglement, gezien het verslag van de Commissie voor Reglement en verzoekschriften en de adviezen van de Politieke Commissie en de Commissie voor jeugd, cultuur, onderwijs, voorlichting en sport (doe. 1-306/82),
A.overwegende dat een beperking van het aantal officiële talen bij het Europese Parlement haar democratische karakter zou aantasten,
B.overwegende dat een beperking of een ongelijke behandeling van deze talen in het Europese Parlement een beperking van het democratische kiesrecht van de bevolking zou betekenen, aangezien de burgers hun vertegenwoordigers uitsluitend op basis van de vraag wie hun belangen het best vertegenwoordigen, zonder dat daarnaast ook nog taalcriteria een rol mogen spelen,
C.overwegende dat alle parlementsleden er recht op hebben ten aanzien van zowel het actieve als het passieve taalgebruik op gelijke voet te worden behandeld,
D.overwegende dat de meertaligheid van de Gemeenschap weliswaar aanzienlijke kosten veroorzaakt, doch dat deze kosten slechts rond de 2% van de totale begroting van de Gemeenschap uitmaken,
E.bevestigt opnieuw met klem dat de officiële talen en werktalen van de instellingen van de Gemeenschap het Deens, het Duits, het Engels, het Frans, het Grieks, het Italiaans en het Nederlands zijn;
F.bevestigt opnieuw de stelregel dat de talen van de Gemeenschap zowel actief als passief en zowel schriftelijk als mondeling op volstrekt gelijkwaardige wijze moeten worden gebruikt, wat met name geldt voor alle vergaderingen van het Parlement en zijn organen;
G.onderschrijft alle maatregelen ter bespoediging van zijn werkzaamheden en ter vermindering van de kosten die aan de talenregeling van de Gemeenschap zijn verbonden, mits deze maatregelen worden genomen in overeenstemming met het beginsel van de gelijkwaardige positie van de bedoelde talen;
H.verzoekt zijn voorzitter deze resolutie aan de Commissie en de Raad te doen toekomen.

Toelichting

Inleiding

1. Aan de hand van de ontwerp-resolutie-Coppieters (doe. 1-311/79) heeft de Commissie voor Reglement en verzoekschriften het talenvraagstuk bij de instellingen van de Gemeenschap en in het bijzonder bij het Parlement behandeld. De heer Coppieters stelt in de ontwerp-resolutie voor, een speciale commissie in te stellen ter bestudering van deze taalproblemen. Dit voorstel heeft de commissie tijdens de vergadering van 23 en 24 april 1981 in beginsel verworpen en zij besloot terzelfder tijd de taalproblemen, voor zover deze het Reglement betreffen, zelf te behandelen. Sindsdien is door de heer Colla c.s. een ontwerp-resolutie ingediend over het gebruik van de talen in het Europese Parlement (doe. 1-286/81), die in dit verslag eveneens ter sprake komt.

 

2. Het staat buiten kijf dat het gebruik van momenteel zeven en binnen luttele jaren negen talen in de instellingen van de Gemeenschap tot problemen kan leiden en in ieder geval die instellingen op hoge kosten drijft en een grote staf vertalers en tolken vergt. Zo werd al eerder berekend dat circa 60% van de uitgaven van het Parlement en circa 33% van de administratie-uitgaven van de Commissie aan het gebruik van de vele talen worden besteed. Op die grondslag is er in het door de heer Patterson namens de Commissie voor jeugd, cultuur, onderwijs, voorlichting en sport opgestelde advies een raming gemaakt van de uitgaven van het Parlement en circa 33% van de administratie-uitgaven van de Commissie aan het gebruik van de vele talen worden besteed. Op die grondslag is er in het door de heer Patterson namens de Commissie voor jeugd, cultuur, onderwijs, voorlichting en sport een raming gemaakt van de uitgaven in 1979 die aan de meertaligheid van de Europese Gemeenschap zijn te wijten. Wanneer men deze raming van de uitgaven wegens de meertaligheid op grond van de Gemeenschapsbegroting voor 1982 tot op heden bijwerkt, komt men tot een totaal van ongeveer 450 miljoen ERE. Dit is op zichzelf een zeer aanzienlijk bedrag, doch de commissie wenst er tevens op te wijzen dat deze uitgaven al met al slechts omtrent 2% uitmaken van de totale Gemeenschapsbegroting, die 22.000 miljoen ERE bedraagt.

 

3. Er is dus alle aanleiding om na te gaan of verbeteringen en besparingen mogelijk zijn bij het gebruik van de officiële talen van de Gemeenschap, maar als door eventuele wijzigingen op het gebied van de talen naast de gelijkwaardigheid van de officiële talen een vraagteken komt te staan, dan doet zich daarmede een principieel vraagstuk voor van zeer fundamentele aard voor de Gemeenschap, dat verder reikt dan zuiver economische beschouwingen.

Een ontwerp-resolutie ter zake van de heer Cottrell c.s. (doe. 1-9/81), waarin wordt voorgesteld om vier talen, namelijk Engels, Duits, Frans en Italiaans, de status van ‘voornaamste werktaal’ te verlenen, werd dan ook reeds in de commissievergadering van 23 en 24 april 1981 afgewezen als een ongeschikte basis voor de verdere behandeling van de taalproblemen.

 

4. Het is de commissie bekend dat intern wordt gewerkt aan het rationaliseren en stroomlijnen van het werk bij vertaaldienst, drukkerij en distributie. Hierover wordt ver-

[pagina 177]
[p. 177]

slag uitgebracht in een door de heer Ryan namens de quaestoren opgesteld en voor het Bureau in uitgebreide samenstelling bestemd ontwerp-verslag (PE 71.149/Quaest./def. II). Dit document bevat diverse concrete voorstellen inzake het gebruik van de officiële talen, waarover de commissie zich bij deze gelegenheid echter niet wenst uit te spreken. Daarentegen wenst de commissie intussen enige opmerkingen te maken van meer principiële aard.

 

De bestaande talenregeling

 

5. De regeling van het taalgebruik in de Europese Gemeenschap is niet in de Verdragen, maar in een verordening van de Raad nr. 1/58 vastgelegd en deze werd destijds overeenkomstig artikel 217 van het EEG-Verdrag door de Raad met algemene stemmen aangenomen. In die verordening worden Duits, Frans, Italiaans en Nederlands aangewezen als de officiële en werktalen voor de toenmalige Gemeenschap van zes lid-staten. Later werd, wegens de twee uitbreidingen, de verordening gewijzigd en werden ook Deens, Engels en Grieks officiële en werktalen van de instellingen van de Gemeenschap.

 

6. In genoemde verordening staan een aantal algemene beginselen over het gebruik van de officiële talen. Zo is onder andere bepaald dat een lid-staat of een staatsburger naar eigen keuze zich in één der officiële talen tot één der instellingen van de Gemeenschap kan wenden. Het antwoord van de instelling moet in dezelfde taal worden gesteld (art.2).

Documenten van een instelling van de Gemeenschap gericht aan een lidstaat of aan een staatsburger in een lid-staat moet in de taal van die staat zijn gesteld (art. 3).

Verordeningen en andere documenten van algemene geldigheid, die dus voor de gehele Gemeenschap gelden, moeten in alle officiële talen worden opgesteld (art. 4). Volgens een speciale bepaling moet het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen in alle officiële talen worden verspreid (art. 5).

 

7. In de verordening staat echter ook dat de instellingen van de Gemeenschap de instellingen de wijze van toepassing van de onderhavige regeling in hun reglement van orde kunnen vaststellen (art. 6). Dit betekent dat, met inachtneming van de algemene beginselen voor het gebruik van de officiële talen, iedere instelling van de Gemeenschap bevoegd is het gebruik van de officiële talen verder zelf te regelen.

 

8. Ten aanzien van het Europese Parlement staat artikel 142, tweede alinea: ‘de handelingen van de Vergadering worden overeenkomstig de bepalingen van dat reglement bekendgemaakt’. Die bepaling wordt zo uitgelegd dat het Reglement bepaalt welke documenten gepubliceerd zullen worden. Als een document wordt gepubliceerd, geschiedt dat in alle officiële talen. Niets in het Verdrag belet het Parlement in zijn eigen Reglement vast te stellen welke documenten of delen daarvan in speciale gevallen niet in alle talen worden bekendgemaakt.

 

Bevoegdheid inzake taalproblemen

 

9. Bepalingen in het Verdrag en in verordening 1158 komen erop neer dat de Commissie voor Reglement en verzoekschriften onder alle omstandigheden bevoegd is voor alle regeling van het taalgebruik betreffende principiële vraagstukken die raken aan de in het Reglement vastgelegde werkzaamheden en functie van het Parlement.

De zuiver administratieve tenuitvoerlegging van deze regeling berust natuurlijk bij het Secretariaat-generaal, zulks volgens de aanwijzingen van de quaestoren en het Bureau. Andere aspecten van de talenregeling kunnen echter ook voor andere commissies relevant zijn. Zo heeft de Commissie voor jeugd, cultuur, onderwijs, voorlichting en sport haar goedkeuring gehecht aan het verslag-Arfe over regionale talen en culturen (doe. 1-193/81), waarin vooral de culturele aspecten van het talenprobleem worden behandeld. De commissie voor energie en onderzoek stelde het verslag-Adam op over een onderzoeksprogramma inzake automatische vertaalsystemen (doe. 1-193/81), waarin mogelijkheden worden besproken voor de toepassing van de computer voor vertaalwerkzaamheden.

 

Principiële overwegingen inzake de regeling voor taalgebruik

 

10. Bij het talenvraagstuk worden de instellingen van de Gemeenschap vaak vergeleken met andere internationale organisaties, waarbij dan onmiddellijk opvalt dat zij, wegens de vele gebruikte talen, veel meer vertalers en tolken in dienst heeft dan enige andere internationale organisatie. Bij een vergelijking moet natuurlijk worden bedacht dat het werk van de Gemeenschap geheel anders is dan dat van andere internationale organisaties, zoals bij voorbeeld de V.N. en de Raad van Europa. De besluiten van de V.N. en de Raad van Europa worden in slechts weinig talen opgesteld, maar zijn dan ook nergens geldig voordat ze in de nationale wetgeving zijn opgenomen. In tegenstelling tot die instellingen worden in de Gemeenschap besluiten genomen welke rechtstreeks verbindend zijn voor elke staatsburger en elke onderneming in de lid-staten, dus zonder eerst in de nationale wetgeving te zijn opgenomen.

 

11. Een beperking van het aantal officiële talen in de Gemeenschap zou uiteindelijk tot gevolg hebben dat in sommige lid-staten wetten van kracht zijn die niet in de taal van het land zijn gesteld en die dus niet voor alle staatsburgers in dat land begrijpelijk zijn. Dat is natuurlijk onmogelijk en de nationale autoriteiten zullen, als een zodanig besluit ooit wordt genomen, beslist zorg dragen voor vertaling in de taal van het land, dus met andere woorden: een Europese besparing wordt dan een nationale uitgave.

 

12. Als wij dan ook de talenregeling in de Gemeenschap bespreken, moeten wij eerst en vooral een vergelijking maken met meertalige landen waar eveneens een gemeenschappelijk belissingsproces en een gemeenschappelijke wetgeving bestaan, waarbij alle taalgroepen gelijke rechten hebben. Als bijdrage tot een dergelijke vergelijking verwijst de rapporteur naar bijlage IV, waarin een overzicht wordt gegeven van de regelingen inzake het taalgebruik in 19 meertalige parlementen. Hieruit blijkt onmiddellijk dat de normale gang van zaken is dat in dergelijke parlementen met de talen in vergaande mate rekening wordt gehouden.

Als voorbeeld kan Joegaslavië worden genoemd, waar het parlement in vier talen werkt. Hier geschiedt simultaanvertolking naar alle talen en alle documenten worden eveneens in alle talen vertaald. Verder is het mogelijk vertolking en vertaling in bepaalde minderheidstalen te verkrijgen. Teksten die in het Joegoslavische parlement worden aangenomen worden tegelijkertijd in alle talen aangenomen (een beginsel dat overeenstemt met de talenregeling van de Gemeenschap, waar de teksten in alle talen rechtsgeldig zijn). In een staat als Joegoslavië zou het ondenkbaar zijn het aantal talen te beperken. Integendeel wordt er, zoals reeds gezegd bij de Joegoslavische

[pagina 178]
[p. 178]

parlementaire werkzaamheden ook rekening gehouden met de talen van de minderheden.

 

13. Verder is het, wat de Gemeenschap betreft, van belang vast te stellen dat er grote verschillen in opbouw en functie zijn tussen de diverse instellingen, hetgeen ook van invloed kan zijn op de gestelde eisen op talengebied. Dat staat immers ook in de verordening voor de regeling van het talengebruik, want krachtens artikel 6 heeft elke instelling de mogelijkheid de toepassing van de talenregeling nader uit te werken. Terwijl het doeltreffend kan lijken dat een groot deel van het eigenlijke voorbereidende werk bij de Commissie in een beperkt aantal talen wordt verricht, is het al even voor de hand liggend dat een parlementaire instelling niet kan functioneren, wanneer zij slechts werkt in enkele van de talen die door de volkeren worden gebruikt. Evenals de nationale parlementen heeft het Europese Parlement niet alleen een democratische en vertegenwoordigende, maar natuurlijk ook een opinievormende functie.

 

14. De vertegenwoordigende functie berust op het democratische beginsel dat elke staatsburger voor het Parlement verkiesbaar is, ongeacht zijn kennis, opleiding of andere kwalificaties. Bij de verkiezingen voor de nationale parlementen is dit een belangrijk beginsel en in het geval van het Europese Parlement werd hierop duidelijk gewezen toen de indirecte voor directe verkiezingen plaats maakten. Meer in het bijzonder geldt dit beginsel voor de talenkennis van kandidaten en leden. Iedere staatsburger moet zich ongeacht zijn talenkennis, kandidaat kunnen stellen voor het Europese Parlement en gekozen kunnen worden als hij of zij voldoende stemmen krijgt.

 

15. Daarom is er in het Europese Parlement altijd voor gezorgd dat de leden in de commissies en in de plenaire vergaderingen steeds in de taal van hun eigen land kunnen werken. Elke verandering hierin, ook in de vorm van zogenaamde beperkte of asymmetrische stelsels, waarbij het parlementslid misschien wel in zijn eigen taal kan spreken maar in een andere taal moet luisteren en misschien ook moet lezen, zou voorgoed breken met de democratische beginselen.

 

16. Vorenstaande principiële overwegingen betekenen natuurlijk niet dat het in de praktijk voor een lid van het Europese Parlement niet van groot belang is om, naast zijn eigen taal, ook nog andere talen te beheersen, zodat rechtstreeks contact met collega's mogelijk is. Ook kennis op het gebied van economie, bedrijfsleer of sociale vraagstukken kan nuttig zijn voor leden van nationale parlementen of van het Europese Parlement, maar niemand zal erover piekeren om een bepaalde opleiding als voorwaarde te stellen voor kandidaatleden.

 

17. Net zoals andere parlementen wordt de opinievormende functie in het Europese Parlement uitgeoefend via de openbaarheid van zijn debatten. In de Verdragen staat weliswaar nergens dat de vergaderingen van het Europese Parlement openbaar moeten zijn, maar dat is een normaal parlementair gebruik.

Een van de gevolgen van het openbaarheidsbeginsel is natuurlijk dat alle staatsburgers van de Gemeenschap de kans hebben het werk van het Europese Parlement in hun eigen taal te volgen, d.w.z. dat alle documenten, handelingen en besluiten in alle officiële talen beschikbaar zijn, en dat tijdens de vergaderingen vertolking plaatsvindt in alle officiële talen, zoals dat ook tot dusverre is gebeurd.

 

18. Een beperking van het aantal talen waarin de documenten worden vertaald of waarin tijdens vergaderingen wordt vertolkt, komt erop neer dat bepaalde bevolkingsgroepen in Europa worden uitgesloten, of in ieder geval moeilijker kunnen volgen wat er in het Europese Parlement gebeurt. Dat is een ernstige zaak omdat alleen tijdens de debatten in het Europese Parlement voorstellen voor nieuwe communautaire wetgeving in het openbaar worden behandeld. De beraadslagingen van de Commissie en de Raad zijn geheim.

 

19. Een meerderheid van de commissie kan derhalve onmogelijk met het voorstel instemmen dat in het advies van de Politieke Commissie wordt gedaan om het aantal talen over een periode van 15 jaar tot 2 (eventueel 3) te beperken. Dit zal er slechts toe bijdragen het contact tussen de instellingen van de Gemeenschap en grote delen van de Europese bevolking te bemoeilijken. Naar de opvatting van de commissie is het ook niet realistisch zich een dergelijke ontwikkeling in de loop van 15 jaar voor te stellen, en bovendien zou het op het oordeel van de burgers ten aanzien van de Europese instellingen alleen maar een negatieve invloed kunnen uitoefenen, indien men probeerde een dergelijke beperking van het aantal talen erdoor te drukken.

Een minderheid van de commissie was er evenwel voor een speciale werkgroep op te richten ter nadere bestudering van de taalproblemen, in de geest van het voorstel dat in de adviezen van de Politieke Commissie voor jeugd, cultuur, onderwijs, voorlichting en sport wordt gedaan.

 

20. Zelfs al is de voor de Gemeenschap geldende talenregeling duur en vereist zij een groot aantal ambtenaren, toch is de commisie van mening dat de huidige regeling berust op essentiële democratische beginselen, waaraan slechts met de grootste omzichtigheid mag worden getornd. Dit hoeft natuurlijk niet uit te sluiten dat er op concrete gebieden wijzigingen kunnen geschieden tot aanpassing van de toepassing van de talenregeling, op voorwaarde dat aan de gelijke behandeling en de gelijkstelling van de talen de hand wordt gehouden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken