Somber
De recente verkiezingen (8 november) in België hebben de klassieke tegenstellingen in hoge mate verscherpt, en dat zowel op het sociaal-economische als op het communautaire vlak. Overigens blijkt steeds weer hoe eng beide terreinen met elkaar verstrengeld zijn.
Sociaal-economisch heeft de links-rechts polarisatie zich doorgezet. De klassieke verliezers van de jongste verkiezingen, met name de socialisten (S.P. in Vlaanderen, P.S. in Wallonië) konden zich handhaven, een in het licht van hun regeringsdeelname niet onaardig resultaat. Al bleef de uitslag voor de Waalse socialisten beneden de verwachtingen. Deze verwachtingen waren o.m. daarom erg hoog gespannen, omdat de Waalse socialisten bij de verkiezingen niet alleen sociaal-economisch, maar ook communautair zwaar hadden ingezet.
Tegenover de handhaving van links, staat een sterke vooruitgang van de liberalen (P.V.V. in Vlaanderen, P.R.L. in Wallonië), die als grote overwinnaars uit de verkiezingen zijn gekomen.
Ook de Vlaams-nationalisten (Volksunie) die met vrij zwaar geschut het accent hadden verlegd van taalproblemen naar betaalproblemen, gingen aanzienlijk vooruit.
Dit alles ging gepaard met zwaar stemmen- en gezichtsverlies voor de christendemocraten (C.V.P. in Vlaanderen, P.S.C. in Wallonië). Algemeen wordt aangenomen dat deze partijen hebben geboet voor het feit dat zij hun centrum-profiel onvoldoende hebben kunnen waarmaken. Zowel het zwakke regeringsbeleid van de jongste jaren als het gerommel in haar linker- en rechtervleugels werden de christelijke familie zwaar aangerekend. Enige ontreddering in de christelijke gelederen valt dan ook niet te ontkennen. Toch blijft de C.V.P., zij het dan ook tot dusver in verdeelde slagorde, (al dan niet in de regering, liberale of linkse accenten?) de belangrijkste en vrijwel onmisbare regeringspartner.
Tegen een achtergrond van dreigende onbestuurbaarheid, van financiële ineenstorting, en van communautaire rebellie zien de meeste Belgen de toekomst dan ook maar vrij somber in. Het vrij confortabele Belgische stelsel van sociale voorzieningen davert op zijn grondvesten, de kapitaalvlucht neemt overhands toe en de reeks over de kop gaande bedrijven is ronduit hallucinant.
Iedereen is het erover eens dat alleen grondige en uiteraard erg pijnlijke maatregelen de gemeenschappelijke toekomst enigszins kunnen beveiligen. Maar dat is politiek een zo ondankbare taak dat het voor de versnipperde politieke formaties, die daar werk zouden van maken, op electorale zelfmoord gaat lijken.
Het ‘opnemen van verantwoordelijkheid’ is deze dagen dan ook een veel geprezen maar weinig beoefende deugd op het hoogste beleidsniveau. De vraag is wel of het feit dat deze deugd zo weinig daadwerkelijk beoefend wordt niet veeleer aan strukturele oorzaken dan aan menselijke inzet moet worden toegeschreven. Het Belgische bestel zit immers in zijn onafgewerkte staatsstrukturen geblokkeerd. Waardoor ook een gestroomlijnd sociaal-economisch beleid moeilijk, zo niet onmogelijk is.
En daarmee zijn we dan weer bij de regionalisering beland. Ook daar steken de twee tegengestelde strekkingen grimmiger dan ooit de kop weer op: verder federaliseren of weer gaan centraliseren. Meer nog dan in Vlaanderen dreigt echter vooral in Wallonië het spook van de sociale rebellie (Wallonië is een economische puinhoop geworden, waar nu ook nog de staalindustrie dreigt ineen te storten) een bondgenoot te vinden in de - eveneens door de Waalse socialistische partij binnengehaalde - autonomiebeweging.
J.D.G.