| |
| |
| |
Van Noord en Zuid
Frans-Vlaamse culturele dag 16 mei 1981 te Sas van Gent
De Stichting Zeeland-Frans-Vlaanderen organiseert elk jaar een Frans-Vlaamse Culturele Dag in een der centra van Zeeuws-Vlaanderen. Doel van deze dag is de bevolking van Zeeuws-Vlaanderen in nauwer contact te brengen met Frans- Vlaanderen, dat wil dus zeggen ontmoeting van Nederlanders met Nederlandstalige Fransen. Ofschoon Zeeuws- en Frans- Vlaanderen niet zo ver van elkaar liggen, kennen bewoners van deze gebieden elkaar nauwelijks, hoewel zij behoren tot eenzelfde taal- en cultuurgemeenschap. Door middel van de Culturele dagen kunnen de Zeeuwen kennis nemen van de problemen van de Frans-Vlamingen in hun streven naar het behoud van hun eigen identiteit, terwijl de Frans-Vlamingen zich er door gestimuleerd voelen.
Dit keer vond de 13e Frans-Vlaamse Culturele Dag plaats te Sas van Gent. De keus was op deze plaats gevallen, omdat Sas van Gent sinds enkele jaren een jumelage heeft met Belle in Frans-Vlaanderen.
Bij zijn woord van welkom kon de voorzitter van de Stichting Zeeland-Frans-Vlaanderen, drs A.G.U. Hildebrandt, de vele belangstellenden er op wijzen, dat deze dag tot stand was gekomen door samenwerking met plaatselijke organisaties, nl. het Jumelage-comité, de Heemkundige kring, de Volksdansgroep de ‘Grutmoole’, de Openbare Bibliotheek en niet te vergeten het Gemeentebestuur, de Provincie Zeeland, het Algemeen-Nederlands Verbond en de Directie van de C.P.C., die voor de middagzitting de kantine ter beschikking had gesteld, aangezien het Culturele Centrum van Sas van Gent door verbouwing niet beschikbaar was.
Burgemeester W.R.V. Dusarduyn verrichtte de officiële opening van de Academische Zitting in het Stadhuis te Sas van Gent. Hij wees er op, dat Sas van Gent reeds vele contacten over de schreve heeft, b.v. een gecoördineerd bejaardenwerk met Assenede aan de Belgische kant van de grens. Met Belle in Frans-Vlaanderen heeft Sas van Gent een jumelage. De Burgemeester bepleitte bovendien uitwisseling van leerlingen van middelbare scholen, politie, brandweer, bollers, enz. Hij wees er daarbij op, dat Zeeuws- en Frans-Vlaanderen eertijds deel uitmaakten van het Graafschap Vlaanderen.
| |
Taal en onderwijs
Prof. Dr. W. Thys was de eerste spreker. Hij is hoogleraar Nederlandse taal en letterkunde aan de Nederlandse faculteit van de Staatsuniversiteit te Rijsel. Hij wees erop, dat Frans-Vlaanderen een wezenlijk deel is van de Nederlandse taal- en cultuurgemeenschap.
Prof. Thys begon met een beschouwing over de taal. Woorden als ‘Dietsch’ en ‘Duutsch’ betekenden: de taal van het volk. Men vindt deze woorden terug in ‘Duits’ en ‘Dutch’. ‘Van Duitsen bloede’ betekent in het Nederlandse volkslied: ‘van Nederlandsen bloede’. Het Engelse woord Dutch is de oude Nederlandse benaming en betekent Nederlands.
Van de Republiek ging grote invloed uit op de Engelse taal. Er zijn dan ook vele Engelse uitdrukkingen met dutch, b.v. dutch treat, dutch uncle, dutch courage. Het woord Duits werd tot in de 17e eeuw nog gebruikt voor Nederlands. In Engeland werkt het woord Duits thans verwarrend. In de oorlogsjaren gaf dat veel hinder: dutch werd duits geacht.
In Duitsland werd in de 19e eeuw het Hoogduits standaardtaal, waardoor het Nederduits van Noord-Duitsland degradeerde.
In Nederland werd het Nederlands de standaardtaal. De grens tussen taal en dialect is moeilijk te trekken. Iemand heeft eens gezegd: ‘a language is a dialect with an army and a navy!’.
Voor de 20 miljoen Nederlandstaligen is het Nederlands een kostbaar erfgoed I Frans-Vlaanderen was het bindteken van alien die ter vergadering aanwezig waren: Nederlanders, Belgische en Franse Vlamingen!
Vervolgens deelde Prof. Thys een en ander mede over het onderwijs in de Nederlandse taal aan de Staatsuniversiteit te Rijsel. Dit onderwijs in de Nederlandse taal wordt daar sinds 1948 gegeven. Tot 1974 kon het Nederlands alleen als bijvak worden gevolgd. Dit werd veelal gedaan door germanisten, die dan naast onderwijs in de Duitse taal en letterkunde ook Nederlands konden onderwijzen.
Sinds 1974 kan het Nederlands ook als hoofdvak worden gevolgd, waarmede aan een oude wens van de Frans-Vlamingen werd voldaan. De Staatsuniversiteit te Rijsel is de enige universiteit in Frankrijk waar men Nederlands als hoofdvak kan volgen. Er zijn thans o.a. drie studenten uit Parijs met Nederlands als hoofdvak. Dit jaar zijn er 99 studenten met Nederlands als bijvak en 25 met Nederlands als hoofdvak. Ook kan thans de doctorstitel in de Nederlandse taal worden behaald. 28 jaar geleden was er één man die als lector één uur per week doceerde. Nu zijn er zeven docenten die 35 uur per week doceren. Er is dus sprake van een gunstige ontwikkeling.
Voorts wordt er avondonderwijs gegeven voor volwassenen, dat door 30 tot 80 deelnemers per jaar wordt gevolgd.
In 1975 werd een Centre d'Etude néerlandaise opgericht als aanloop om te komen tot een Nederlands Huis in Rijsel. Sinds 1978 worden er voordrachten gehouden over de Nederlandse taal en letterkunde en over de Nederlandse kunstgeschiedenis.
Camille Taccoen, Schepen van Belle, gaf een overzicht van het onderwijs in de Nederlandse taal in Frans-Vlaanderen. Al drie eeuwen strijdt men voor een plaats van de moedertaal in Frans-Vlaanderen: het Nederlands.
In 1793 werd bij de wet verboden andere talen dan Frans te onderwijzen.
In 1850 werd opnieuw uitdrukkelijk de Nederlandse taal in de scholen verboden. In 1866 werd getracht het onderwijs van de Vlaamse catechismus uit de scholen te bannen en de Nederlandse prediking in de kerken te verbieden. Het kwam echter niet tot uitvoering van deze verboden. In 1896 probeerde men het opnieuw.
Na 1918 waren er geen mogelijkheden meer om de moedertaal, het Nederlands, te leren.
Taccoen is van oordeel dat de Nederlandse taal in Frans-Vlaanderen moet worden gehandhaafd. Na 1945 is het klimaat daarvoor in Noord-Frankrijk verbeterd. Het Komitee Frans-Vlaanderen te Waregem heeft daartoe veel bijgedragen. Hij noemt voorts het Comité Flamand de France, de Michiel de Swaenkring, Menschen lyck wijder, radio Uilenspiegel. Er is echter nog geen officiële radio-zendtijd ter beschikking gesteld voor uitzendingen in het Nederlands in Frans-Vlaanderen. Mitterand, de nieuwe Franse president, heeft echter decentralisatie beloofd.
Sinds 1967 zijn er vrije cursussen voor onderwijs in de Nederlandse taal. Men is begonnen met 10 leerlingen. Thans zijn er in totaal 400 jonge leerlingen in een tiental plaatsen. Daarnaast zijn er in Duin- | |
| |
kerken en Caester nog 80 leerlingen op vrije cursussen voor de streektaal.
| |
Een pessimistisch geluid
De derde spreker, Prof. Dr. V. Nachtergaele, deelde mede romanist te zijn en een minder optimistisch geluid te moeten laten horen.
Hij is van oordeel dat de enige letterkunde in Frans-Vlaanderen die er is, een letterkunde in de Franse taal is. Er heeft wel een Nederlandse letterkunde in Frans- Vlaanderen bestaan, doch nu is die er niet meer. Hij beriep zich daarbij op Cyriel Moeyaert, die in de jaargang 1976 van de ‘Franse Nederlanden’ schreef, dat op een paar boeken en een aantal jaargangen van een Vlaams tijdschrift na, het geschreven Nederlands voor de eerste wereldoorlog in Frans-Vlaanderen zowat 70 jaar vrijwel niet meer voorkwam.
Als typerend noemt Nachtergaele zijn bezoek in Belle aan een toneelvoorstelling in het Vlaams. Hij trof er geen Bellenaren, maar Vlamingen uit België die er met bussen naar toe waren gegaan.
Hij adviseerde zich niet blind te staren op het stimuleren van het onderwijzen van het Nederlands en is van mening, dat in de Franstalige tijdschriften veel Vlaams patrimonium zit. Sinds drie eeuwen is het Frans in Noord-Frankrijk de officiële taal. Deze verfransing acht hij onomkeerbaar. Dit behoeft naar zijn mening echter niet tot vervreemding tussen Frans-Vlaanderen en Nederland te leiden. Er is een andersoortig contact nodig, want er is in Frans-Vlaanderen een trend naar grotere belangstelling voor de geschiedenis.
Dank zij de politieke wil naar autonomie voor de eigen streek is er belangstelling voor de eigenheid, die historisch is gegroeid. Dat wettigt een blijvende band met Nederland.
Nachtergaele noemt enige studie-projecten. Hij wijst op het bestuderen van tijdschriften uit het begin van deze eeuw en het nagaan van Vlaamse gevoelens. B.v. de Mercure de Flandre, gesticht in 1921, dat de historische banden van Vlaanderen met Nederland wil doen doordringen tot het bewustzijn van het Frans-Vlaamse lezerspubliek.
Hij wijst op Nicolas Bourgeois, geboren in 1896 in Rijsel, socioloog en economist, die een voorstander was van het regionalisme en uitging van de stelling dat Frankrijk uit het Noorden is geboren.
Er is een nostalgie naar het Vlaamse verleden. Kijken wij naar Emmanuel Looten, geb. in 1908, die in het Frans schrijft, maar in Vlaamse geest en een grote passie heeft voor Frans-Vlaanderen. Voorts Marguerite Yourcenar, van vaderszijde Frans-Vlaamse. Zij bracht haar jeugd door in Frans-Vlaanderen, waar zij de streek en de bewoners leerde kennen en in Archive du Nord de Vlaamse geschiedenis herschrijft.
Nachtergaele ziet de toekomst van Frans- Vlaanderen en Nederland vooral in respect voor de wederzijdse realiteit, ook de politieke realiteit Wij moeten oog hebben voor de Franse manier van Vlaming zijn.
Mevrouw Rose-Anne Castelain-van den Abeele droeg na de lezingen een aantal gedichten voor van Frans-Vlaamse dichters.
Op dinsdag 27 april 1976 werd in het INSTITUT NEERLANDAIS te Parijs een ‘table ronde publique’ georganiseerd naar aanleiding van het verschijnen van het 1ste nummer van de 5e jaargang van SEPTENTRION REVUE DE CULTURE NEERLANDAISE uitgegeven door de Vlaams-Nederlandse Stichting Ons Erfdeel. De manifestatie werd door een entoesiast De voorzitter sloot de Academische zitting met dank aan de sprekers en Mevr. Castelain. Hij wees er met nadruk op, dat thans, na de opening van het Huis van de Vlaamse Gemeenschap in Amsterdam, aangedrongen moet worden op niet alleen een Nederlands Huis in Brussel, doch ook een Vlaams Huis in Rijsel.
De middagzitting, waarvoor eveneens grote belangstelling bestond, vond plaats in de kantine van de C.P.C. te Sas van Gent. Er werd een fraai en boeiend diaporama van Frans-Vlaanderen vertoond, afgewisseld door de dansgroepen ‘de Grutmoole’ uit Sas van Gent en ‘de Belle Duiveltjes’, middelbare scholieren uit Belle, die veel applaus oogstten.
Tevens was in de Kantine een uitgebreide collectie literatuur over Frans-Vlaanderen te bezichtigen en te koop, waar veel interesse voor werd getoond.
Frans publiek bijgewoond en ingeleid door Sadi de Gorter (rechts op de foto), directeur van het Institut Néerlandais. Op de foto verder van l.n.r.: Jozef Deleu, hoofdredakteur van Septentrion, Yves Cazaux, voorzitter van het panel en voorzitter van de ‘Société des Gens de Lettres de France’, de dichteres Liliane Wouters uit Brussel.
| |
| |
| |
Hippoliet van Peene-Virginie Miryprijs van de V.T.B.
Door de Vlaamse Toeristenbond wordt, in samenwerking met de Vereniging van Vlaamse Toneelauteurs, een jaarlijkse prijs uitgeloofd ter bevordering van de Nederlandstalige toneelliteratuur. Het bedrag van die prijs bedraagt 50.000 fr.
Deze prijs kan toegekend worden aan de persoon, de vereniging, de instelling, het bedrijf, de onderneming of de toneelgroep (beroeps-, semi-professioneel, of amateur-gezelschap) die zich in de loop van een speeljaar uitzonderlijk verdienstelijk heeft gemaakt wat het propageren van Nederlandstalig toneelwerk van nog levende auteurs betreft.
Het is wenselijk dat alle groepen of personen, die menen in aanmerking te komen voor deze prijs, een omstandig verslag van hun aktiviteiten overmaken vóór 15 juni van elk jaar aan de V.T.B. - St.-Jakobsmarkt 45, 2000 Antwerpen. Vóór 1 oktober brengt de jury advies uit bij de voorzitter van de Vlaamse Toeristen-bond.
Als blijk van hulde en erkentelijkheid tevens, wordt deze prijs genoemd naar een Vlaams echtpaar, dat in de eerste helft van de vorige eeuw in uiterst moeilijke omstandigheden onschatbare diensten heeft bewezen aan het Vlaamse kultuurleven in het algemeen en aan het Nederlandstalig toneel in het bijzonder: ‘Prijs Hippoliet van Peene - Virginie Miry’.
| |
Orde van de Vlaamse Leeuw voor dr. A.W. Willemsen
Zaterdagmiddag werd tijdens een plechttige vergadering in het Gentse Bylokemuseum aan de Nederlandse historicus Dr. A.W. Willemsen de ‘Orde van de Vlaamse Leeuw’ uitgereikt. Willemsen is de eerste Noordnederlander die deze onderscheiding krijgt en wel om zijn grote betrokkenheid bij de Vlaamse zaak en zijn streven naar kulturele integratie van de Nederlanden.
Zo heeft hij een zeer groot aandeel gehad in de realizatie van het Taalunieverdrag. De ‘Orde van de Vlaamse Leeuw’ heeft geen officieel karakter maar werd in leven geroepen door een aantal privépersonen die na konsultatie van de basis en op pluralistische grondslag een laureaat uitkiezen.
Voorzitter mr. Piet Blomme overhandigde de prijs. De heer Johan Fleerackers hield een korte laudatie, waaruit wij enkele passages brengen:
De verdienste van Dr. Willemsen in de restauratie van het samenhorigheidsgevoel in het Noorden is groot. Op de eerste plaats was hij een uitmuntend wetenschapper en een sterk publicist, geschoold in de grote traditie van zijn leermeester Prof. Pieter Geyl. Het wetenschappelijk vertrouwen dat hij van zijn promotor genoot gaf hem een ‘entréekaartje’ tot de vele ‘dramatis personae’ van de voor- en naoorlogse Vlaamse Beweging.
Die persoonlijke kontakten waren uiterst belangrijk en gaven hem toegang tot heel wat privé-archieven en confidenties.
In 1958 promoveerde hij op 26-jarige leeftijd aan de Rijksuniversiteit van Utrecht op een proefschrift over ‘Het Vlaams Nationalisme: de geschiedenis van de jaren 1914-1940’; een werk dat in het Vlaanderen van die jaren ophef maakte door zijn wetenschappelijke degelijkheid, objectiviteit en accuratesse. Het werd als het ware een ‘best-seller’.
Had Willemsen de uiteenlopende, verwarrende, veelal ingewikkelde, bij wijlen ook al eens groteske facetten van de Vlaamse Beweging onder de knie gekregen, de wetenschappelijke schrijver werd ook door de Vlaamse virus overvallen, besmet en is er ‘nooit meer van genezen’.
Vanaf de zestiger jaren zou hij een drukke aktiviteit aan de dag leggen; in het genootschap ‘De Nederlanden in Europa’, waarvan hij de eerste algemeen Secretaris werd en, nadat dit genootschap in 1962 was opgegaan in het Algemeen Nederlands Verbond, als hoofdredacteur van het maandblad ‘NEERLANDIA’.
Hierbij mag worden toegevoegd dat de verschijning van Willemsen op het Vlaamse strijdtoneel ook een invloed heeft gehad op de samenwerking tussen de Vlamingen zelf. De niet-gelovige Nederlandse socialist kreeg immers ook het vertrouwen van vrijzinnige Vlamingen en kon op deze wijze bijdragen tot een geleidelijke verbetering en samenwerking tussen links en rechts in het door oorlog en repressie verscheurde en gekneusde Vlaanderen van die jaren. In elk geval, de ‘fakkel’ bleek vanaf het begin van de jaren zestig weer brandend. De oudere generatie trad, na het verdwijnen van het genootschap, op de achtergrond. Een jongere generatie was opgestaan en had de Grote Gedachte van het herstel van het taal- en cultureel Gemenebest van Noord en Zuid met entoe- siasme opgenomen. Het Erasmusgenootschap met de heer De Wit, het ‘Jongeren- kontakt Noord-Zuid’ van Dr. Lehembre, de Stichting L. De Raet van Dr. Van Hae- gendoren, het hernieuwde Algemeen Nederlands Verbond, konden met de steun van de grote Vlaamse fondsen, opnieuw de aandacht vestigen op de eerste en prioritaire historische doelstelling van de Vlaamse Beweging, zoals zij door Jan Frans Willems verwoord was: het tot stand brengen van een taalkundige hereniging.
In 1961 zal, in het meest zuidwaarts gelegen hoekje van het Nederlandse taalgebied, een jonge man het eerste nummer van een klein gestencild cultureel tijdschrift op de markt brengen onder de titel ‘Ons Erfdeel’ ...
En er waren de vele grote en kleine tijdschriften, zoals het Pennoen. Beiden ‘Ons Erfdeel’ en ‘Het Pennoen’ zouden regelmatig op de medewerking van Willemsen beroep doen.
De jaren zestig zijn in alle opzichten boeiende jaren. De pas opgerichte Interprovinciale Kultuurraad voor Vlaanderen zal van bij zijn stichting institutionele kontakten leggen tussen gelijkgerichte Nederlandse verenigingen: het ‘Nederlands Cultureel Contact’ - een bundeling van een 100-tal culturele verenigingen in Nederland - en ‘het Nationaal Overleg voor Gewestelijke Cultuur’, de overkoepelende oragnisatie van de 11 provinciale culturele raden in het Noorden.
In 1963 wordt op deze brede culturele basis een, ja zeker, monstercongres in Antwerpen gehouden - het 36e Algemeen-Nederlands Congres, waarvan het eerste in 1849 te Gent had plaats gevonden. De inspirator van dit Congres, de grondlegger van ideeën en krachtlijnen was de laureaat van vandaag. Met krachtige woorden bepleitte hij de betekenis van de culturele samenhorigheid, die van toen af ‘culturele integratie’ zal heten, naar een slogan die uit het brein van hetzij Julien Kuypers of Maurits Van Haegendoren moet zijn ontsproten.
Het zijn de hoogdagen van de supranationale samenwerking - Benelux en de E.E.G. - die beiden het 19e eeuwse protectionisme van de nationale staten door nieuwe institutionele vormen van boven- staatse integratie trachten te omzeilen.
| |
| |
Willemsen zal in een aantal hoofdartikels in Neerlandia het supra-nationale integratie-model verdedigen: het heeft geen zin, zo betoogt hij, de staatsgrenzen frontaal af te willen breken - zoals vooroorlogse dromers hebben gepoogd - wel de samenwerking en integratie te institutionaliseren mét medewerking van de nationale staten.
Natuurlijk wist hij, die de geschiedenis van dit Koninkrijk tot in de uithoeken kende, wel beter. Hij wist o.m. dat met de centralistische staat, zoals deze in 1830 was opgevat en sindsdien door Franstaligen gedomineerd, geen land te bezeilen was, laat staan de integratie van de Nederlandse taalgemeenschappen te realiseren.
Eerst diende orde op zaken gezet in het Belgische huishouden. Zoals Geyl heeft hij, in de kontekst van de nieuwe politieke verhoudingen, zichzelf zorgvuldig behoed om zich met al te partijpolitieke belangen te compromitteren.
Daarmede kon hij een rol blijven spelen boven en tussen de vele welwillende, maar toch ook zo kittelorige, verzuilde en achterdochtige Vlamingen.
De jaren zestig zijn niet geweest wat de aanvang beloofde. Van de supra-nationale, institutionele samenwerking kwam weinig in huis. Het ‘rode boekje Kuypers - Reinink’, zijnde het belangrijke advies van de Gemengde Commissie voor de uitvoering van het Cultureel Verdrag, werd door de regering met beleefde aandacht gelezen en als niet-operationeel opzij gelegd. De eerste aandacht ging naar de grondwetsherziening en het doorvoeren van het ‘cultureel zelfbestuur’.
Het is tussen 1963 en 1973 - ruim één decennium, betrekkelijk stil geweest op het front van de culturele integratie. Stichtingen werden notarieel opgericht en later weer voor dezelfde notarissen ontbonden. Maar de fundamenten waren blijvend gelegd. Zonder de verdiensten van anderen te minimaliseren mag ik, jawel als getuige, onderstrepen dat op het goede moment Willemsen weer fors uithaalde: toen begin '70 de Nederlandse Cultuurraad in België de volle, soevereine bevoegdheid had over, ook de internationale culturele samenwerking, wist Willemsen dat het uur van het zgn. ‘supra-nationale model’ ook voor de culturele samenwerking tussen Noord en Zuid geslagen was. Hij mobiliseerde het A.N.V., leverde de basistekst voor een Memorandum aan de regeringen om hun woorden in daden om te zetten.
De regeringen en de toenmalige bevoegde Ministers hebben toen - ere wie ere toekomt - woord gehouden: in België de Ministers Van Mechelen, Chabert - ooit nog Secretaris-Generaal van de Beneiux-comité's - en Mevrouw De Backer met hun collega's van onderwijs. Ook in Nederland hebben de Ministers van Kemenade, Van Doorn, Païs en Mevrouw Gardeniers er met grote ijver en overtuiging achter gezeten. En ik mag op dit moment een piëteitsvolle hulde aan de eerste voorzitter Robert Van de Kerckhove niet achterwege laten; hij zei mij eens in die dagen: ‘de culturele autonomie heeft maar toekomst als we buiten de grenzen breken...’
Willemsens visie werd overigens bewaarheid: van zodra Den Haag had ingezien dat ‘de Nederlandssprekenden ook als staatsrechtelijke gemeenschap in België bestonden’ was er met de Vlamingen ook officieel te praten en kon men zaken doen.
Het vervolg is U bekend.
In de Nederlandse officiële delegatie die belast werd met wat later het ‘Nederlandse Taalunieverdrag’ zou worden, heeft Willemsen zitting gehad. Hij heeft er, samen met andere Vlamingenvrienden zoals Prof. Stuiveling en wijlen Dr. Veering, een leidende rol gespeeld.
Het zou nochtans onjuist zijn deze levensschets te beperken tot de relaties Vlaanderen - Nederland. Aan culturele integratie valt geen boterham te verdienen. Een niet minder ambitieus werk, waaraan hij als adjunct-hoofdbibliothecaris ruim 12 jaar heeft gewerkt, is het nieuwe gebouw van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, dat in het voorjaar 1982 zal worden geopend en dat 200 miljoen Nederlandse gulden heeft gekost, hetzelfde bedrag als onze ‘Baakke Grond’, maar aangevuld met enkele nullen.
Het leven eindigt niet op 50; en de laureaat van de Orde van de Vlaamse Leeuw, zal zich ook vandaag niet strelen in de wetenschap dat het nu allemaal gebeurd is. Integendeel: hij zag node hoe het nieuwe verdrag zich tot ‘taal en letteren’ zou beperken. Hij weet best dat dit een begin-, geen eindpunt is.
Maar dat hij vandaag ‘door het voetvolk van de Vlaamse Beweging’ werd gehuldigd, daar zijn wij bijzonder dankbaar voor.
| |
Taallessen Frans-Vlaanderen
De B.R.T. heeft onlangs een nieuwe werkgroep opgericht met als doel de mogelijkheid tot programmeren van Nederlandse taallessen, o.m. voor Frans-Vlamingen, te onderzoeken.
Dit maakte prof. Balthazar, voorzitter van de raad van beheer van de B.R.T. in antwoord op een vraag van de werkgroep De Lage Landen bekend.
De werkgroep De Lage Landen had in een open brief aan de B.R.T. instanties, gepleit voor de oprichting van een wekelijkse kursus Nederlands, bedoeld voor Frans-Vlamingen, in het kader van de programma's van de B.R.T.-omroep West- Vlaanderen. Volgens De Lage Landen zou een dergelijke kursus groot succes kennen in de Franse Nederlanden, een streek van bijna 4 miljoen inwoners in de Franse departementen ‘Nord’ en ‘Pas-de-Calais’, waar de belangstelling voor de Nederlandse taal en kultuur in de laatste jaren steeds maar groter wordt.
In zijn brief aan de werkgroep De Lage Landen schrijft Prof. Balthazar: ‘er werd besloten een nieuwe werkgroep op te richten die het probleem van Nederlandse taallessen in haar geheel (voor nederlandstaligen, voor Frans-Vlamingen, voor franstalige belgen, voor gastarbeiders en voor tweede graadsalfabetisatie) zal onderzoeken’.
De Lage Landen verheugt zich over de beslissing van de B.R.T.-overheid maar pleit ervoor dat de Frans-Vlaamse problematiek, die toch zeer specifiek is, het onderwerp wordt van een afzonderlijk onderzoek door de B.R.T. De Vlaamse kulturele verenigingen uit Frans-Vlaanderen zullen ook in die zin kontakt opnemen met de B.R.T.
W.B.
| |
A.H. van den Heuvel causeur op eerste pacificatie-lezing te Gent.
Ter gelegenheid van de verjaardag van het Pacificatieverdrag van 1576 te Gent, en in de geest van pluralistische verdraagzaamheid en samenhorigheid waarmee het was bezield, zal de Marnixring voortaan te Gent door een vooraanstaande persoonlijkheid uit Nederland een lezing laten houden over een onderwerp dat de actua- | |
| |
liteit raakt van het Nederlandse leven en denken. De eerste Pacificatie-lezing heeft plaats op zaterdag 7 november 1981, dit is daags vóór de verjaardag van het verdrag, te 15.30 uur in de ruime en net gerestaureerde Bibliotheekzolder van de gewezen St.-Pietersabdij te Gent aan het St.-Pietersplein.
Als gastspreker uit Nederland komt Dr. A.H. van den Heuvel, thans voorzitter van de Omroepvereniging VARA en sedert jaren secretaris-generaal van de Nederlandse Hervormde Kerk. Zijn rijpe ervaring, voorheen in de eukumene en thans in het omroepbestel, maakt van hem een waardevol causeur.
Zijn toespraak en die van algemeen voorzitter van de Marnixring Dr. F. van Passel wordt muzikaal omlijst door het gewaardeerd blazers-ensemble van Theo Mertens. Zij zullen enkele werkjes uitvoeren van oudere en zeer recente com-ponisten uit Nederland en Vlaanderen.
| |
Koninklijke onderscheidingen
Dr. H. Vredegoor, lid van het hoofdbestuur van het A.N.V. en de heer M. Cageling, oud-redactielid van ‘Neerlandia’, werden onlangs onderscheiden met het ridderschap van Oranje Nassau. De heer Vredegoor mede in verband met zijn jarenlange activiteiten op cultureel terrein, de heer Cageling ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de vereniging ‘Onze Vloot’; de heer Cageling is de redactiesecretaris van het gelijknamige orgaan van de vereniging.
| |
Opvolging prof. G. Stuiveling
Prof. dr. A.C.M. Meeuwesse is benoemd tot voorzitter van de Nederlandse afdeling van de Algemene conferentie der Nederlandse letteren. Hij is de opvolger van prof. dr. G. Stuiveling, aan wie op zijn verzoek in maart 1981 eervol ontslag als voorzitter is verleend. Stuiveling, geboren in 1907, had het voorzitterschap sinds 1967 bekleed. Meeuwesse, geboren in 1914, is sinds 1960 gewoon hoogleraar in Nederlandse letterkunde van de twintigste eeuw in Nijmegen. Zijn benoeming geldt tot 1 november 1984 of tot de inwerkingtreding van de Nederlandse taalunie.
| |
Oscar van Hemel overleden
Op 88-jarige leeftijd overleed half juli in Hilversum de componist Oscar van Hemel. Hij werd in augustus 1892 in Antwerpen geboren en week in de Eerste Wereldoorlog uit naar Nederland. In Amsterdam kreeg hij een functie als violist bij de Amsterdamse Opera. Later werd hij muziekleraar in Bergen op Zoom. In 1938 verkreeg Oscar van Hemel het Nederlanderschap. Als componist verwierf hij in de Nederlanden, maar ook over de grenzen, een grote naam. Er werden hem tal van prijzen toegekend, o.m. in 1930 voor zijn orkestwerk ‘Ballade’, in later jaren de prof. dr. Van der Leeuwprijs, de Visser-Neerlandiaprijs van het ANV en de prijs van het Elizabethconcours in Brussel. Sedert 1949 woonde de overledene in Hilversum. Vele van zijn composities uit de laatste jaren zijn te danken aan opdrachten van het departement van CRM. Oscar van Hemel was ridder in de Orde van Oranje Nassau.
| |
Uitwisseling Vlaams en Nederlands toneel
Enkele schouwburgen in Nederland en Vlaanderen hebben in de voorbije maanden opvoeringen uitgewisseld van oorspronkelijk Nederlandstalige toneelstukken. De uitwisseling omvatte ongeveer 50 speelbeurten van Vlaamse en Nederlandse gezelschappen met voornamelijk hedendaags werk.
De organiserende werkgroep had aanvankelijk een echt festival op het oog, dat een representatieve staalkaart zou bieden van het grotere Nederlandse repertoire. Daartoe is het niet gekomen. Dat hangt volgens de Eindhovense schouwburgdirecteur Jan Reijs, voorzitter van de werkgroep, samen met ‘de ondoorgrondelijke produktiestructuur in Nederland, de syndikale hinderpalen in België en vermoedelijk ook de weerzin om op grotere schaal te laten zien hoe het er echt voorstaat met het toneelaanbod in ons taalgebied’. Daarbij komt vooral dat grote gezelschappen als Haagse Comedie en Publiekstheater geen kans zagen in 1981 een oorspronkelijk Nederlands stuk op te voeren. De werkgroep noemt het resultaat bescheiden ‘een uitwisseling’. Uit België kwamen Magie Rouge van De Ghelderode door de Koninklijke Vlaamse Schouwburg in regie van Jo Dua, Claustrofobie op teksten van Hugo Claus en Au Bouillon Beige van Walter v.d. Broeck door de groep Bent, Tot nut van 't algemeen van Walter van den Broeck door Mechels Miniatuur- theater, Vossejacht van Hugo Claus door het Nederlandse Toneel Gent.
Van Nederlandse zijde waren in België te zien: Schakels van Heijermans door Theater, Een Moeder van Simons-Mees door Centrum, Vluchthavens van Rob Bognar door Theater Unie, Cécile van Mia Meijer door Globe.
De Vlaamse voorstellingen werden gegeven in Amsterdam, Arnhem, Eindhoven, Den Haag en Haarlem en de Nederlandse in Brussel, Gent, Hasselt en Turnhout.
| |
De positie van het Fries
De ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie hebben zich uitgesproken voor een verruiming van het gebruik van de Friese taal in Friesland in het officiële verkeer. In hoeverre daarvoor de mogelijkheden bestaan zal door een rijkscommissie binnenkort bekend worden gemaakt. Een en ander blijkt uit antwoorden van de beide bewindslieden aan het Tweede Kamerlid dr. Waltmans, die gaarne wilde weten hoe de ministers denken over het voeren van een eigen autonoom beleid in Friesland waar de taal in het geding is. Het rapport van een Friese commissie was voor de heer Waltmans de aanleiding tot het stellen van zijn vragen. Hij meende uit het verslag van genoemde commissie te moeten opmaken dat men in Friesland gehouden is in officiële stukken de Nederlandse taal te gebruiken.
Het laatste is niet waar, zo sprak minister Wiegel van Binnenlandse Zaken zich uit. Hij wees op het regeringsstandpunt van 1953 over de tweetaligheid in Friesland. Daaruit is af te leiden dat de officiële stukken in het Nederlands moeten worden gesteld, maar dat de besturen van overheidslichamen in de provincie daaraan een Friese tekst mogen toevoegen. Als de nieuwe rijkscommissie straks rapport uitbrengt, is het niet onmogelijk dat de regeling van 1953 wordt verruimd, viel uit het antwoord van de minister op te maken.
|
|