Een leerling stak zijn vinger op en vroeg ondeugend: ‘Meneer, “kol” wat is dat?’ De jongen kreeg prompt vier bladzijden strafwerk. Maar eigenlijk had die leraar die straf verdiend. Dan zijn er kinderen die van huis uit Nederlands spreken, maar op school het goede Nederlands verleren en vervangen door krom Nederlands, door verkeerd woordgebruik, door foute uitspraak. Een zoontje van een vriend kreeg op school 9 op 10 voor dictee, omdat hij ‘gokken’ gespeld had i.p.v. ‘hokken’, ofschoon de juffrouw heel duidelijk ‘gokken’ gezegd had. Kinderen die thuis Nederlands spreken, komen van school met (in West-Vlaanderen) afschuwelijke tweeklanken (je weet wel: ‘weei zeeln theuis’) of (in Brabant en Antwerpen) even afschuwelijke monoftongen (wèè zèèn theûs), met in West-Vlaanderen te open en in Brabant-Antwerpen te gesloten klinkers, enz. In 1980 nog horen we geregeld ontstellende berichten; leerkrachten die in de klas een taal spreken die we geen Nederlands meer kunnen noemen. De gestencilde of gedrukte berichten die de ouders van de schooldirectie krijgen, staan nog altijd vol taalfouten. Enkele voorbeelden: snit en naad (voor knippen en naaien), pilootschool (voor experimenteerschool), verlof (i.p.v. vakantie), een klas wordt ontdubbeld (i.p.v. gesplitst), oudernamiddag (i.p.v. middag), refter (voor eetzaal), studio (voor lerarenkamer), turnpantoffels (voor gymschoenen of gympjes), schrijf- en tekengerief (voor gerei), farde (voor blaadjesschrift), kaft of farde (voor map), regel en lat (voor liniaal), stencileren (voor stencilen), bic of stylo (voor balpen), winkelhaak (voor tekendriehoek), enz.
Er zijn inderdaad verzachtende omstandigheden. De Vlaming leert zijn Nederlands in drie stadia. In een eerste stadium leert hij bij moeder dialect praten. Daarom is het dialect voor de overgrote meerderheid van de Zuidnederlanders de eigenlijke moedertaal, maar de ‘moedertaal’ die ze op school leren, is didactisch gezien veeleer een vreemde taal. Als de leerkracht zich daarvan bewust was, zou het moedertaalonderwijs wellicht beter opschieten. Onder voorwendsel dat de kinderen hen niet zouden begrijpen, maar in feite uit gebrek aan taalkennis, spreken de opvoeders op school een tussentaaltje, een gezuiverd dialect, een z.g. ‘schoon Vlaams’, dat eigenlijk afschuwelijk klinkt. Eigenlijk zou de kleuterleidster of -leider er beter aan doen het kind in het dialect op te vangen of buiten de schoolse activiteiten om gewesttaal te spreken, maar onder de lessen keurig Nederlands. Dan zou het schoolkind ten minste het verschil tussen dialect en algemene taal horen en leren kennen. De taal die het kind als Nederlands, als cultuurtaal aangediend krijgt, is meestal een heterogeen conglomeraat, een soort Algemeen Zuidnederlands met sterk dialectische inslag, een fictieve en bovendien stuntelige taal. Het is om bij te huilen als je onze scholieren teksten hoort opzeggen die ze op school hebben geleerd. De gemiddelde Vlaming blijft nog altijd in dit tweede stadium steken. Een kleine minderheid alleen stemt het taalgebruik op het Algemeen Nederlands af. De aanleiding daartoe is niet altijd dezelfde. Sommigen hadden het geluk al vroeg degelijk taalonderwijs te krijgen bij een zeldzame goede taalleraar, anderen werden door de aard van hun verdere studie in de gelegenheid gesteld om hun taal beter te leren kennen, nog anderen kwamen op eigen houtje, maar langs verschillende wegen (contact met Nederland, radio, TV, lectuur, taaltuintjes allerhande) tot een behoorlijk taalgebruik. Door de
sociologische hogere waardering voor de cultuurtaal, zijn er al heel wat jonge gezinnen waar Nederlands gesproken wordt, al is het dan vaak uit misplaatste verachting voor het z.g. ‘platte’ dialect, dat ik eigenlijk veel mooier vind dan stuntelig ‘schoon Vlaams’.
Aangezien de meeste ouders in het tweede stadium zijn blijven steken en een soort Zuidnederlands spreken, zullen de kinderen uit die gezinnen toch weer de drie stadia doormaken, alleen in een gewijzigde volgorde (nl. Zuidnederlands - dialect - Nederlands). Zelfs in het gunstigste geval, als het kind van huis uit correct Nederlands spreekt, zal het op school toch wel weer dialect leren (wat ik niet zo erg vind), en zelfs Zuidnederlands (en dat vind ik wel jammer). Ik vind het nl. veel minder erg dat een kind dialect leert dan dat het Zuidnederlands leert. Het kromme schoolvlaams of schoolnederlands is voor het taalonderwijs veel gevaarlijker dan het dialect zelf. Waarom zouden Nederlands-sprekende kinderen op de speelplaats geen dialect mogen leren? Dit dialect zal de cultuurtaal zelden beïnvloeden. Wel ondervindt het Nederlands van kleuter of scholier de concurrentie van de taal van de leerkracht, omdat het kind of de scholier niet in staat is om ABN en schooltaal uit elkaar te houden. De taal van de leraar is voor het kind ‘de’ norm waarnaar het zich richt.
Dit moge de leerkracht van zijn uitzonderlijke verantwoordelijkheid bewust maken. De ouders zowel als de leerlingen, onze hele cultuurmaatschappij, allen verwachten van de leraar/lerares dat hij/zij zijn/haar taal zo keurig, zo verzorgd en zo rijk mogelijk hanteert. Het is de beroepsplicht, het behoort tot de beroepsethiek en de vakkennis. Maar het volstaat niet om alleen in de klas Nederlands te spreken, want zonder voortdurende oefening beheers je een taal niet, beheersen wij Vlamingen - a fortiori en rekening houdend met onze abnormale geschiedenis en toestanden - nooit onze cultuurtaal. De minimumeisen die we aan elke leerkracht moeten stellen, zijn: spreek Nederlands op school, dus ook in de lerarenkamer en in de gangen. Maar eigenlijk hoorde elke intellectueel - en dus elke leerkracht - het Nederlands als zijn dagelijkse omgangstaal te beschouwen. Een taal kun je alleen maar dan grondig leren, als je je er voortdurend in oefent. Leerkrachten die thuis dialect spreken, zijn als politieagenten die in het donker zonder licht rijden.
Ten slotte moet ons onderwijs er toch ook op gericht zijn om goede staatsburgers te vormen, goede Vlamingen, of - anders uitgedrukt - goede Nederlanders in - voorlopig nog altijd - België. In dit gekke land, waar niets normaal is, is het gebruik van verzorgd Nederlands het enige middel om zich als Vlaming te handhaven tegenover de arrogante en imperialistische francofoon. We zijn Brussel grotendeels kwijt, omdat we er niet tijdig voor een cultuurtaal hebben gezorgd. De F.D.F.-ers van nu zijn de kinderen en kleinkinderen van Vlamingen (met welluidende namen als Outers, Persoons, Vanden Boeynants), die zich schaamden om hun ‘flamand’. Met goed Nederlands werpen we voor goed ons minderwaardigheidscomplex af en staan we op voet van gelijkheid met welk andere cultuur ook.
Ik wil er nog op wijzen dat er een vereniging bestaat die u behulpzaam is bij al uw taalmoeilijkheden, de Vereniging Algemeen Nederlands. De V.A.N. geeft een driemaandelijks tijdschrift uit ‘Nederlands van Nu’, dat de lezer informatie verschaft over al wat er in onze taal leeft en u op de hoogte houdt.