het onderwijs te doen vervangen door een kultuurtaal die gemakkelijker aansluiting kan geven op de geopolitieke, ekonomische, demografische en, bij gevolg, ook kulturele realiteit waarin de Nederlandse Antillen leven.
Men bedenke hierbij wel dat het Nederlands, hoe historisch ook vergroeid met de Nederlandse Antillen, deze eilanden geen toegang verschaft tot de kultuurwereld waarin zij opgenomen zijn en waarvan zij deel uitmaken.
Los van deze stelling staat nog de overweging die de laatste tijd meer en meer opgeld doet en die een ernstig studiepunt vormt van een speciale kommissie, n.l. de paedagogische wenselijkheid en de noodzaak om de eigen moedertaal (en dit is het Papiamento) van het Nederlands-Antilliaanse kind (althans dat van de Benedenwindse eilanden) bij het basisonderwijs te betrekken.
De bedenkingen opgeworpen tegen de totnogtoe gevolgde onderwijspolitiek, zijn in de meeste gevallen niet zonder grond. Het aan de orde stellen van een zó belangrijk onderwerp getuigt al van realiteitszin en van een kultureel brede visie. Het zou al te gemakkelijk zijn - en deze denkwijze heeft ongelukkig genoeg bij vele niet-Antilliaanse Nederlanders postgevat - hierin slechts politieke ‘overgevoeligheid’ als gevolg van een na-koloniaal bewind te vermoeden of een per se anti-Nederlandse, of anti-Europese, geest daaruit te destilleren.
Voor zover ik zelf beoordelen kan is dat niet het geval. De werkelijke reden ligt voor de hand: werkelijkheidszin, ook in kultureel opzicht. De ontwikkelingsgang van kulturele verhoudingen is niet te stuiten; evenmin die van politieke groei en bewustwording. Een volk kan zich nu eenmaal niet los denken van zijn omgeving of zich zijn dagelijks terugkerende werkelijkheid, zijn grondwaarheid dus, ontveinzen.
Dit is dan, konkreet en ontdaan van vrome franjes, het geval van de Nederlandse Antillen, een deel van het Koninkrijk der Nederlanden dat in de loop van eeuwen gewonnen is voor het Nederlands en voor de Nederlandse kulturele inwerking maar dat niet oorspronkelijk nederlandstalig is geweest. Het is een gebied met een eigen taal - het Papiamento voor wat betreft de Benedenwindse eilanden en het Engels voor wat de Bovenwindse aangaat.
Wanneer nu dat gebied - bij het ingaan van een souverein tijdperk - ertoe overgaat om, met opoffering van wat het meest ligt, n.l. de moedertaal, de volkstaal, een andere kultuurtaal aan te nemen dan het Nederlands, dan moet daar toch wel een geldige en psychologisch te verklaren reden voor zijn.
Ondanks zijn historische verbondenheid, is het Antilliaanse volk - een deel ervan in ieder geval, n.l. dat van de min of meer verantwoordelijke voormannen - zich bewust geworden van zijn zeker niet minder reële verbondenheid met de geopolitieke en kulturele werkelijkheid waarin het als volk, als gesegmenteerde samenleving, gestalte en persoonlijkheid heeft gekregen...
Het ligt voor de hand dat, na deze bewustwording die van, ruim genomen, de laatste veertig jaar dateert - vanaf de vooravond van de politieke autonomie van de Nederlandse Antillen - men ook konsekwent de aansluiting met de kultuur-realiteit, die (Spaanstalig) Amerika heet, zou stimuleren net zo goed als Europese landen de behoefte voelen en de neiging vertonen om hechtere dan de vroeger bestaande banden met elkaar aan te gaan, op allerlei gebied.
De taalbarrière die een inniger samengaan van Europese landen met hun verschillende nationale talen in de weg staat, beperkt zich in het konkrete geval van de Nederlandse Antillen tot een meerderheidstaal, n.l. het Spaans.
Dat men omwille van de verdere kulturele mogelijkheden die deze meerderheid het minderheidje van de Nederlandse Antillen heeft te bieden, het onderwijs (basis, voortgezet en hoger) in het Spaans zou willen of kunnen doen geven, is te begrijpen, zelfs met volle erkenning van een aantal gevaren die een keuze juist van deze taal inhoudt.
Papiamento is totnogtoe niet als officiële voertaal bij het onderwijs ingevoerd, niet eens bij het basis- en voortgezet onderwijs, laat staan dus bij het hoger onderwijs.
Ten aanzien van de vraag waarom men, in aanmerking genomen dat Nederlandsantillianen van huis uit papiamentotalig zijn (op de Benedenwindse eilanden althans) niet overschakelt van het Nederlands op de moedertaal, dient beseft te worden dat twee zware struikelblokken dit in de weg staan. Voor eenieder die zich serieus met studie van het Papiamento heeft beziggehouden, zijn beide belemmeringen duidelijk. Er zullen wel heel wat jaren moeten verstrijken vóór men in het Papiamento over de nodige tekstboeken en/of ander audiovisueel onderwijsmateriaal beschikt. Daarentegen zijn deze wel in het Spaans, dat overigens veel nader tot het Papiamento staat dan het Nederlands, beschikbaar voor onmiddellijk gebruik.
Een andere moeilijkheid die zeker niet minder weegt, is die m.b.t. de onderwijskrachten zelf. De opleiding