De Nederlandse Taalunie en het A.N.V.
‘De Taalunie wordt in Nederland doodgezwegen’ schreef een half jaar geleden prof. dr. Hugo de Schepper in ‘Ons Erfdeel’. Inderdaad! Maar daarmee is nog niet gezegd dat de Vlamingen de tekst van het Taalunieverdrag uit het hoofd kennen. Een uitgebreider voorlichting over doel, opzet en mogelijke werkwijze van het Taalunieverdrag en het uitvoerend orgaan de Taalunie is geen luxe. De redaktie van ‘Ons Erfdeel’ deed er dan ook goed aan, drs. B.J.E.M. de Hoog, algemeen sekretaris van de Taalunie, om een bijdrage te verzoeken. Deze informatieve publikatie verscheen in het eerste nummer 1983 van ‘Ons Erfdeel’.
Nog altijd een aktueel onderwerp, zoals blijkt uit het thans gepubliceerde jaarverslag 1982 van het Algemeen-Nederlands Verbond (A.N.V.). Daarin staat: ‘De verwezenlijking van het Taalunieverdrag is mede aan de aktiviteiten van het A.N.V. te danken’. Het merkwaardige in het artikel van drs. De Hoog is, dat hij met geen letter rept over de invloed van de partikuliere organizaties in Noord en Zuid, die de Kulturele integratie nastreven en een bijdrage leverden, zodat er een klimaat werd geschapen waarin het Taalunieverdrag kon ontstaan. Derhalve komt het A.N.V. in de publikatie ook niet aan de orde. Is het jaarverslag van het A.N.V. onjuist, of vertoont de bijdrage van de heer De Hoog een hiaat? Wij geloven het laatste! En daarmee is aan de voorlichting over de Taalunie tekort gedaan.
De schrijver legt terecht de nadruk op de eenheid van de taal over de staatsgrens heen, die door het Verdrag een ‘politieke werkelijkheid’ is geworden. Hij beschrijft bondig de historische facetten; van de letteren in de middeleeuwen tot de Nederlands-Vlaamse samenwerking op taalgebied na 1945. Maar waarom is er voorbij gegaan aan de Nederlandse Kongressen in de jaren zestig, waarvoor het A.N.V. het initiatief nam? Hebben deze kongressen niet in het teken gestaan van de ‘Kulturele integratie van Noord en Zuid’, zoals Julien Kuypers die op het 35ste Kongres in 1963 hanteerde? Een term, die ook het middelpunt vormt van de nog altijd bekende ‘roze nota’ of ‘het rode boekje’ van 1962. Een term weliswaar die nu twintig jaar later min of meer is versleten en, blijkens het 38ste Algemeen-Nederlands Kongres een ruimer inhoud en betekenis heeft gekregen. Het was als een gevolg van de vele diskussies binnen de sociaal-kulturele organizaties en het uitblijven van overheidsinitiatieven, dat het A.N.V. het voortouw nam. Begin maart 1973 richtte het A.N.V. zich tot de regeringsleiders, de bewindslieden van Kultuur, de parlementaire instanties, de politieke partijen en de media van beide landen met een brief. Waarin werd aangedrongen op een ‘versnelling van de kulturele integratie’. De Belgische grondwetsherziening van 1970 was daarvoor mede een aanleiding, nu aan de taalgemeenschappen de kulturele autonomie was toegekend. De ministers en de parlementariërs vroegen nadere uitleg. Nog in oktober van hetzelfde jaar verscheen het A.N.V.-rapport ‘Een nieuwe aanpak’. Het werd onderwerp van overleg tussen de bewindslieden, de Kultuurraad voor Vlaanderen, de Vaste Kommissies voor Kultuur van de Staten-Generaal in Nederland. In 1975 organizeerde het A.N.V. over dit rapport een ‘besloten beraad’ in Breda met genodigden; deskundigen uit Noord en Zuid. Enkele weken eerder hadden
de regeringen in Brussel en Den Haag besloten een werkgroep ad hoc in te stellen. De opdracht luidde: ‘het uitbrengen van advies over een advieskollege betreffende de Nederlandse taal en eventueel een afzonderlijk advies op het ruimere gebied van de kulturele integratie’.
Het regeringsbesluit, een vorm van samenwerking, werd op het colloquium in Breda entoesiast ontvangen. Men stelde echter in een resolutie dat ‘op de onderlinge samenhang van de beide onderdelen van de opdracht nauwlettend moest worden toegezien’. Het A.N.V. had de voorkeur voor een ruimer opdracht, met niet alleen de taal en letteren als kernpunt. In ieder geval ging de opdracht verder dan de nota van 1971 van de Gemengde Kommissie ter uitvoering van het Belgisch-Nederlands Kultureel Akkoord. In ‘Een nieuwe aanpak’ ging het om een onderzoek van de strukturen van de kulturele integratie. Voorts achtten de samenstellers een toporgaan noodzakelijk. Tevens zou een studie nodig zijn van de juridisch-staatkundige gevolgen en van de verhouding tot de Beneluxorganen alsook van een gemeenschappelijk internationaal kultureel beleid. Het rapport stelde de vraag, welke de beste vormen waren voor integratie van de deelterreinen, als het volksontwikkelingswerk en bv. de grenskontakten.
Ondanks een aarzeling in A.N.V.-bestuurskringen was het geen reden een verzoek van de ministers mevr. Rika de Backer-Van Ocken van Nederlandse Kultuur en Vlaamse Aangelegenheden en mr, Harry van Doorn van C.R.M. in Nederland, twee A.N.V-hoofdbestuursleden voor de werkgroep voor te dragen, af te wijzen. Minister van Doorn kwam echter met deze keuze voor het A.N.V. in aanvaring met zijn wettelijk adviesorgaan de Raad voor de Kunst. Prof. dr. M. de Vroede en dr. A.W. Willemsen traden tot de werkgroep toe, die in december 1975 werd geïnstalleerd. Precies een jaar later werd dit ‘Ontwerp voor een Nederlandse Taalunie’ uitgebracht. Kortom het A.N.V. heeft terdege een rol gespeeld in de voorgeschiedenis van het Taalunieverdrag.
Geert GROOTHOFF