Neerlandia. Jaargang 87
(1983)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |
Contactlinguistiek te BrusselWie vandaag de dag met open ogen en oren en een weinig interesse aan taal in het algemeen, door Brussel loopt, stuit telkens weer op één of ander meertaligheidsfenomeen.
‘Hallo, Rapid, bonjour, goedemorgen...’ kan als aanhef van een telefoongesprek komisch klinken, getuigt tevens van een onbetwistbaar commercieel gevoel in een poging het de klanten uit beide taalgroepen naar de zin te maken.
Het opschrift ‘Teledistributi(e)-(on)’ mag dan wel verkeerd zijn, het wil dan toch tegemoet komen aan de eisen van een tweetalige stad. Handelaars in gastarbeiderwijken zien zich genoodzaakt hun luttele vrije tijd aan de studie van Arabische talen te wijden, willen ze hun zakencijfer niet dramatisch zien dalen ten voordele van winkels gehouden door Turken en Marokkanen. Dat Turks en Marokkaans in deze gevallen de functie van ‘lingua del pane’ vervullen is overduidelijkGa naar voetnoot(1). Een vijfjarig kind dat wegens afasie in de afdeling neuro-psychiatrie van een Brussels ziekenhuis werd opgenomen is een schrijnend voorbeeld van de gevolgen van een onoordeelkundig georganiseerde twee- of meertalige opvoeding.
Dat de permanente confrontatie met dergelijke taalcontactverschijnselen in een tweetalige grootstad als Brussel, samen met een stevige linguïstische basis in het raam van de germaanse faculteit aan de UFSAL - voeg daarbij nog een scheut idealisme en dynamisme - in 1977 tot de stichting van het Onderzoekscentrum voor Meertaligheid (OVM)Ga naar voetnoot(2) leidde, is dan ook niet verwonderlijk, temeer daar het onderzoeksgebied quasi onbeperkt blijkt, wanneer men bedenkt dat er op de kaart van Europa, op IJsland na, niet één ééntalig land te vinden is.
Met het oog op een vlot functioneren hebben de OVM-medewerkers zich enkele kunstgrepen uitgedacht die voor de werking van het Onderzoekscentrum als specifiek kunnen worden beschouwd.
Het OVM beschikt over een staf toegewijde onderzoekers, eerder gering in aantal door het principe van de ‘projectgebonden medewerkers’, dat toelaat de eigen inzet te verbinden met die van op het gebied van een bepaald project bijzonder ervaren deskundigen. Een dertigtal experten uit binnen- en buitenland hebben het ‘corresponderend lidmaatschap’ van het OVM aanvaard. In ruil voor een, zo nodig, onmiddellijke dienstverlening wordt hen een kader voor wetenschappelijke uitwisseling, gezamenlijke projecten enz. geboden.
Een adressenlijst met meer dan 700 namen van op het vlak van de contactlinguïstiek en meertaligheidsonderzoek zeer bedrijvige en geïnteresseerde wetenschapslui laat niet alleen een zeer snel telefonisch en/of schriftelijk contact toe, maar maakt het tevens mogelijk een hele schare contactlinguïsten, over de hele wereld verspreid, in zijn geheel te informeren.
Het OVM heeft zich tot doel gesteld die fenomenen te onderzoeken, die bij het functioneren van twee of meer talen of taalvarianten op nationaal of regionaal vlak optreden. Het feit dat deze taalcontactfenomenen sedert jaren vanuit verschillende gezichtshoeken worden doorgelicht en vaak in parallelle termen uit verschillende linguïstische disciplines (socio-, ethno-, psycho-, neurolinguïstiek enz.) worden beschreven, bewijst de noodzaak van een pluridisciplinaire aanpak wat betreft het taalcontactenonderzoek. Het behoort tot de voornaamste oogmerken van het OVM de inspanningen die op gebied van o.m. de taalsociologie, taalpolitiek, taalplanning en sinds kort ook taalecologie, diglossie- en meertaligheidsonderzoek worden geleverd te verenigen m.a.w. de krachten te bundelen binnen een overkoepelende wetenschap nl. de contactlinguïstiek - een term die door de OVM-medewerkers in 1980 werd geïntroduceerd.
Dit streven vindt zijn weerslag niet alleen in talrijke wetenschappelijke publicatiesGa naar voetnoot(3) en institutionele en persoonlijke samenwerking met andere centra bedrijvig op hetzelfde vakgebiedGa naar voetnoot(4), maar ook en vooral in een poging tot afbakening van de contactlinguïstiek en het uitwerken van eigen onderzoeksmethodes met de verrijking van de traditionele terminologie als gevolg. | |
[pagina 116]
| |
Als mijlpaal in de geschiedenis van het OVM mag wellicht de organisatie van twee internationale symposia nl. Taalcontact en Taalconflict I (1979) en II (1982) worden beschouwd.
Waar in 1979 gepoogd werd uitgaande van ‘case studies’ die fenomenen te vatten die taalverandering en taalverschuiving teweegbrengen, stonden in juni ll. vooral vragen in verband met de theorie, methode, modellen en meer algemeen de vergelijkbaarheid van taalcontactverschijnselen, centraal. Dat deze meer theoretische aanpak de vaklui - tegen alle verwachtingen in - niet heeft afgeschrikt, bewijst de talrijke opkomst: 125 referenten en ongeveer 300 deelnemers uit meer dan 40 landen.
In tegenstelling met C + C I, waar de taal van de gastarbeiders en het tweetaligheids- en minderhedenonderzoek aller aandacht genoten, stonden ditmaal ook andere vormen van meertaligheid, vooral de sociale meertaligheidGa naar voetnoot(5), in het middelpunt van de belangstelling. Met recht en reden trouwens, wanneer men bedenkt dat in sociaal opzicht eigenlijk de hele wereld meertalig is!
Eens te meer kwam aan het licht dat België op gebied van contactlinguïstiek heel wat heeft te bieden: sinds in ons land de talen sedert 1947 niet meer worden geteld heeft de puur kwantitatieve benadering de plaats moeten ruimen voor een eerder kwalitatieve beschrijving van het taalgebruik, waarbij rekening moet worden gehouden met extralinguïstische factoren zoals de persoon van de interviewer, de sociale identificatie, het verlangen naar integratie enz. Samenvattend leidde C + C II tot verschillende belangrijke vaststellingen.
De contactlinguïstiek heeft als overkoepelende wetenschap ingang gevonden. Op die manier wordt een einde gemaakt aan de onvruchtbare en nutteloze versnippering in een onoverzichtelijk aantal ‘koppelteken-linguïstieken’Ga naar voetnoot(6).
De wereldbeschouwelijke eenzijdigheid wat betreft contactlinguïstische fenomenen heeft plaats gemaakt voor een meer neutrale en objectieve benaderingswijze. Wie herinnert zich niet de voor het doel ongezonde politieke sfeer waarin b.v. talenplanning en vroege tweetaligheid nog niet zo lang geleden baadden. Verder is gebleken dat het niet opportuun is, voor de studie van het interessante onderzoeksterrein dat Europa voorstelt, in al te hoge mate beroep te doen op anglo-amerikaanse bevindingen en methodes daar de situaties alhier zowel op taalkundig als inhoudelijk gebied nauwelijks vergelijkbaar zijn met diegene die zich in Amerika voordoen. In de toekomst moet, wil men verder aan de oost-west brug bouwen, veeleer uitgekeken worden naar de - ook op het symposium - zeer interessante bijdragen uit de socialistische landen.
Dat Brussel, tenslotte, als congresstad de unieke mogelijkheid biedt, wat de contactlinguïstiek betreft, de vaak ietwat droge theorie metterdaad aan de boeiende praktijk te toetsen werd door vele deelnemers als een niet te versmaden toemaatje beschouwd.
Anne MELIS |
|