De conferentie van de leraren Nederlands in de grensgebieden
Voor de derde maal werd door de werkgroep ‘Leraren Nederlands in de grensgebieden’ van het A.N.V. een meerdaagse bijeenkomst georganiseerd waarvan de deelneming openstond voor docenten Nederlands aan scholen voor het voortgezet onderwijs in de aangrenzende taalgebieden. De bijeenkomst vond plaats op 24, 25 en 26 september te Bemelen bij Maastricht. De 68 deelnemers kwamen uit Noord-Rijnland-Westfalen, Wallonië, Brussel en de Oostkantons van België. De conferentie werd mogelijk gemaakt door een subsidie van het Nederlandse Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen.
Het eerste onderwerp van de bijeenkomst was een voordracht over het gebruik van audio-visuele middelen in het onderwijs door de heer W. Kooring, hoofd van de afdeling publiciteit en externe betrekkingen van de Stichting Nederlands Instituut voor Audio-visuele Media (NIAM) te Den Haag.
Een van de belangrijkste afdelingen van het NIAM is de onderwijsafdeling, die programma's uitbrengt ten behoeve van het onderwijs. Per jaar worden ongeveer 60 nieuwe programma's samengesteld. Er bestaat een catalogus waarin van vrijwel elk programma een uitvoerig begeleidingsblad is opgenomen. Het materiaal kan geleverd worden als film (16 m.m.), video of als dia-serie.
Iedere school in Nederland kan zich bij het NIAM aansluiten. Voor de scholen van het voortgezet onderwijs in de buurlanden is het NIAM bereid onder speciale voorwaarden eveneens programma's te leveren.
Vervolgens werden door de heer Kooring enige fragmenten uit het NIAM-filmprogramma vertoond, waarna een gedachtenwisseling plaats vond.
Een belangrijk punt op de agenda van de conferentie was de schooluitwisseling over de grenzen.
Het onderwerp werd ingeleid door de heer J.P. Gailliez, leraar Nederlands/Engels aan een school in Wallonië, die daarbij kon putten uit zijn opgedane ervaringen met schooluitwisselingen zowel tussen Vlaamse en Waalse scholen in België als tussen Belgische en Engelse scholen.
Het organiseren van deze schooluitwisselingen vergt veel energie van de leerkrachten, maar de resultaten daarvan zijn zeer bemoedigend. De taal had voor deze contacten een brug geslagen.
Een drietal inleiders resp. uit de Bondsrepubliek Duitsland, Nederland en België behandelden de bemiddelende rol die de overheid daarbij kan spelen.
Eerste spreker was de heer K.R. Himmes van de Internationaler Schüleraustausch für das Land Nordrhein-Westfalen.
De uitwisselingen waaraan scholen uit Nordrhein-Westfalen deelnemen omvatten ongeveer 650 scholen, waarvan ongeveer 450 uitwisselingen met Frankrijk, ongeveer 150 met Engeland en ongeveer 50 met Wallonië. Met Nederland kwamen slechts 8 schooluitwisselingen tot stand.
Het Nederlands heeft volgens Dr. Himmes een te bescheiden plaats op de scholen in Nordrhein-Westfalen. Dit is jammer gezien de betekenis van de Nederlandse taal en van de gemeenschappelijke Nederlands/Duitse grens.
Sterk legde Dr. Himmes de nadruk op de noodzaak dat de initiatieven voor de schooluitwisselingen van de scholen dienen uit te gaan. De overheid kan slechts stimuleren. Om de kosten van de uitwisselingen te beperken bepleitte Dr. Himmes ‘deviezenloze uitwisselingen’, waarbij in beginsel alleen de reiskosten betaald moeten worden.
De tweede spreker was Drs. A.F. Holleman van de Centrale Directie Internationale Betrekkingen van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen in Den Haag. De heer Holleman is werkzaam op de afdeling Bilaterale Betrekkingen. In het kader van de culturele verdragen die met veel landen zijn gesloten, zijn jeugduitwisselingen mogelijk. Deze uitwisselingen behoeven zich niet te beperken tot twee landen, maar kunnen ook drie of meer landen betreffen. De heer Holleman verklaarde zich gaarne bereid zijn medewerking te verlenen bij de organisatie van schooluitwisselingen ten behoeve van de bevordering van de kennis van de Nederlandse taal in het buitenland. Indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, kan voor deze uitwisselingen een subsidie verleend worden.
De Belgische spreker was de heer Poulain, inspecteur van het Rijksonderwijs in Wallonië. Hij wees erop dat de structuur van het Belgisch onderwijs minder eenvoudig ligt dan in Duitsland en in Nederland.
Niettemin is toch enige vooruitgang geboekt. Uitwisselingen met Duitsland hebben al plaats gevonden. Men zal zeker op deze weg verder gaan. Een circulaire van de Minister van de Franstalige Gemeenschap, de heer Urbain, van 23 februari '82 opent mogelijkheden, die verder uitgewerkt dienen te worden.
Een tweetal deelnemers aan de conferentie, de heer Richelle en Mevrouw Daman gaven vervolgens een overzicht van hun ervaringen met de uitwisselingsprogramma's respectievelijk tussen Wallonië en Duitsland en tussen Wallonië en Vlaanderen.
Een uitvoerige gedachtenwisseling besloot dit punt van de agenda. De heer H.P. Mantz uit Maastricht gaf een overzicht van Euregio's en meer in het bijzonder over Euregio Maas-Rijn. Ook deze Euregio kent een werkgroep ‘Onderwijs’, die ook bereid is haar medewerking aan de schooluitwisselingen te verlenen.
Bij het onderwijs van het Nederlands in Duitsland en Wallonië dienen de docenten ook aandacht te schenken aan de Nederlandse literatuur. Voor hen is het belangrijk te weten hoe de literatuur op de scholen voor het voortgezet onderwijs in Nederland gegeven wordt. Inleider was de heer A.J.G. Wolters. Het spreekt vanzelf dat de heer Wolters het onderwerp van de didactische kant behandelde maar daarbij gaf hij toch een aardig overzicht van de Nederlandse literatuur en wel meer in het bijzonder van de eigentijdse literatuur. Want een belangrijke vraag van de deelnemers aan de conferentie was: ‘Welke schrijvers behandelen jullie nu in Nederland’. Zij werden daarbij op hun wenken bediend.
Niettemin bleven er nog vele vragen over, die door de heer Wolters tot tevredenheid van de deelnemers werden beantwoord.
Tot slot van de conferentie vond op de laatste dag een evaluatiebespreking plaats. Over het algemeen waren de deelnemers zeer voldaan over het gebodene. Men was het A.N.V. dankbaar deze conferentie te organiseren en de deelnemers in de gelegenheid te stellen weer nieuwe ideeën op te doen. Verschillende suggesties voor volgende conferenties werden gedaan.
Een dergelijke bijeenkomst is niet een aaneenschakeling van vergaderingen. Voldoende tijd wordt gelaten voor onderlinge contacten. De gezamenlijke maaltijden spelen daarbij een grote rol. Deze onderlinge contacten zijn daarom van een bijzondere betekenis omdat veel docenten Nederlands zich op eenzame posten bevinden en weinig of geen gelegenheid krijgen collega's te ontmoeten.