Congres Internationale Vereniging voor Neerlandistiek
Aan het Achtste Colloquium Neerlandicum, dat van 30 augustus tot en met 4 september in Leuven gehouden werd en te gast was bij de Katholieke Universiteit van die Vlaamse stad, namen 89 docenten uit 20 buitenlanden deel: 10 uit de Bondsrepubliek Duitsland, 1 uit Bulgarije, 1 uit de D.D.R., 2 uit Finland, 10 uit Frankrijk, 12 uit Groot-Brittannië, 2 uit Hongarije, 8 uit Italië, 2 uit Noorwegen, 13 uit Polen, 2 uit Portugal, 1 uit Spanje, 2 uit Tsjecho-Slowakije, 2 uit Zweden, 1 uit Zwitserland, 1 uit Australië, 2 uit Canada, 4 uit Indonesië, 8 uit de Verenigde Staten en 5 uit Zuid-Afrika.
Behalve het bestuur namen nog 63 belangstellenden uit Nederland en Vlaanderen aan het colloquium deel. De Nederlandse ministeries waren vertegenwoordigd door mw. mr. E. Talsma; vanwege het pas opgerichte Commissariaat voor Internationale Culturele Samenwerking in Brussel waren voor de opening resp. de sluiting de heren E. Huysentruyt en F. Coppieters afgevaardigd. Logies werd verschaft door het Paus Adriaan VI-College; voor de congresactiviteiten stonden collegeruimten van de K.U. Leuven ter beschikking.
In zijn openingswoord op maandag 30 augustus wees Vice-Voorzitter van de Vlaamse regering en Minister van Nederlandse Cultuur, de heer Karel Poma, op de verworvenheden van de Vlaamse Beweging en het belang daarvan voor het hele Nederlandse taalgebied. Verder belichtte hij de voordelen van een gemeenschappelijk beleid door middel van de Taal-unie. Na de theepauze pleitte producent en docent Roland Verhavert voor een evenwichtiger subsidiëringspolitiek van de Vlaamse film. De zestien-millimetercopie van ‘Pallieter’ die 's avonds in de grote aula van het Maria-Theresiacollege werd vertoond, bood geen optimale technische kwaliteit. Toch vond men de film best het bekijken waard.
Op dinsdagochtend 31 augustus vonden twee forumgesprekken plaats over ‘Inhoud en vorm van de neerlandistiek buiten België en Nederland’. Tijdens het eerste refereerden colloquiumdeelnemrs uit Italië, de Bondsrepubliek en Engeland over hun opvattingen, ervaringen en mogelijkheden; daarna spraken docenten uit de zgn. verder gelegen landen Indonesië, Polen en de Verenigde Staten van Amerika. De lezing over ‘Vertalers en vertalingen door de eeuwen heen’ werd 's middags door dr. Th. Hermans uitgesproken. Prof. J. Lambert had kort voor het colloquium bericht van verhindering gestuurd en deze oplossing zelf voorgesteld. Een bijzondere attentie van prof M. Janssens en zijn medewerkers van de faculteit Letteren en Wijsbegeerte bestond diezelfde middag in het bezoek aan de centrale universiteitsbibliotheek, waar ter gelegenheid van het colloquium een tentoonstelling was ingericht met als thema: ‘Nederlandse letteren in de Leuvense Universiteitsbibliotheek’. Vanwege de vele rampen die deze bibliotheek te boven is moeten komen, draagt de bij deze tentoonstelling uitgegeven en fraai geïllustreerde catalogus (waarvan alle deelnemers een gratis exemplaar ontvingen) de titel ‘Er staat niet wat er stond’. Op de avond van de tweede colloquiumdag bood de Orde van de Prince deelnemers en gasten een concert en een receptie aan, het eerste verzorgd door het Vocaal en Instrumentaal Ensemble Henric van Veldeke o.l.v. Juliaan Wilmots. De frisse bewerkingen door de dirigent zowel als de uitvoering van studenten- en volksliederen door koor en orkest vielen bij iedereen in de smaak.
De derde dag was geheel aan de praktijk van ‘land en volk’ gewijd: een excursie door stukjes Brabant en Limburg, met bezoeken aan de St.-Sulpitiuskerk van Diest en de St.-Leonarduskerk van Zoutleeuw, het Jenevermuseum van Hasselt en de Brouwerij De Kluis in Hoegaarden.
Donderdagochtend werden twee lezingen, met discussie, gehouden. Eerst was drs. F. Geelen van de R.U. Groningen aan de beurt met het didaktische thema ‘Enkele toepassingen van kommunikatief taalonderwijs’. Daarna sprak prof. R. Willemyns van de V.U. Brussel over ‘Taalvarianten en normenbewustzijn’. De hele middag was uitgetrokken voor de traditionele en als zeer nuttig ervaren vergaderingen per taalgebied, t.w. het Duitse, Engelse, Franse taalgebied, Midden-Europa, Scandinavië, Zuid-Europa, Indonesië en Zuid-Afrika.
Op vrijdagochtend moest wat eerder begonnen worden: om kwart voor negen al opende de voorzitter de algemene vergadering van de IVN. Secretaris en penningmeester deden verslag over de voorbije drie jaar en de scheidende voorzitter lichtte het wezen van de vereniging door. Bij acclamatie werd een bestuursvoorstel aangenomen mevrouw Moolenburgh, vanaf het ontstaan van de vereniging administrateur en van 1976 tot haar pensionering in 1980 bovendien secretaris, het ere-lidmaatschap aan te bieden. Later op de dag werd overigens besloten hetzelfde te doen ten aanzien van de heer H. Kellens, tot voor kort ambtenaar bij het Bestuur voor Internationale Culturele Betrekkingen te Brussel. Bij de bestuursoverdracht werden de scheidende leden met iets geestrijks bedacht. Na de IVN-vergadering besprak drs. K. de Bot de in kringen van de vereniging te voren gehouden enquête over de geplande studierichting Nederlands als vreemde taal aan de K.U. Nijmegen, en gaf dr. L. Beheydt informatie over het Certificaat Nederlands als vreemde taal.
Tijdens de plenumvergadering van 's middags deden de respectieve vertegenwoordigers verslag over de vergaderingen per taalgebied van de dag tevoren en werden de resoluties van het colloquium besproken, geamendeerd en aangenomen. Prof. M. Janssens hield onder de titel ‘Geschreven en Gelezen. Parallellen tussen literatuur en literatuurstudie na 1945’ de slotlezing en bij de sluiting gaf de nieuwe voorzitter enkele beschouwingen over de relatie docent-in-het-buitenland / bewoners-van-het-Nederlandse-taalgebied. Een woord van dank aan zijn voorganger kon daar niet aan ontbreken. Dat het slotdiner een culinair hoogtepunt vormde, paste helemaal bij het concept. Het colloquium werd immers in Vlaanderen gehouden.