wisselend in verschillende plaatsen in Zeeland.
Dit jaar vond de manifestatie plaats in Terneuzen, na Rotterdam en Amsterdam de derde zeehaven van Nederland. Het lag uiteraard voor de hand deze dag te plaatsen in het teken van Terneuzen-Duinkerke. Immers Duinkerke is een belangrijke Franse zeehaven. Prof. Dr. M. Anselin, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Gent, een bij uitstek deskundige op het gebied van de zeehavens, gaf een duidelijke uiteenzetting t.a.v. de beide zeehavens Terneuzen en Duinkerke.
De Franse Vlaming Francis Allacker, leraar Engels en Nederlands, vice-voorzitter van ‘Mensen lyk wyder’, gaf een uitstekende bespreking van de huidige situatie in het Vlaamse deel van Noord-Frankrijk. De bijeenkomst werd gehouden in de Schouwburgzaal van het Zuidlandtheater te Terneuzen en werd bijgewoond door ongeveer 200 personen, onder wie Franse, Belgische en Zeeuws-Vlamingen, alsmede belangstellenden uit tal van plaatsen in Nederland.
In de voormiddag vond de Academische zitting plaats, welke werd geopend met een woord van welkom door de voorzitter van de Stichting ‘Zeeland-Frans-Vlaanderen’, drs. A.G.U. Hildebrandt.
Hierna vond de officiële opening plaats door de Burgemeester van Terneuzen, de Heer C. Ockeloen. In zijn inleiding schetste de Burgemeester in het kort de geschiedenis van Terneuzen, in het bijzonder de sleutelpositie, die Terneuzen inneemt, n.l. gelegen aan een belangrijk internationaal vaarwater in de verbinding met de Noordzee. Van grote invloed voor Zeeuws-Vlaanderen is de totstandkoming geweest van het kanaal Terneuzen-Gent. Daardoor ontwikkelde zich in een tot dan toe overwegend agrarisch gebied een moderne industrie langs het kanaal. Hij wees er voorts op, dat hoewel de fabrieken in Zeeuws-Vlaanderen staan, de hoofddirecties gevestigd zijn in de Verenigde Staten van Amerika, Noorwegen en Zweden.
Van groot belang voor Terneuzen is uiteraard de haven van Gent. De opkomst van Gent als zeehaven heeft geleid tot een belangrijke toeneming van het scheepvaartverkeer op het kanaal en doortocht van schepen naar het Noord-Franse industriegebied, dit betreft ongeveer 50.000 binnenschepen per jaar.
Tenslotte ging de Burgemeester in op de vraag, hoe overig Nederland en zelfs Zeeland over Zeeuws-Vlaanderen denken. De Zeeuws-Vlaming heeft nog al eens het gevoel in een op zich zelf aangewezen gebied te wonen. Men vergist zich in de grootte en uitgestrektheid van deze streek. Men realiseert zich niet, dat een derde van de Zeeuwse bevolking in Zeeuws-Vlaanderen woont en dat daar ruim een derde van de Zeeuwse industrie is gevestigd.
De Burgemeester eindigde met zijn waardering erover uit te spreken, dat de Frans-Vlaamse Culturele Dag dit jaar in Terneuzen werd gehouden.
Vervolgens was het woord aan Prof. Dr. M. Anselin over het onderwerp: ‘Terneuzen-Duinkerke, een parallel?’
De hoogleraar schetste in een boeiend betoog de historische functie van een zeehaven: van doorgang van goederen naar zee-terminal, d.w.z. van uitsluitend laden en lossen van goederen naar verwerking van de inkomende goederen en uitvoer van de verwerkte producten.
Een zeehaven is daardoor multi-functioneel geworden. Deze ontwikkeling heeft invloed gehad op de ruimtelijke componenten van een zeehaven. Dit betreft de toegang tot de haven aan open zee of aan een rivier of kanaal. Voor doorgaande goederen zijn los- en laadkaaien nodig en voor te verwerken goederen industrieterreinen. Belangrijke landtransportmiddelen zijn: spoor, weg en binnenvaart.
Vervolgens werden de belangrijkste feiten in de geschiedenis van Duinkerke en Terneuzen geschetst.
Duinkerke, weleer een Vlaamse haven in het Graafschap Vlaanderen, werd in 1662 door Lodewijk XIV geannexeerd. Het werd een Franse oorlogshaven en moest een maritiem handelscentrum in de Noordzeerange tegen Antwerpen, Rotterdam en Amsterdam worden.
In 1700 kreeg Duinkerke een Kamer van Koophandel. In 1789 werd het een vrijhaven.
Sinds de Tweede Wereldoorlog vindt er industrialisatie plaats, is de zeehaven toegankelijk gemaakt voor schepen tot 125.000 tdw en werd een diepzeehaven aangelegd voor schepen tot 300.000 tdw.
In 1965 kwam de ‘Port Autonome de Dunkerque’ (een havenschap) tot stand.
Terneuzen is in de 19e eeuw tot ontwikkeling gekomen. In 1827 werd de zeesluis en het kanaal naar Gent in gebruik genomen. Spoorlijnen naar Gent en Hulst-Mechelen kwamen in 1869/71 tot stand.
In 1910 kreeg Terneuzen er een nieuwe zeesluis bij (thans Middensluis) met een capaciteit van 10.000 tdw. In 1960 kwam er op grond van de Belgisch-Nederlandse conventie andermaal een nieuwe zeesluis voor schepen van 60 tot 70.000 tdw en een verruimd zeekanaal.
In 1971 was er de tot standkoming van de Stichting Havenschap Terneuzen.
In 1978 werd de Braakmanhaven toegankelijk voor schepen van 100.000 tdw.
In 1982 had Duinkerke een havenverkeer van 32,9 min ton, waarvan vloeibare bulk (olie, etc.) 10,3 min ton, vaste bulk (ertsen, kolen, etc.) 17,5 min ton en overige 5,1 min ton.
Terneuzen had in 1982 een havenverkeer van 7,8 min ton, waarvan aardolie 1,1 min ton, vaste bulk 6,0 min ton en overige 0,7 min ton.
Beide havens hebben gemeen dat ze zijn ontstaan door politieke of elders liggende beleidsbeslissingen: Duinkerke: Lodewijk XIV; Terneuzen: Willem I en Leopold II. Beide havens zijn t.o.v. hun nationaal beslissingscentrum periferisch gelegen (Duinkerke-Parijs; Terneuzen-Den Haag).
Duinkerke heeft zich op twee plaatsen ontwikkeld: oosthaven: industrie en de westhaven: diepzeehaventrafieken.
Terneuzen heeft zich ook op twee plaatsen ontwikkeld, maar omgekeerd gemotiveerd: kanaalhavens: doorvoer en de Scheldehaven: industrie.
Duinkerke leeft nog met een complex van trafiekconcurrentie van Zeebrugge, Gent en Antwerpen, dit ondanks zijn belangrijke industrialisatie. Bovendien heeft het een tijd lang op de kwijnende Waalse industrie gegokt.
Terneuzen mikt eerder op complementariteit van zijn functie in het nog steeds expanderend concurrentieveld Rotterdam, Antwerpen-Gent-Zeebrugge.
De sterke afhankelijkheid van Duinkerke van olie en ertsen (voor het staalbedrijf Usinor) brengt sedert 1979 continue achteruitgang van trafieken mede.
De diversiteit van de trafieken in Terneuzen levert een trage, maar eerder continue stijging van verkeer op.
Duinkerke heeft regelmatig (zoals alle Franse havens) last van sociale troebelen, wat een slecht imago oplevert.
Terneuzen daarentegen heeft een rustiger sociaal klimaat, wat een veiligheid voor reders en investeerders betekent.
Duinkerke is wat contacten en talen betreft minder cosmopoliet dan Terneuzen.
Na deze interessante vergelijking van Terneuzen en Duinkerke sprak Francis Allacker over ‘De huidige Fransch-Vlaem-