Neerlandia. Jaargang 87
(1983)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 136]
| |
de nederlanden in de wereld
| |
[pagina 137]
| |
napoleontische heerschappij in oorlog verkeerden!) buiten Deshima te houden. Deshima was de ‘eenige verblijfplaats die ons ongelukkige Hollanders nog overig was gebleeven en waar de Hollandsche vlag nog vrij konde wapperen’ schreef het ‘opperhoofd’ Jan Cock Blomhoff in die tijd. Eén van de aardigste gedeelten uit de memoires van Doeff wordt gevormd door de beschrijving van de verplichte reis naar het hof van de shogun in Edo (thans Tokio). Doeff had overigens voldoende tijd om (heimelijk!) een Nederlands-Japans woordenboek samen te stellen.
In zijn genoemde boek weet dr. Stellingwerff op boeiende wijze zijn indrukken weer te geven van het huidige Japan, waarbij hij steeds weer teruggrijpt op de curieuze relatie tussen de Nederlanders en het Land van de Rijzende Zon. Helaas vernemen wij weinig over de belangrijke rol, die de Nederlanders hebben gespeeld als leraren in de verschillende westerse wetenschappen. De Japanners verkregen hun kennis over astronomie, botanie, landbouwwetenschappen, geografie, medische en militaire wetenschappen uit Nederlandse leerboeken. Hiertoe moesten zij Nederlands leren. Enkele eeuwen vervulde het Nederlands in Nippon de functie die het Latijn in de middeleeuwen en daarna in Europa als wetenschapstaal heeft gehad.
Men sprak in Japan van de ‘Rangaku’, d.w.z. ‘Hollandse wetenschap’ of ‘Hollandologie’. Ik wijs in dit verband nog op de autobiografie van Fukuzawa Yukichi (1835-1901), één van de pioniers van de modernisering van Japan. In dit in het Nederlands vertaalde boek ‘De poorten gaan open’ (Amsterdam, 1978) schrijft hij: ‘Wij studenten van de Nederlandse kennis waren ons ervan bewust de enige bezitters te zijn van de sleutel tot de grote Europese civilisatie’. Dank zij de Nederlanders waren de Japanners toen zij rond 1850 gedwongen werden hun land open te stellen voor de buitenlandse handel, vrij goed op de hoogte van het gebeuren in de rest van de wereld. Nederlandse en Duitse artsen als Engelbert Kaempfer (1651-1716)Ga naar voetnoot(3), Ph. F. von Siebold (1796-1866) en J.L.C. Pompe van Meerdervoort (1829-1908) doceerden medische wetenschappen in NagasakiGa naar voetnoot(4). De laatste schreef een interessant boek ‘Vijf jaren in Japan’ (Leiden, 1868). Omgekeerd heeft de Nederlandse vestiging op Deshima ook betekenis gehad voor onze wetenschap. De Maquette van Deshima.
Het eerste in Japan gedrukte leerboek van de Nederlandse taal.
| |
[pagina 138]
| |
Nagasaki-prent met Nederlandse familie.
etnografica en kunstverzamelingen van de genoemde dr. Philipp Franz von Siebold, schrijver van ‘Nippon’, ‘Flora Japonica’ en ‘Fauna Japonica’ vormden de grondslag van het bezit van het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden, dat in 1837 werd opgericht. De platen en zaden, die Von Siebold naar Nederland zond, vonden hun weg naar de Leidse Hortus Botanicus.
In de eerste helft van 1983 werd in Amersfoort een tentoonstelling gehouden, gewijd aan het werk van Jan Cock Blomhoff, sedert 1809 pakhuismeester op Deshima en van 1817 tot 1824 Opperhoofd aldaar. Hij was zeer geïnteresseerd in flora, fauna, geschiedenis, godsdienst, maatschappij en politiek van het Land van de Rijzende Zon. Zijn uitgebreide verzamelingen kwamen tenslotte onder het beheer van het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden.
Ook buitenlandse Japankenners hebben de betekenis van het Nederlandse optreden in Japan onderkend, getuige o.m. het boek van de Engelsman C.R. Boxer ‘Jan Compagnie in Japan, 1600-1850’, (The Hague, 1950), G.K. Goodman ‘The Dutch impact on Japan, (1640-1853)’, (Leiden, 1967) en K. Glamann ‘Dutch-Asiatic trade, 1620-1740’ (The Hague, 1958).
In het genoemde boek van dr. Stellingwerff is ook een catalogus opgenomen van de tentoonstelling ‘Roodharige vreemdelingen op Deshima’. Deze tentoonstelling werd gehouden in de Vrije Universiteit in Amsterdam. Samenstellers van de catalogus waren H. Bosma, F.K. Lotgering en J. Vrieze. Aan de hand van Japanse prenten en tekeningen werd op deze tentoonstelling een beeld gegeven van de visie van de Japanners op de ‘roodharige vreemdelingen’. In Japanse ogen kenmerkten de Nederlanders zich vooral door hun rood haar, hun lengte, lange neuzen, blauwe ogen en witte huidskleur. De anecdotische Nagasaki-prenten geven een natuurgetrouw maar soms ook geestig beeld van het leven van de Nederlanders, hun vrouwen, bedienden, huisdieren, schepen, kleding en wapens. Enerzijds bewonderden de Japanners de Hollanders, anderzijds vonden zij het een vreemd volkje.
Meestal werden de bewoners van de Lage Landen afgebeeld met een lange Goudse pijp en Javaanse bedienden. Zoals eerder werd opgemerkt moesten de bewoners van Deshima zich veel laten welgevallen.
Opmerkelijk is, dat op de Japanse prenten de vlag met het embleem van de Verenigde Oostindische Compagnie (V.O.C.) omgekeerd wordt afgebeeld (zie afbeelding op kaft). Was ook dit een teken van de vernedering van de ‘barbaren’?
De Nagasaki-prenten zijn niet alleen esthetisch maar ook cultuurhistorisch van grote betekenis. In dit verband wordt in de catalogus terecht opgemerkt:
‘Wij mogen dankbaar zijn deze tekeningen van ooggetuigen te bezitten, want de ‘Hollanders’ die eeuwen op Deshima verbleven, hebben ons veel in geschrift maar weinig in beeld nagelaten’. Anderzijds moet worden opgemerkt, dat de Nederlandse invloed op deze Nagasaki-prenten, die als een soort souvenirs voor de bezoekers aan Nagasaki moeten worden beschouwd, niet gering is geweest: ‘Sinds de vrijheid op het importeren van boeken groter was geworden | |
[pagina 139]
| |
kwamen er niet alleen Nederlandse boeken over kunst in omloop, maar ook schilderingen, tekeningen en prenten. Dit oefende direkte invloed uit op de prentkunst van Nagasaki... Gedurende de gehele periode dat de Nagasaki-prenten verschijnen ziet men elementen terugkeren die afkomstig zijn uit de westerse traditie. Banderollen bijvoorbeeld waarop een Hollandse tekst is aangebracht en kartouches komen veelvuldig voor... Nederlandse kunsttheoretische verhandelingen als Gerard de Lairesse's ‘Groot Schilderboeck’ en het ‘Nieuw en volkomen Woordenboek van konsten en wetenschappen’ van Egbert Buys werden ijverig bestudeerd...’ Ook nu nog bestaat in Japan belangstelling voor Nederland, zoals o.m. blijkt uit de activiteiten van het reeds sedert 1975 bestaande ‘Japan-Nederland Instituut’Ga naar voetnoot(5) in Tokio. Uiteraard blijven er ondanks modernisering van Japan diepgaande culturele verschillen bestaan tussen Nederlanders en Japanners. In zijn boekje ‘Buigzame emoties’ (Den Haag, 1981) laat Jan Buruma, die enkele jaren in Japan woonde, herhaaldelijk zijn verwondering blijken over de Japanse levensstijl en gewoonten. Toch worden er steeds meer bruggen geslagen. Nederland kent een actieve Vereniging Nederland-Japan. Opmerkelijk is ook de groeiende belangstelling in de Lage Landen voor het korte Japanse gedicht de haikoe. Deze haikoe vindt bij Nederlandse en Vlaamse dichters navolging. Opmerkelijk is de oprichting van de Haikoe Kring Nederland en het Haikoe Centrum Vlaanderen, die gezamenlijk het tijdschrift ‘Vuursteen’ uitgeven met oorspronkilijke Vlaamse en Nederlandse haikoes en essays (vgl. hierover V.F. Laterveer ‘Het verschijnsel ‘haiku’ in het Nederlands taalgebied’, uitgave Stichting Dimensie, 1982). Voorts wijs ik nog op het cultureel-historische tijdschrift ‘Japan en de Lage Landen’, een uitgave van de Stichting Dimensie (Galgewater 15, Leiden)Ga naar voetnoot(6). Helaas moest dit voortreffelijke Afbeelding van Nederlander op Nagasaki-prent
tijdschrift na vijf nummers om financiële redenen worden gestaakt. De ‘Stichting Dimensie voor Letterkundige en Wetenschappelijke Uitgaven’, die ook haikoepoëzie uitgeeft, wil echter op dit gebied werkzaam blijven.
Tot slot vermeld ik nog, dat in de maanden augustus tot oktober 1984 in Rotterdam een groot opgezet Japan-festival wordt georganiseerd met vele culturele activiteiten en een tentoonstelling over de geschiedenis van de Nederlands-Japanse betrekkingen.
P. KRUG |
|