Groet uit Noord-Nederland
Het is een - vaak ten onrechte onderbroken - traditie dat op de IJzerbedevaart te Diksmuide, waarop telkenjare de inzet van de vlaamse frontsoldaten wordt herdacht, via een groet uit Noord-Nederland de algemeen-nederlandse dimensie van de Vlaamse beweging wordt beklemtoond. De groet uit Noord-Nederland werd dit jaar gebracht door de heer M.J.A.R. Dittrich, voorzitter Nederland van het Algemeen-Nederlands Verbond.
Het IJzerbedevaartkomitee stelt het op prijs als hier - zoals ook in het verleden meermalen het geval was - een groet vanuit Noordnederland wordt uitgesproken. Derhalve sta ik hier en nu, om als voorzitter-Nederland van het Algemeen Nederlands Verbond, met graagte aan het verzoek van het IJzerbedevaartkomitee gevolg te geven. Ik moet nochtans daarbij een kanttekening plaatsen.
Het is immers U, Vlamingen, bekend dat in Noordnederland eigenlijk slechts weinigen zullen worden gevonden die weten wat hier in Diksmuide, elk jaar opnieuw en al vele jaren lang, geschiedt. Het is U bekend, dat eigenlijk slechts weinigen in Noordnederland weten, dat U hier elk jaar opnieuw samenstroomt om de Vlaamse mannen te eren, die onder erbarmelijke omstandigheden hier aan den IJzer en elders in uw land tijdens de eerste wereldoorlog hun leven offerden voor hun Vlaanderen en voor de vrijheid van hun land; dat U hier elk jaar opnieuw samenstroomt om te getuigen voor de vrede in de wereld. Weinigen beseffen, dat de vele doden die wij hier gedenken, ook behoorden tot de Nederlandse gemeenschap en ook Nederlands dachten en Nederlands spraken. Dat zij behoorden tot het Nederlandse cultuurgebied in Europa!
Daarom kan de groet welke ik hier en nu verwoord, niet zijn een vluchtige daad, waarmee men wie dan ook ergens in de wereld begroet. Déze groet moet zijn een hartelijke ontmoeting tussen leden van een familie, een groet met uitgestoken handen, welke oprechte broederschap verbeelden. Een ontmoeting tussen familieleden, waarbij liefde en belangstelling voor elkaar voorop staat, liefde en belangstelling voor de Nederlandse familie als geheel.
Wilt, Vlamingen, mijn korte groet in die zin aanvaarden:
- | als een teken van oprechte vriendschap; |
- | als een blijk van eerlijke belangstelling; |
- | als een uiting van hartelijke dank voor hetgeen de Vlaming deed en doet voor de handhaving en voor de uitbouw van de Nederlandse culturele eenheid! |
Er is gedurende de laatste jaren in en tussen onze landen wel een en ander gebeurd.
Op 9 September '80 had in het Egmont-paleis te Brussel de plechtige ondertekening plaats van het tussen België en Nederland gesloten Taalunieverdrag, waarvan de akten van bekrachtging op 27 januari 1982 in de Ridderzaal ten Den Haag werden uitgewisseld.
In oktober 1981 vond te Brussel het 38ste Algemeen-Nederlands Congres plaats, tijdens welk congres overduidelijk gestalte werd gegeven aan de inhoud en aan de strekking van het Taalunieverdrag. In tegenstelling tot hetgeen velen denken gaat het niet om de schrijfwijze en de leestekens van de gemeenschappelijke taal, het gaat vooral om dat ‘gemeenschappelijke’ zelf; het leren van elkaar, het samen doen waar mogelijk, het samen bepalen van de gemeenschappelijke cultuurpolitiek. Het gaat om de culturele eenwording van Zuid en Noord op alle gebieden en in alle zaken, waarbij het ‘van één stam-zijn’ het bepalende is. Het gaat om het tegenwoordig stellen van onze culturele éenheid in het Europa van vandaag en in het Europa van morgen. ‘Wij moeten ons ervan bewust zijn, zegt Hendrik Fayat, dat wij met 20 miljoen Nederlands sprekenden in Europa leven en als zodanig vormen wij een culturele macht, welke niet voorbij kan worden gelopen’.
Een machtig instrument om het werkelijke zijn van die Nederlandse culturele eenheid te bewijzen, zou de gemeenschappelijke lange golf-radiozender ‘Delta’ zijn, welke, zoals Johan Fleerackers opmerkte in zijn slotwoord tot het Algemeen-Nederlands Congres, ‘hopelijk vanaf 1982/1983 van zuid-Noorwegen tot midden-Spanje beluisterbaar zal zijn’!
Het ‘cultureel gemenebest van de Nederlandssprekenden in Europa’ zou aldus als een werkelijkheid door allen in west-Europa vrijwel dagelijks worden ervaren. Maar de toenmalige noord-Nederlandse minister van C.R.M., André van der Louw, heeft de overigens zeer gedegen DELTA-nota eigenlijk naar de prullemand verwezen met de opmerking, dat daarvoor moeilijk geld kon worden vrijgemaakt.
Daarmee werd Fleerackers' vrees bewaarheid, dat als gevolg van de huidige crisisomstandigheden voor de uitbouw van de Taalunie uit een krenterig kruideniers-