| |
| |
| |
Het boek in noord en zuid: een aanzet tot confrontatie en toenadering
De voortreffelijke historicus van ‘De Lage Landen bij de zee’ en van de ‘Erflaters van onze beschaving’, Jan Romein (1893-1962) heeft ooit in ‘De dialectiek van de vooruitgang’ een wet van de remmende voorsprong geformuleerd. Hij bedoelde daarmede ‘dat op een bepaald punt van ontwikkeling de voorlijkheid als rem optrad of nog algemener en paradoxaal toegespitst: dat in de strijd om voorrang datgene de beste kansen had, wat het achterlijkst was’. Hij maakte die beschouwing o.a. op grond van de vaststelling dat in Londen op een bepaald ogenblik, niettegenstaande de voorsprong en de voordelen van de industrialisering, nog gaslantaarns werden gebruikt terwijl Amsterdam reeds elektrische straatverlichting kende.
Ik zou me in deze korte uiteenzetting bij deze beschouwing en bij deze wet willen aansluiten, maar dan in een positieve zin. Namelijk naar zijn veralgemening en zijn paradoxformulering toe: dat achterstand kan leiden tot stimulering om vooruit te komen, om het beter te doen. Een wet die uitdrukt dat het ervaren en beleven of beseffen van tekorten leidt, of beter, aanzet tot een creatieve en innoverende aanpak. Een wet die stelt dat in het aanvoelen van een tekort de motor te vinden is voor ontplooiing.
En die wet die door een econoom in verband met een vernieuwing van het technologisch-economisch beleid ‘De wet van de stimulerende achterstand’ genoemd is (E. van der Hoeven in een boekje met diezelfde titel) wil ik gaarne even toetsen aan het boek en wel op drie niveaus.
Het gaat daarbij om het niveau van het boek als communicatiemedium, het niveau van de Noord-Zuid relatie, georiënteerd naar het boek, en tenslotte het niveau van boek en boekwezen in het Zuidelijke deel van het Nederlandse taal- en cultuurgebied.
| |
Bedreiging
Eerst dan het boek als communicatiemedium. Het boek is vanaf het uitvinden van de boekdrukkunst en gedurende vijf eeuwen het belangrijkste indirecte medium geweest voor de menselijke communicatie. Als vanzelfsprekend aanvaard omdat er geen alternatieven waren. Een vanzelfsprekendheid die dan ook weinig of niet leidde tot bezinning of wetenschappelijke benadering van de betekenis van het boek in zijn culturele, educatieve en maatschappelijke rol. Eigenlijk hier een wet van de voorsprong die niet leidt tot verantwoording, tot verdediging, tot bevestiging van waarden. Maar andere media hebben in de laatste decennia, in de laatste jaren, een exponentiële ontwikkeling gekend en een attractiviteit gekregen die het boek zelfs bedreigen. Een achteruitstellen, een achterstand dreigt. En alleen al daarom wordt het noodzakelijk zich - op wetenschappelijke, en maatschappelijke gronden - te bezinnen over de reële rol van het boek nu en voor de toekomst. Over de realisatie, de distributie en het gebruik van een medium. En daarbij niet alleen de nadruk leggend op de materiële eigenschappen van het boek, zoals de pasklare beschikbaarheid en bewaarmogelijkheid van informatie, de mogelijkheid van vermenigvuldiging van informatie, de hanteerbaarheid van de drager, e.a. meer. Maar ook en vooral zoekend en zich bezinnend omtrent de intrinsieke culturele en maatschappelijke waarde van het lezen en van het ganse proces dat zich van auteur tot lezer of gebruiker van het boek afspeelt. De economie en de cultuur van de informatieverschaffing en -verkrijging kan wijzigingen ondergaan. Maar voor iedereen die zich bewust is van de relatie tussen cultuur en maatschappij is het noodzakelijk bij te dragen tot weten en kennen van, en tot inzicht in de betekenis, de waarde voor de menselijke ontplooiing van alle communicatiemedia in hun verscheidenheid, hun functionaliteit en hun samenhang.
| |
Samenhang
En in het bijzonder voor Noord en Zuid samen als één cultuurgemeenschap, is het boek van belang. Niet of niet alleen omdat het een cultuurinstrument is zonder meer. Maar vooral ook omdat het de eigenheid van, en de samenhang binnen dat éne cultuurgebied kan benadrukken, kan bevestigen. Cultuur is er maar door communicatie, communicatie is er maar door de taal, en taal wordt in de tijd en in de geografische ruimte toch nog altijd vooral verspreid via het gedrukte woord dat een blijvend karakter heeft. In de internationalisatie die onze wereld kenmerkt en waaraan wij niet ontkomen en ook niet hoeven te ontkomen, blijft het behouden van de culturele eigenheid zeer belangrijk, omdat ze de eigenheid van de mens in zijn nabij leefmilieu is. De cultuur van 20 miljoen Nederlands-sprekenden, ook in haar nuanceringen, dient een eigenheid te blijven. En taal, en het geschreven woord en dus het boek kunnen daar behoorlijk toe bijdragen. Maar ook binnen deze cultuurgrenzen dient het boek, het boekwezen, het lezen, bevorderd en gesteund. En dit kan o.a.
| |
| |
door samenwerking, door een streven naar integratie van wat omtrent en voor het boek gebeurt, door het benadrukken van de betekenis voor onze cultuur van de rol van het boek, door het bevorderen van de logistiek i.v.m. bereikbaarheid en beschikbaarheid van boeken, door het stimuleren van het lezen, door de vorming en de ontwikkeling van het boekwezen, van uitgever tot lezer. In het bijzonder kan daarbij de nadruk liggen op de rol van de middelaars tussen de producenten van gedrukte informatie en de uiteindelijke gebruikers ervan. En tot die middelaars behoren zeker: de uitgevers, de boekverkopers, de bibliotheken, de recensenten, de vormingsinstellingen en het onderwijs. Allen kunnen ze bijdragen tot het beschikbaar stellen en houden van de dragers van informatie. Maar allen zijn ze ook informanten over informatie in gedrukte vorm. Allen kunnen ze ook via het boek bijdragen tot de culturele ontwikkeling en ontplooiing binnen het Nederlandse cultuurgebied.
Een ervaren achterstand op het gebied van de culturele samenwerking kan hier nopen tot aanpak en inzet. En juist omdat het boek in zijn interrelatie met de cultuur en het cultuurbeleven zo'n belangrijke middelaarsrol heeft kan het in belangrijke mate bijdragen tot de realisatie van culturele integratie.
En dan is er tenslotte het Zuiden in zijn specifieke relatie tot het Noorden. Toen de Vlaamse intellectueel en dichter René De Clercq in de jaren twintig een asiel gevonden had in het Noorden kon hij niet anders dan in een gedicht zijn heimwee uitdrukken naar Vlaanderen, zijn ‘simpel landekijn’, maar dan toch vanuit een milieu dat hij beleefde als dat van ‘menschen die veel weten, veel hebben en veel zijn’.
| |
Achterstand inhalen
En het is nog steeds - hoewel niet in de letterlijke zin - waar, zij het dan dat het zeker niet tot een minderwaardigheidscomplex mag aanleiding geven. Integendeel. Want hier dient zeker voor de wet van een aangevoelde achterstand die tot creativiteit en innovatie leidt, naar een toepassing gezocht en naar een effect gestreefd. De diverse activiteiten die in de laatste jaren in Vlaanderen omtrent het boek tot stand kwamen, waren er onder meer op afgestemd om beweging te krijgen in een streven naar inhalen van een achterstand die door omstandigheden in het boekwezen en in het bijzonder in de boekenbranche gegroeid was. Maar er is hoop. En er zijn voldoende positieve aanwijzingen voorhanden dat ook in Vlaanderen een hernieuwende poging gedaan wordt om op een niveau te komen dat overleg, samenwerking en integratie met het Noorden mogelijk maakt.
De stellingen die vandaag voorliggen zijn in feite de uitdrukking van wat in de contacten en evenementen die op het gebied van het boek in Noord en Zuid aan dit congres en aan het ontstaan van de werkgroep Boek van dit congres voorafgingen, naar voren is gekomen. In de stellingen zijn de drie leidende gedachten die ik u wilde voorhouden meer concreet en meer gedetailleerd uitgedrukt. Er is de aanzet in te vinden voor een bevorderen van het boek in een algemeen perspectief, in de Noord-Zuid relatie en in het bijzonder in het verhogen van het niveau dat voor het boek in zijn realisatie en verspreiding, voor het Zuiden dient nagestreefd te worden. De bedoeling ervan is te nopen tot verdere bezinning over en concretisering van een aantal elementen die én het boek, én de Noord-Zuid relatie en dus de Nederlandse culturele gemeenschap kunnen ten goede komen. Er is daarbij gedacht aan de rol van de overheid, aan de rol van de boekenbranche, aan de functie van het gehele boekwezen, maar vooral ook aan de taak voor iedereen die enige verantwoordelijkheid draagt voor culturele, educatieve en maatschappelijke ontplooiing.
| |
Confrontatie
Ik heb gemeend aan deze uiteenzetting de titel te moeten geven ‘Het Boek in Noord en Zuid - Een aanzet tot confrontatie en... tot toenadering’. In de voorbereiding van de sessie over het boek op dit congres is vooral de inventarisatie van wat bindt en van wat hindert in verband met het boek aan de orde geweest. Vooral de contactdag van 29 maart 1981 op de campus van het L.U.C. over het boek in Noord en Zuid is daar releverend voor geweest. De neerslag van deze contactdag is te vinden in de brochure ‘Het Boek in Noord en Zuid - Een aanzet tot confrontatie’. Een confrontatie is het inderdaad geweest, al blijf ik, ongetwijfeld samen met de medewerkers aan werkgroep en contactdag, overtuigd van de onvolledigheid van inventarisatie en confrontatie. Maar inventarisatie en confrontatie hebben geen zin als ze niet leiden tot toenadering, tot samenspraak. En dat is dan de volgende stap die we willen aanvatten met deze sessie. Een aansporing tot toenadering en tot samenspraak die dan weer aanzet kan zijn tot samenwerking en integratie.
| |
| |
Toenadering, en alle verdere gradaties die stap voor stap tot integratie kunnen leiden, behoeven een gemeenschappelijk niveau van studie en overleg. Er is m.a.w. een platform voor nodig. En nu zijn er heel wat elementen aanwezig die partieel kunnen bijdragen en ook reëel bijdragen tot een dergelijk platform. Er is ongetwijfeld in de allereerste plaats het formele kader van de Taalunie die niet alleen een hoeksteen wordt voor het gehele taaldomein, maar ook de fundamenten biedt voor een bredere integrale en geïntegreerde benadering van het ganse cultuurdomein. Er is uiteraard de Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren en er zijn diverse overlegvormen tussen de boekenbranche en tussen het boekwezen in hun geledingen in Noord en Zuid. Er is ook de reeks activiteiten die in de laatste jaren onder de benaming ‘Manifestaties Boek’ via het Limburgs Universitair Centrum te Diepenbeek georganiseerd werden met symposia, studiedagen, contactdagen en seminaries die in een aantal gevallen in publikaties hun uiteindelijke uitdrukking vonden. Het zijn telkens gelegenheden geweest om indirect en soms direct bij te dragen tot het wekken van belangstelling voor het boek en voor wat daarrond gebeurt in Noord en Zuid en over en weer.
| |
Stichting Boek
De sessie van vandaag is trouwens ook geen eindpunt, maar alleen maar een stap op een weg die naar concretisering moet leiden. Een volgend stadium, ook weer om tot contact, overleg en realisaties aan te zetten zal het symposion zijn over ‘Het Boek in Noord en Zuid’ dat op 26 en 27 maart 1982 op het L.U.C. wordt georganiseerd en waar onder meer de volgende aspecten aan de orde zullen zijn: de identiteit, het imago, de promotie van en het beleid omtrent het boek, de professionalisering van de lezer en van de informatie-middelaar, het wetenschappelijk draagvlak voor het boek en het gebruik ervan. Een en ander zal trouwens nauw aansluiten bij de stellingen die hier vandaag gepresenteerd worden.
Niet alleen met dit symposion wordt beoogd een platform te bieden. Ook het voortzetten van de activiteit van de werkgroep ‘Boek’ omtrent de Noord-Zuid relatie behoort daartoe. Maar bovendien is er nog een ander initiatief. In ontwikkeling op dit ogenblik is de werking van de recent opgerichte ‘Stichting Boek’ die beoogt de cultuur door en van het boek te bevorderen in de Vlaamse gemeenschap en ruimer in de Nederlandse cultuurgemeenschap over de staatkundige grenzen heen. De stichting zal er naar streven een aandrijvende kracht te zijn voor verdere initiatieven ter begunstiging van het boek in zijn belangrijke rol als communicatiemedium, en van het boekwezen in zijn middelaarsrol tussen auteurs en lezers.
Namens al wie medegewerkt heeft aan de diverse genoemde initiatieven, en in het bijzonder aan de Werkgroep Boek en aan de oprichting van de Stichting Boek, kan ik dan ook stellen dat er bereidheid en beschikbaarheid is, en dat dus goede diensten worden aangeboden, om verder bij te dragen niet alleen tot de uitbouw van dat contact- en overlegplatform dat zo noodzakelijk is, maar ook tot concretisering van een reële samenwerking voor het boek in het kader van de Nederlandse cultuurgemeenschap.
DR. A. GRYPDONCK
(inleidende uiteenzetting voor de sessie van de werkgroep ‘Het Boek’ van het Algemeen-Nederlands Congres).
|
|