Een terugblik en een blik vooruit
Op zaterdag 9 mei 1981 werd te Brussel aan prof. em. dr. Hendrik Fayat een dubbele onderscheiding toegekend: de erepenning van de Vlaamse Raad en de Erepenning van de Marnixring. Naar aanleiding van de uitreiking van deze onderscheidingen hield prof. Fayat, voorzitter van het A.N.V. een toespraak waarbij hij zijn gedachten zowel over verleden als toekomst liet gaan.
Na een lange loopbaan kijkt men af en toe terug, en het gebeurt vaak dat men het heden daarbij in ongunstige zin met het verleden vergelijkt.
In de belangrijkste domeinen van het maatschappelijk leven ben ik nochtans geneigd in vandaag meer voordeel te zien dan in gisteren.
De gezondheidszorg beschikt niet alleen over oneindig meer middelen maar die zijn ook toegankelijk tot oneindig meer mensen dan vroeger het geval was. De eerbied voor de persoon staat mijlen vooruit op wat zij in vorige jaren was.
De sociale voorzieningen geven zelfs in een zware crisistijd aan iedereen een bestaanszekerheid die de werkende mensen voorheen niet kenden in perioden van voorspoed.
West-Europa leeft nu al 36 jaar in vrede, bijna twee maal zolang als tussen de twee wereldoorlogen.
Op een gebied dat ons, als Vlamingen, nauw aan het hart ligt, heb ik in de spanne van mijn leven onze taal en zij die haar spraken in dit land tot ontvoogding zien
Bij de verkiezingen in 1979 voor het Europees Parlement konden de Brusselse kiezers voor het eerst hun stem uitbrengen op eentalige lijsten.
komen. Brussel blijft evenwel onze grote zorg, maar daarover straks meer.
Met de ervaring van iemand die twee wereldoorlogen heeft meegemaakt en wiens gehechtheid aan de vrede niet kan betwist worden, moet ik waarschuwen, in het belang zelf van de vrede, tegen verblinding en zelfbedrog.
Uit bepaalde hoeken wordt aangestuurd op afzijdigheid tegenover het Noord-Atlantisch bondgenootschap dat ons 32 jaar veiligheid en vrede bezorgd heeft en wordt een nieuwe neutraliteit aangeprezen, waardoor wij ons buiten schot zouden wanen.
Is men vergeten dat België vóór 1914 en vóór 1940 neutraal was en precies hierdoor tweemaal het geschikte ‘Durchmarschland’ werd?
Ook wordt nu beweerd dat als wij ons met dezelfde wapens zouden uitrusten als die waarover een mogelijke aanrander beschikt wij daardoor het voorwerp van zijn gramschap zouden worden.
Is men vergeten hoe fundamenteel en onberispelijk neutraal Nederland was in mei 1940 en hoe Rotterdam met de grond werd gelijk gemaakt door een meedogenloos luchtbombardement?
Onze Lage Landen zijn, helaas, van nature door hun ligging, een doelwit op zichzelf.
Het is onverantwoord door naïeve of moedwillige begoocheling dit te vergeten of te doen vergeten. Het komt er veeleer op aan, door een aangepaste verdediging, te pogen het gevaar af te wenden.
In binnenlandse aangelegenheden zien wij in vele landen - gelukkig niet bij ons - de kwaal van het terrorisme om zich heen grijpen.
Wat mij verontrust is het goedpraten daarvan in bepaalde linkse kringen, omdat het terrorisme een vorm van verzet zou zijn tegen maatschappelijke misstanden.
Is men vergeten hoe veel erger, hoe hemeltergend de misstanden van de 19e eeuw waren, hoe de massa van de arbeidende bevolking toen in gruwzame ellende en mensonterende onderworpenheid leefde?
Voorwaar, dit was nog in het begin van deze eeuw in Vlaanderen het geval.
Toen ik rond mijn tiende jaar begon te lezen en te begrijpen wat ik las, vond ik onder de weinige boeken van mijn vader, de onthutsende reportage van August Dewinne onder de titel ‘Door Arm Vlaanderen’.
Dit aangrijpend en deerniswekkend verhaal heeft van mij voor de rest van mijn leven een sociaal-democraat gemaakt.
De grootheid en de eer van de socialistische opstand heeft er historisch in bestaan met de vreedzame middelen van de organisatie en van de bewustwording