Dankwoord voor de heer W.M. van Andel
Enkele miljoenen franken zijn in de loop van de voorgaande bestaansdecennia van het Visser-Neerlandia Fonds uitgereikt aan mensen die zich voor de ander verdienstelijk hebben gemaakt en aan instellingen welke zich beijverden om het welgevoelen van individuele mensen of groepen van mensen te bevorderen.
Die ter zake betrekking hebbende bepaling in het testament van Mr. Visser, die de uitkeringen mogelijk maakt, zou het bestuur van het Algemeen-Nederlands Verbond toch voor zeer moeilijke opgaven kunnen stellen. Wie immers in aanmerking te laten komen voor een ‘karakter-prijs’, later ‘prijs voor persoonlijke verdiensten’ genoemd? Hoe uit de veelheid van aanvragen juist die instelling kiezen, die door haar werk in aanmerking komt voor een welzijnsprijs? Alleen al het selecteren van de aanvragen en het instellen van een onderzoek naar het waarom en het hoe, én naar het verwachte resultaat van de uitgekeerde prijs, veronderstelt immers een ruime kennis van dat gebied en een ingevoerd zijn in de problematiek van de verscheiden factoren van dat ingewikkelde maatschappelijk terrein.
Ter advisering aan het bestuur van het A.N.V. zijn in de vijftiger jaren tal van commissies ingesteld. Die onderscheiden commissies hebben op zichzelf voortreffelijk werk verricht, ofschoon toch bleek, dat vaak langs elkaar heen werd gewerkt. Dat is in de zestiger jaren voor het toenmalige bestuur aanleiding geweest die verschillende deelcommissies tot één commissie samen te voegen om zodoende de onderscheiden deskundigheden te bundelen en de onderlinge communicatie te vergemakkelijken.
U, mijnheer van Andel, hebt van het begin af van die ‘grote’ commissie deel uitgemaakt en na het overlijden in 1975 van Jan Meuwese hebt U op veler verzoek het voorzitterschap van de adviescommissie aanvaard. U hebt de commissie in haar werkzaamheden geleid op de voor U karakteristieke wijze: ieder lid zijn deskundigheid doen inbrengen, luisteren, analyseren, samenvatten, tegenstellingen glad strijkend, lettend op de verdelende rechtvaardigheid! Op die wijze deed U de commissie de brij, waarin soms hete hangijzers en scherpe angeltjes verborgen waren, toch succesvol verwerken. Het bestuur van het A.N.V. had nadien geen moeite om het door U geserveerde menu van hapklare brokken te consumeren!
U was op veel gebieden een ingevoerde deskundige, hetgeen niet in de laatste plaats te danken was aan Uw jarenlange dienst bij de Haagse gemeentepolitie.
Van 1972 af was U commissaris van de kinder- en zedenpolitie en kwam U - meer nog dan vóór die tijd - in aanraking met de vele problemen van ontredderden en verslaafden, met de vele problemen van de rand van de samenleving; kwam U in aanraking met feiten, waarop U onbarmhartig hard zou willen inslaan, terwijl U terzelfdertijd in diezelfde feiten de diep-menselijke tragedie aantrof, vaak oorzaak van, soms aanleiding tot de feitelijkheden. En U trof in Uw functie ook mensen aan en instellingen, die juist door het mede-menselijk karakter van hun handelen vaak meer en beter helpend konden optreden en meer corrigerend konden opereren dan welke corrigerende straf dan ook. Uw deskundigheid en Uw ervaring, waren uw inbreng in de commissie. Die deskundigheid en ervaring maakten de adviezen uitgewogen, klaar om zonder enig risico op te volgen. In maart van dit jaar bent U het commissariaat uiten de ‘Ruhestand’ ingestapt. Die verandering van status is voor U aanleiding geweest terug te treden uit de Visser-Neerlandia Commissie, echter niet vóór dat de commissie haar werkzaamheden had beëindigd.
Typisch voor U! Met graagte heeft het bestuur van het A.N.V. U verzocht de prijzen voor persoonlijke verdiensten uit te reiken. Aldus hebt U zojuist de afronding van Uw werk in het kader van het Visser-Neerlandia Fonds zelf bewerkstelligd!
Mijnheer van Andel,
wij zijn nu aanbeland aan het punt, waarop wij kunnen en moeten zeggen: bedankt voor het werk dat U als lid en als voorzitter van de adviescommissie hebt gedaan. Uw verdiensten voor het Visser-Neerlandia Fonds zijn groot. Wij zouden U dan ook een groot dank-geschenk willen aanbieden.
Maar het A.N.V. werkt met en leeft van de subsidies die de Rijksoverheden in Brussel en in Den Haag ons verstrekken.
Een groot en kostbaar geschenk kunnen wij U niet overhandigen. Laat het een klein geschenk zijn als een zwakke afstraling van de dank welke wij U werkelijk zijn verschuldigd. En U zult bemerken, dat in dat geschenkje muziek zit en dat muziek erin blijft zitten! Zoals overigens mede door Uw werken in het Visser-Neerlandia Fonds en in het A.N.V., ondanks alle sombere omstandigheden van dit ogenblik en de sombere toekomstverwachtingen, muziek zit en muziek blijft zitten.
Heer van Andel, bedankt!
M.J.A.R. DITTRICH