| |
| |
| |
Nieuwsbrief Algemeen-Nederlands Congres
2de Jaargang nr. 2, 1981
Tweemaandelijks tijdschrift
ALGEMEEN-NEDERLANDS CONGRES v.z.w.
Gallaitstraat 80 - 1030 BRUSSEL
Tel. 02/241 31 64
Bankrekening: 430-0871241-75
Verantwoordelijke uitgever:
in opdracht van het Algemeen-Nederlands Congres:
Jan De Graeve - Jozef Plateaustraat 16 - 9000 Gent
| |
Uitnodiging
Statutaire algemene vergadering
Het presidium van het Algemeen-Nederlands Congres nodigt U uit tot de Statutaire Algemene Vergadering van het Algemeen-Nederlands Congres v.z.w., die plaats heeft op 23 mei '81, om 10.30 u. in de Kiekenhoeve, Moerkantsebaan 54 te Essen.
| |
Agenda
- | Statutair gedeelte
1. | Opening door de Algemeen Voorzitter; |
2. | Aanneming van aangesloten verenigingen (art. 11); |
3. | Aanneming van gewone leden (art. 11); |
4. | Vaststelling van de ledenbijdrage van gewone leden (art. 8) en aangesloten verenigingen (art. 9); |
5. | Financieel verslag; |
6. | Vaststelling van de begroting 1980-1981. |
|
- | Inhoudelijk gedeelte
7. | Activiteitenverslag; |
8. | Plannen voor het 38ste Congres... en daarna (voorbereiding, congres, nazorg); |
9. | Slottoespraak door de Algemeen Voorzitter. |
|
Het presidium
Prof. em. Dr. H. Fayat
M.J.A.R. Dittrich
Dr. Jur. G.R. Piryns
| |
Dertiende Frans-Vlaamse kulturele dag in Sas van Gent - 16 mei 1981
HET PROGRAMMA:
Akademische zitting: thema Taal en Onderwijs, in de Burgerzaal van het Stadhuis in Sas van Gent, Westkade 89.
10.00 u.: Welkomstwoord door de voorzitter van de Stichting Zeeland-Frans-Vlaanderen, drs. A.G.U. Hildebrandt. Opening door de Burgemeester van Sas van Gent, drs. W. Dusarduijn.
10.30 u.; ‘Taal’, door Prof. Dr. W. Thys, hoogleraar Nederlandse taal en letterkunde aan de Universiteit van Rijsel. ‘Onderwijs in de Nederlandse taal in Frans-Vlaanderen’, door Camille Taccoen, Schepen van Belle.
‘Frans-Vlaamse letterkunde’, door Prof. Dr. V. Nachtergaele, hoogleraar Katholieke Universiteit Leuven, Campus Kortrijk.
Voordracht door Mevr. Rose-Anne Castelain-van den Abeele, La Madeleine, Frankrijk.
12.30 u.: Sluiting van de Akademische zitting.
Van 12.30 u. tot 14 u.: Pauze.
MIDDAGZITTING in het Kultureel Centrum ‘De Speyer’, Wilhelminalaan 1.
14.0 u.: Bezichtiging folders en boekwerken over Frans-Vlaanderen.
14.30 u.: ‘De schoonheid van Frans-Vlaanderen’ met o.a. een fraai Klankdiaporama: ‘Frans-Vlaanderen of de Westhoek’.
17.0 u.: Sluiting.
Door het Verbroederingkomitee Sas van Gent en de Heemkundige Kring worden nog verschillende aktiviteiten georganizeerd in het kader van deze Frans-Vlaamse Kulturele Dag.
| |
Programmaraad
Op 28 februari vergaderde de Programmaraad van het A.N.C. te Roosendaal.
De voorzitters van de diverse werkgroepen brachten verslag uit over de voorbije activiteiten en plannen.
Hierbij kan worden vastgesteld hoe verbazend veel werk reeds werd verricht. Een volgende vergadering wordt gepland op 13 juni. Hierop zal aandacht besteed worden aan de invulling van het Congres op 2 en 3 oktober, en zal het eigenlijke Congresprogramma worden opgesteld.
| |
| |
| |
Verslagen van de werkgroepen
Universiteit en wetenschappen
Er is met het oog op het werkdocument over kansen en knelpunten voor betere integratie, dat naast de informatieve overzichtspublikatie door L. de Clercq (waarover in vorige Nieuwsbrief werd bericht) zou verschijnen, contact opgenomen met J. van der Perre van de Vlaamse Interuniversitaire Raad. Na overleg bleek dat hiervoor in elk geval gebruik kan worden gemaakt van het ontwerp-verslag van de vorig jaar door het A.N.C. uitgevoerde kwalitatieve bevraging bij rectoraten, studiediensten en professoren van Vlaamse universiteiten (rapport C. Ghesquiere). In het werkdocument kunnen naast de onderwerpen bij de bevraging aangehouden, te weten: studiebeurzen voor Nederland, equivalentie van diploma's, universitaire uitwisselingen, nog volgende thema's aan bod komen:
- | Wetenschapsbeleid in Nederland en Vlaanderen; |
- | Buitenlandse culturele betrekkingen en uitwisseling van wetenschap; |
- | Overleg tussen de verbanden die de Nederlandse en Vlaamse rectoren groeperen; |
- | Institutionele samenwerking Noord-Zuid van universiteiten en wetenschappelijke organen en instellingen. |
Het ontwerp-verslag van de bevraging dient wel nog aangevuld en hier en daar aangepast en hertoetst.
Er worden momenteel contacten gelegd met de heer F. van Nieuwenhove, directeur van de studiedienst K.U.L. Ook de heer G. Kint, adjunct-secretaris wetenschapsbeleid, werd aangeschreven.
| |
Werkgroep juristen
Met de steun van de Vlaamse Juristenvereniging en onder leiding van prof. M. Storme (Gent) en Staatsraad J.M. Polak ('s Gravenhage) werd door lie. D. van Poucke en E. Polak een uitvoerige inventaris gemaakt van de juridische betrekkingen tussen Noord en Zuid (bijna 150 getypte bladzijden).
| |
Toerisme
De werkgroep ‘Toerisme’ was vertegenwoordigd op de Ronde-Tafelconferentie ‘Toerisme in Vlaanderen’ op 25 februari alsook op de slotbijeenkomst op 3 maart. Deze slotbijeenkomst evalueerde de gehele Ronde-Tafelconferentie, die in de loop van ± veertien dagen in de vijf provincies was gehouden. Gezien de omstandigheden, nl. de val van de regering, was er een accentverschuiving wat betreft evalueren en formuleren van de conclusies naar het maken van een synthese en aanbevelen van het actieplan Toerisme 1981.
Mevrouw De Backer stelde haar actieplan voor en vroeg de vergadering naar verdere suggesties. Dit actieplan wordt officieel overgemaakt aan het Commissariaat Generaal voor Toerisme.
Als belangrijk kan worden vermeld, dat:
- | de éénmaligheid van de hotelpremie zal worden afgeschaft; |
- | de Benelux-hotelclassificatie verplicht wordt op 1 januari 1983; |
- | een werkgroep Promotie wordt opgericht; |
- | animatie subsidieerbaar werd (besluit van dec. '80). |
| |
Sport
De werkgroep Sport vergadert op 24 april op Bloso, Koloniënstraat 29-31, te Brussel. Op de agenda staat o.m. het verslag van de Noord-Zuid bevraging betreffende de contacten tussen de diverse federaties en clubs.
Verder wordt er op de vergadering gewerkt aan de voorbereiding van de werkdocumenten.
Daartoe zullen de heren De Heer en Bertels van het N.S.F. de Vlaamse leden te woord staan voor vragen betreffende structuren en werking in Nederland.
Zij zullen ook coördinerend optreden voor contacten met terzake deskundige specialisten.
| |
Economie
Op 24 maart had op het VEV te Antwerpen een bijeenkomst plaats, waarop aanwezig waren mevr. C. Verhaegen, de heren L. Kympers, J. de Graeve, J. de Sloovere (eerste adviseur GERV) en W. Kurstjens (ETI-Noord-Brabant).
Volgende besluiten kunnen worden geformuleerd;
| |
1. Uitgangspunt voor werkgroep en publikaties
Als één van de belangrijkste knelpunten voor een vlotter en intensiever economisch verkeer tussen Vlaanderen en Nederland ziet de werkgroep een zware psychologische hypotheek: men moet een verouderd economisch beeld over België corrigeren (ook met het oog op de vrees voor ‘inmenging in de zaken van een bevriende mogendheid’) en de Nederlanders, vooral dan de bedrijfslevencellen, ervan doordringen dat ze in Vlaanderen met volwaardige zakenlieden te maken hebben.
Daarom situeert de werkgroep zijn rapport over economische samenwerking als volgt: vanuit de bestaande reële gewestelijke bevoegdheden in België, op specifiek het economisch vlak nagaan hoe die bevoegdheden nog verder kunnen ingevuld worden, wat daarvan de consequenties kunnen zijn voor de onderlinge betrekking met Nederland, welke contacten in dit licht mogelijk, wenselijk en/of noodzakelijk zijn, welke nieuwe samenwerkingskansen en perspectieven zich daardoor openen, bij uitbreiding ook naar Benelux en Europa toe.
Er dient geaccentueerd te worden dat er in België regionale gesprekspartners bestaan, dat Vlaanderen en Wallonië zich elk afzonderlijk profileren. Dat profiel moet dan duidelijk worden gemaakt.
Ook in die optiek is het belangrijk de aanbevelingen van de werkgroep op drie maatschappelijke groepen af te stemmen:
- | overheid |
- | georganiseerd bedrijfsleven |
- | de markt |
De heer Kympers pleit ervoor dat de strukturen van de overlegeconomie ruime aandacht krijgen.
| |
2. Praktische afspraken
De heer De Sloovere zal voor wat Vlaanderen betreft nog vóór Pasen een ontwerp-document klaar hebben dat hij meteen aan de heer Kurstjens zal doorspelen die het dan mede op de Nederlandse situatie betrekt.
| |
| |
Nadien worden beide luiken ineen gepast en tot één enkel document gestroomlijnd.
| |
Leefmilieu
De werkgroep ‘Leefmilieu, Natuurbehoud en Landschapszorg’ houdt zijn volgende vergadering op 19 mei te Antwerpen.
Als nieuw lid werd de heer B. Rombouts in de werkgroep opgenomen.
De heer Ir. A.J. Beenhakker moest zich wegens drukke werkzaamheden uit de werkgroep terugtrekken.
De werkgroep plant zijn gespecialiseerde milieustudie onder leiding van een Nederlands ervaren milieudeskundige voor analyse van de onderlinge Noord-Zuid relaties voor de maand mei.
| |
Overheidsstructuren en instellingen
De werkgroep doet momenteel een enquête betreffende de Taalunie bij een zeventigtal personen in Nederland en Vlaanderen.
Aan deze personen, allen betrokken bij werkzaamheden die culturele integratie tot doel hebben, wordt o.m. gevraagd aan te duiden voor welke aangelegenheden op het gebied van de Nederlandse Taal en Letteren binnen afzienbare tijd een regeling moet worden nagestreefd.
Het Algemeen-Nederlands Congres wil nl. een lijst van prioriteiten vaststellen die de eenmaal tot stand gekomen organen van het Verdrag in de eerstkomende tijd zullen moeten oplossen en wil deze lijst bij het op gang komen van het Verdrag aan de overheid voorleggen. Hierbij wordt uitgegaan van de gedachte dat het bestaan zelf van een inventaris van dringend op te lossen problemen de bewindslieden zal aanzetten om grotere spoed te zetten achter de inwerkingtreding van het Verdrag.
| |
Media
De werkgroep vergaderde op 27 februari in de BRT-gebouwen.
Overeenkomstig de afgesproken werkmethode werden naast de kernleden een aantal specialisten uitgenodigd voor de te behandelen themata, dit keer:
- | de stereotypen over Nederlanders en Belgen in de media (Kees Middelhoff); |
- | normen en waardenonderzoek in Vlaanderen en Nederland (W. Goddijn, P. Brandsma, M. Wildiers). |
De werkgroep geeft er zich rekenschap van dat de media de bestaande beeldvormingen niet alleen weerspiegelen, hanteren maar ze juist daardoor nog maar eens bevestigen. Hij is ervan overtuigd dat de wederzijdse vooroordelen, die historisch verankerd liggen en in wezen een universeel verschijnsel zijn, moeilijk voor verandering vatbaar zijn. Hij projecteert het probleem meer tegen een tweedelig Randstad Holland - overige Nederlanden, dan tegen de dichotomie Nederland-Vlaanderen. De Vlaamse cultuurpolitiek zou wel meer zelfvertrouwen moeten aankweken. Vlaanderen moet zich bewuster en zelfzekerder opstellen. Een effectieve Vlaamse public relations ontbreekt nog te veel. Op het vlak van wetenschappelijk onderzoek en voorlichting komt dit duidelijk tot uiting. Er zou kunnen worden op aangedrongen ook op dit niveau een Vlaams-Nederlands overleg te openen.
Beïnvloeding van de beeldvorming naar elkaar toe zal in elk geval in de richting van wederzijdse relativering moeten gaan.
Aan de werkgroep onderwijs zal gevraagd worden het thema ‘invloed van de nationalistisch geïnspireerde schoolgeschiedenisboekjes’ op Congresniveau ter sprake te brengen.
Er wordt nog gepleit voor een gezamenlijk optreden in Straatsburg, wat een Vlaams-Nederlandse integratie aan het thuisfront vanzelfsprekender zal doen zijn.
De werkgroep media wil er ook toe bijdragen pogingen te stimuleren om de Nederlandse en Vlaamse waarden die domineren en/of begrenzen nader te bepalen.
Het normen- en waardenonderzoek moet daarom in de eerste plaats tot Vlaanderen worden uitgebreid en een media-opvolging krijgen.
De werkgroep zal aanbevelen ook op dit gebied via het Congres een opening te maken naar een gezamenlijke Algemeen-Nederlandse inspanning.
Het verdient ook aanbeveling een waardenonderzoek te doen bij degenen die de media maken. Dit leidt waarschijnlijk tot een beter inzicht dan een grootschalig onderzoek. Men moet vooraf een goede probleemstelling formuleren en de relatie leggen met de belangrijke positie van de massamedia.
Het is ook denkbaar een onderzoek te doen naar de beeldvorming bij journalisten.
Tenslotte stelde de vergadering enkele vragen omtrent de term ‘integratie’, die niet zo goed zou overkomen.
Als alternatieve formuleringen werden o.a. gesuggereerd: ‘activering van het gezamenlijke waardenbesef’, ‘het activeren van de Nederlandse cultuurgemeenschap’.
| |
Contactdag over het boek in noord en zuid
In het kader van Manifestaties Boek '81 had zondag 29 maart jl. op de Universitaire Campus van de LUC te Diepenbeek een ‘Contactdag Het Boek in Noord en Zuid’ plaats, georganiseerd door het Limburgs Universitair Centrum, de Adviesraad Vorming en Ontwikkeling voor de Boekenbranche en de werkgroep Boek van het Algemeen-Nederlands Congres.
Een zuiver probleemstellende dag, een ‘poging tot inventarisatie van wat is, wat bindt, wat scheidt, wat hindert omtrent samenwerking en integratie binnen de Nederlandse cultuurgemeenschap, ter bevordering van realisatie en verspreiding van het Nederlandstalige boek’.
Via ‘getuigenissen en vraagstellingen omtrent hinderpalen en situatie’ wou men werkmateriaal voor verdere studie verzamelen. en dit in het perspectief van de oktoberzitting van het 38ste Algemeen-Nederlands Congres, waar specifiek oplossingsgericht gewerkt zal worden. (Op langere termijn (april 1982) is ook een tweedaags symposium gepland).
De publikatie n.a.v. de contactdag zal verschijnen onder de titel ‘Studies en documenten van het Algemeen-Nederlands Congres’ en zowel werkdocumenten als referaten bevatten.
| |
| |
De heer J.J. de Groot, uitgever, liet bij de aanvang van de dag enkele kritische geluiden horen aangaande de integratie Noord-Zuid: hij constateerde enkele taaie knelpunten, zoals de trage respons en dito werking van de overheidsinstanties, het gemis aan een structureel overleg, een concreet beleid naast de vele ad hoc contacten en initiatieven. Hij pleitte in dit verband voor een zo zinnig mogelijke concretisering van het Taalunieverdrag en een eigen, onafhandelijke Vlaamse kijk en inbreng bij het integratieproces, een proces van geven en nemen, op voet van een volledige gelijkwaardigheid.
Deze ondertoon klonk in de loop van de dag nog herhaaldelijk door: Vlaanderen moet zich optillen tot groter zelfbewustzijn en zijn complexen afleggen.
De heer De Groot moest verder vaststellen dat op deze contactdag voor het eerst een degelijke uitputtende opsomming van alle problemen waarmee het boek in Noord en Zuid te kampen heeft voorkomt. Het programma voor de dag zag er al even ambitieus als gevuld uit: in de voormiddag een verwelkomingswoord van de voorzitter, dr. Grypdonck, en drie referaten; naast J.J. de Groot had de heer G. Lannoo het over ‘Het boek in een relatief klein taalgebied. Mogelijkheden en begrenzingen van uitgeven voor Noord en Zuid’.
De heer C. van Baelen gaf een opmerkelijke uiteenzetting over ‘Boekenstroom in Noord en Zuid - Een overzicht’. Hij merkte daarbij op dat de Vlaamse en Nederlandse boekenmarkt zich niet zo gemakkelijk laten vergelijken, mede omdat het marktonderzoek in Vlaanderen duidelijk achterop is. Bij het beschikbare statistische cijfermateriaal moest hij dan ook geregeld voorbehoud maken.
Het onderzoekingsveld deelde hij op in vier deelgebieden: het algemene boek, het educatieve, het wetenschappelijke en de encyclopedische en gespecialiseerde volgwerken. In de eerste categorie blijken de boekenclubs en het grootwinkelbedrijf een steeds belangrijker rol te spelen. De verspreiding van zowel het educatieve als het wetenschappelijke boek laten in Vlaanderen respectievelijk Nederland wel enkele opvallende verschillen zien: zo gaat in Vlaanderen ruim 5% van de educatieve werken rechtstreeks van uitgever naar school en komt in Nederland ruim 95% via de boekhandel bij de consument. De encyclopedieën leveren de markt met de minste grenzen. Ook de fysieke distributie van boeken blijkt in Noord en Zuid grondig uiteen te lopen: waar in Nederland het centraal boekhuis en de grossiers een belangrijke plaats innemen, zijn die kanalen in Vlaanderen zeer beperkt, op enkele regionale grossiers na. De conclusie dat Vlaanderen een relatief onbelangrijke rol speelt in het totaal van de Nederlandse boekenconsumptie zal wellicht niemand verbazen. In cijfers uitgedrukt blijkt het dat slechts 3 à 4% van de Nederlandse boekenimport uit Vlaanderen komt (op een totale import van 11%, vooral Angelsaksich gericht). Vlaanderen voert 45% van zijn boeken in, vier maal zoveel dus, waarvan 38% uit Nederland komt.
Het tweede gedeelte van de voormiddag werden drie parallelsessies gehouden, respectievelijk over de onderwerpen ‘professionalisering van de boekenbranche’, ‘logistieke ondersteuning voor de realisatie en de verspreiding van het boek’, ‘markt, prijs en promotie van het boek’. Een panel van inleiders bracht telkens enkele probleem- en vraagstellingen naar voren waarover dan in de namiddagsessies panel- en forumdiscussies werden gevoerd. Het laatste gedeelte van de dag was voorbehouden aan de verslaggeving van de onderscheiden sessies, gevolgd door een referaat van de heer W. Dehennin over ‘De probleemstellingen rond het boek tussen inventaris en beleid’. De heer Dehennin spaarde zijn publiek de lange opsomming van bestaande problemen en scheefgetrokken situaties in de boekenwereld, een hele waslijst, waarvan de gebrekkige, vertragende functie van instellingen als het Belgische Wettelijke Depot, de slordigheid van bibliografische beschrijvingen, de vooral in de belletrie, omgekeerd evenredige verhouding tussen kwaliteit en produktie er slechts enkele zijn. De positie van het boek is dan ook wel zeer complex: in eerste instantie ligt dat aan de voortdurende interactie tussen de twee polen cultuur en economie.
Daarbij komt dan nog de belangrijke rol als informatief medium. In dit verband doen zich soms curieuze verschijnselen voor: het toenemend gebruik van fotokopieën b.v. kan worden gezien als een gevolg van een te dure prijs en een te nauwe informatienood.
De heer Dehennin pleitte o.a. voor het revalueren van het boek waarbij men zich opnieuw de vraag dient te stellen naar zijn positie in het proces van informatieoverdracht. We leven in een tijd van meer en meer gefragmenteerde informatie waardoor het boek steeds minder in trek is, met uitzondering dan voor de literatuur.
Tegelijk bestaat het gevaar dat Vlaamse boeken de leveranciers worden van idee- en die vervolgens in Nederland netjes worden ingepakt. Professionalisering is daarom vooral in Vlaanderen een dringende zaak. De heer Dehennin drong er op aan de terminologie terzake zuiver te stellen en opperde de idee voor een woordenboek voor het boekenvak. Ook vond hij het noodzakelijk aan de menselijke factor meer aandacht te besteden. Het wordt tijd dat consument, auteur, boekhandel een eigen portret krijgen. Wie zijn ze eigenlijk?
Hij hield een pleidooi voor een Raad van het Boek, een ‘raad voor informatieoverdracht’ waar alle aspecten van het boekenvak aan bod kunnen komen en die zich richt op Nederland en Vlaanderen samen.
De verslagen van de respectieve sessievergadering waren niet minder belangwekkend.
De groep rond ‘professionalisering’ constateerde een steeds wijder wordende kloof tussen theorie en praktijk, tussen de bovenlaag en de uitvoerende mensen. De groep bezon zich tevens over het probleem van de erkenningsvoorwaarden in het boekenvak. Verdient het aanbeveling een soepel erkenningsbeleid te voeren, dat wel de kwantiteit maar niet de kwaliteit vergroot?
Anderzijds zou door een toenemende professionalisering de erkenning overbodig moeten zijn. Verder kwamen op de sessievergadering ter sprake: de informatieketen producent-consument, het zelfbeeld van de boekhandelaar en de uitgever in het licht van een waarachtige professionalisering.
De groep ‘logistieke ondersteuning’ besprak de boekenstroom van Nederland naar Vlaanderen met oog voor zowel beschikbaarheid van boeken als beschikbaarheid van informatie over boeken.
De discussie spitste zich daar vooral op het centraal boekhuis toe. De sectie ‘marktprijs en promotie’ behandelde een
| |
| |
zevental punten: onvoldoende marktkennis van de Vlaamse uitgevers en boekhandelaars, het te weinig marktgericht zijn van de Vlaamse uitgever en het daarmee samenhangend tekort aan initiatieven t.o.v. de Nederlandse markt, het groeiende wantrouwen en de verminderde bereidheid tot samenwerking, het bemoeilijken van overheidsoptreden door een intern verdeelde branche, het tekort aan beleid, het ontbreken van een sterke brancheorganisatie en, last but not least, de kwestie van de verticale prijsbinding, die de noodzaak tot samenwerking overduidelijk heeft gemaakt.
Het is onbegonnen werk in dit bestek een meer gedetailleerd verslag van alle sessievergaderingen te brengen. Het zal overigens de taak zijn van de werkgroep Boek van het ANC alle daaruit geresulteerde informatie te verwerken en te ordenen.
We verwijzen hier nog eens naar de voorgenomen publikatie ‘Studies en documenten van het 38ste Algemeen-Nederlands Congres’.
Tot slot van deze bijzonder geslaagde contactdag schetste dr. Grypdonck nog enkele perspectieven voor verdere oplossingsgerichte activiteiten: hij noemde o.a. het benadrukken van de maatschappelijke rol van informatie en boek en de dienstbaarheid van de boekenbranche daarbij, het verkrijgen van inzicht in het proces lezer-auteur en vice-versa, het zoeken naar samenwerkingsverbanden op het vlak van professionalisering, logistiek en beroepsorganisatie, het zoeken naar een gemeenschappelijke visie i.v.m. promotie-activiteiten, het streven naar gezamenlijk wetenschappelijk ondersteund speurwerk, het veilig stellen van een vrij boekenverkeer over de grenzen heen, het waarmaken van de mogelijkheden geboden door het Taalunieverdrag...
Nog in het raam van Manifestaties Boek '81, werd daags voordien het vierde symposium omtrent boek en wetenschap georganiseerd, dit keer rond het thema ‘taal en de communicatie van kennis’. Op 27 maart openden in het L.U.C. tevens de tentoonstellingen ‘boek en wetenschap’ en ‘grafische boek-verbeelding’. Meer hierover in de kroniek van Neerlandia.
De werkgroep ‘Boek’ plant nog twee vergaderingen vóór oktober, met name op 6 mei en 4 september 1981.
| |
Nederlanden in de wereld
De werkgroep vergaderde op 20 februari in de Culturele Raad Limburg te Maastricht, op 20 maart te Roosendaal en op 24 april in het gebouw van ‘Vlamingen in de Wereld’ te Brussel.
Daarbij kwamen volgende onderwerpen aan bod:
- | het Nederlands in internationale instellingen, meer bepaald in de Europese gemeenschappen; |
- | inventarisatie van het onderwijs Nederlands aan buitenlandse universiteiten; |
- | voortgezet onderwijs in Wallonië en overige grensgebieden; |
- | problematiek basisonderwijs aan Nederlandstalige kinderen in het buitenland; |
- | aanbevelingen voor een buitenlands cultureel beleid; |
- | een ontwerp-resolutie aangaande de kieswetgeving; |
- | een ontwerp-resolutie m.b.t. het mediabeleid. |
De laatste werd overgemaakt aan de werkgroep media die ze in een e.v. vergadering zal behandelen.
Bij alle andere genoemde onderwerpen maken de corresponderende nota's binnen de werkgroep nog verder het voorwerp van bespreking en discussie uit.
Het onderwerp ‘De Nederlanders en Vlamingen in de wereld’ dat eveneens op het programma van de werkgroep staat is inmiddels afgehandeld. De desbetreffende nota van de heren Verthé en Voileberg is meteen de eerste definitieve congresnota.
| |
Grensverkeer
De laatste vergadering had plaats op maandag 13 april te Bergen-op-Zoom (stadhuis). Op de agenda stonden volgende punten:
- | schets basisdocument voor het Congres; |
- | ontwerp van regelingen ter bevordering van het grensoverschrijdend verkeer inzake hulpverlening; |
- | enquête grensoverschrijdend schoolbezoek in kleuter- en basisonderwijs. |
Bij het ter perse gaan van deze Nieuwsbrief waren de notulen van de bijeenkomst nog niet beschikbaar. Verslag in volgend nummer.
| |
Manifestaties boek 1981
In het kader van ‘Manifestaties Boek '81’ stonden aan het L.U.C. eind maart twee boekenexposities, een symposium en een contactdag op het programma.
| |
Tentoonstellingen boek en wetenschap/grafische boekverbeelding
De vernissage had plaats vrijdag 27 maart te 18.30 u. Bij die gelegenheid hield prof. dr. H. Vervliet, hoofdbibliothecaris U.I.A., een toespraak.
De tentoonstelling over het wetenschappelijke boek (tot 31 maart) kwam tot stand met de medewerking van drie boekhandels.
Dit jaar werd o.m. de nadruk gelegd op een uitgebreide verzameling wetenschappelijke pockets.
Voor de tentoonstelling ‘Grafische boekver-beelding’ (tot 20 april) werd de medewerking bekomen van de dienst Plastische Kunsten van het ministerie van Nederlandse Cultuur en van de dienst Creatief Ambacht van het Economisch en Sociaal Instituut voor de Middenstand.
Hier werd een keuze van boekontwerpen en grafische vormgeving getoond, waaronder reeds gepubliceerde boeken, ontworpen door een aantal bekende Vlaamse grafici.
| |
Symposium over taal en kennis
Op zaterdag 28 maart jl. had een symposium omtrent boek en wetenschap plaats.
Het opzet was een confrontatie van gedachten rond taal en taalbarrières bij de communicatie van en over (wetenschappelijke) kennis. Verscheidene aspecten kwamen aan bod: in de voormiddag werden een drietal referaten gehouden over resp. ‘Taalcultuur, taaleconomie, taalbarrières en taaleenheid’ (A. Grypdonck), ‘Taal en denken en Taal’ (F.G. Droste), ‘Taal en interdisciplinariteit’ (D. Nauta jr.).
| |
| |
Na de middagpauze stonden twee parallelsessies op het programma, een over ‘Taalbarrières en (internationale) wetenschappelijke communicatie’ en een over ‘Taalbarrières in de wetenschapscommunicatie met het grote publiek’. De inleidingen werden gevolgd door een panel- en forumdiscussie. De heer J. Fleerackers hield een toespraak over ‘Van taalbarrières tot taalunie: een vèr-dragend verdrag’.
De teksten van de referaten worden uitgegeven door Heideland-Orbis N.V., Hasselt.
Het symposium was het vierde in een reeks: de vorige drie handelden resp. over ‘Het wetenschappelijke boek - de dualiteit van beschikbaarstelling en bereikbaarheid van de wetenschappelijke publicatie’ 25-2-1978, ‘Het educatieve boek-spanningsvelden rond het schoolboek’ (24-2-1979) en ‘De boekverkoper als informatiemiddelaar’ (1-3-1980).
| |
Contactdag over het boek in noord en zuid
Deze dag werd georganiseerd door het Limburgs Universitair Centrum, de Adviesraad Vorming en Ontwikkeling voor de Boekenbranche en de werkgroep Boek van het Algemeen-Nederlands Congres.
De bedoeling was een ‘poging tot inventarisatie van wat is, wat bindt, wat scheidt, wat hindert omtrent samenwerking en integratie binnen de Nederlandse cultuurgemeenschap, ter bevordering van realisatie en verspreiding van het Nederlandstalig boek’, het aanbrengen, via getuigenissen en vraagstellingen, van werkmateriaal voor verdere studie, in het perspectief van de oktoberzitting van het 38ste Algemeen-Nederlands Congres, dat in tegenstelling tot de zuiver probleemstellende contactdag, specifiek oplossingsgericht zal zijn.
Op het programma stonden:
In de voormiddag: na het verwelkomingswoord door de voorzitter, dr. Grypdonck, drie referaten over resp.
- | het boek in een relatief klein taalgebied. Mogelijkheden en begrenzingen van uitgeven voor Noord en Zuid (J.J. de Groot, G. Lannoo); |
- | De boekenstroom in Noord en Zuid. Een overzicht (C. van Baelen). |
Te 11 u. 45 volgden drie parallelsessies waarin verschillende panelleden de volgende onderwerpen inleidden:
- | professionalisering voor de boekenbranche; |
- | logistieke ondersteuning voor de realisatie en verspreiding van het boek; |
- | markt, prijs en promotie van het boek. |
In de namiddag werden de sessies voortgezet onder de vorm van panel- en forumdiscussies. Vervolgens bracht elke groep verslag uit. De heer W. Dehennin hield een toespraak over de probleemstellingen rond het boek tussen inventarisatie en beleid.
Tot besluit schetste de heer Grypdonck enkele perspectieven voor verdere oplossingsgerichte activiteiten.
Een gedetailleerder verslag van deze contactdag is opgenomen in deze Nieuwsbrief, p. 3.
De publikatie n.a.v. de contactdag zal verschijnen onder de titel ‘Studies en documenten van het Algemeen-Nederlands Congres’ en zowel werkdocumenten als referaten omvatten.
| |
Stand van zaken sector onderwijs
Strategie van de sector
Een eerste luik van deze strategie is de enquête, de resultaten van deze enquête moeten de specifieke werking van de diverse organisaties in beeld brengen.
Deze informatie wordt naar buiten gebracht en uit deze informatie zullen wij de knelpunten uitlichten en onderzoeken naar oorzaken en gevolgen.
In een volgend stadium moet het voorwaardenbeleid geschetst worden. Het uiteindelijk doel moet de aanzet zijn tot organisatie van Noord-Zuidprojecten, permanente samenwerking in het onderwijs in eerste instantie binnen Nederland en Vlaanderen, later binnen Europa.
Deze strategie werd voorgedragen op de openingszitting van het A.N.C. dd. 8-11-80 (cfr. programmaverklaring).
De beginschets waarrond de werkgroep wil werken is als volgt:
| |
1. Situatieschets
Structureel - Nederland en Vlaanderen: Basisonderwijs - voortgezet onderwijs. Deze schetsen vindt u in bijlagen, op vlg. blz.
| |
2. Informatieonderdelen
Inventaris
| |
3. Knelpunten
Aantonen welke knelpunten de noord-zuidsamenwerking belemmeren of afremmen.
| |
4. Voorwaardenbeleid
Het onderzoek naar de knelpunten brengt ons tot aanbevelingen aan de overheid en de particuliere organisaties om de samenwerking te bevorderen.
| |
5. Concretisering
Wanneer het voorwaardenbeleid bekrachtigd wordt, ligt de taak van de particuliere organisaties voor de hand; zij zullen concrete samenwerkingsverbanden moeten bepalen en er een concrete werking rond bouwen.
| |
6. Bredere verbanden
Wanneer de samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen voldoende op gang is en de continuïteit verzekerd is, ligt het voor de hand dat wij gezamenlijk een breder terrein gaan bestrijken, m.n. een Europese samenwerking op gang brengen.
Door de aanwezigen werden reeds enkele concrete problemen aangetoond zoals daar zijn:
- | Situeren van het onderwijs in de Permanente Vorming; |
- | Samenwerkingsverbanden Permanente Vorming en Vormings- en Ontwikkelingswerk; |
- | Herwaarderen van het ambt; |
- | Motivatie; |
- | Vergelijking leerplannen - handboeken; |
- | Kinder- en Jeugdliteratuur; |
- | Hospiteren in Nederland en Vlaanderen; |
- | Mentaliteit t.a.v. de noord-zuidsamenwerking; |
- | Structuren; |
| |
| |
- | Uitwisselingen: subsidie - juridische aspecten; |
- | Diplomawaardering; |
- | Ontbreken ‘expressie-opleiding’ in Vlaanderen; |
- | Nascholing - bijscholing; |
- | Rechten en kwaliteit van het onderwijs; |
- | Diplomagelijkschakeling; |
- | Gesprekspartners binnen Europa. |
De volgende vergadering van de werkgroep staat volledig in het teken van het basisdocument.
| |
Verslag studiedag 4 april 1981
De sector ‘Vormings- en ontwikkelingswerk’ achtte het noodzakelijk het ontwerpbasisdocument van deze sector bespreekbaar te stellen voor een brede groep geinteresseerden. Daarom werd besloten de studiedag van 4 april l.l. te organiseren.
| |
Verloop van de studiedag
De heer J. Das, voorzitter van de sector, opende deze studiedag.
In zijn inleiding stelde de voorzitter dat het zoeken naar samenwerkingsprojecten niet voldoende kan zijn, maar dat binnen het bredere kader van de huidige beschavingscrisis de twee cultuurgemeenschappen samen moeten nadenken om zo een reële bijdrage te kunnen leveren naar een betere samenleving.
Hij onderstreepte dat het ontwerp-basisdocument als werkdocument moet worden beschouwd en dat dit document een confrontatie met de documenten van de andere sectoren moet inhouden.
Ten slotte vestigde hij er de aandacht op dat het accent van deze studiedag moest liggen op de goedkeuring van dit ontwerp- basisdocument en de formulering van de resoluties.
Vervolgens gaven de heren J. Jacobs (voor Nederland) en H. Hinnekint (voor Vlaanderen) enige toelichting bij het ontwerp-basisdocument.
| |
Wat werd beoogd?
Als eerste opdracht dienden de deelnemers aan de studiedag het ontwerp-basisdocument vooraf te bestuderen. Zodoende kon tijdens de ochtenddiscussie grondig van gedachte gewisseld worden over dit document.
Het ontwerp-basisdocument is opgebouwd uit de volgende hoofdstukken:
1. | Bondig overzicht van de integratieprojecten tijdens de laatste decennia. |
2. | Schets van het algemeen cultuur-politieke kader. |
3. | Overzicht en knelpunten van het cultuurbeleid in Nederland en Vlaanderen. |
4. | Nieuwe ontwikkelingen en tendensen in het vormings- en ontwikkelingswerk in Nederland en Vlaanderen. |
5. | Voorwaardenbeleid wenselijk voor het vormings- en ontwikkelingswerk. |
6. | Aanbevelingen - 5-jarenplan. |
De hoofdstukken 1 en 3 vormden geen punt van discussie omdat de deelnemers van oordeel waren dat de gegevens van deze hoofdstukken een opsomming van feiten en gebeurtenissen inhouden die juist zijn.
Het accent van de discussie lag dus op de hoofdstukken 1, 2, 4 en 5.
Daar de inhoud van de documenten niet in deze nieuwsbrief wordt opgenomen, heeft het weinig zin een breed uitgesponnen verslag te geven over het verloop van deze discussie.
| |
Bijlage 1
Krachtlijnen in het concept-basisdocument vanuit Nederland
1. | Het vormings- en ontwikkelingswerk moet zich intensief bezighouden met de problematiek van vandaag. |
2. | Relatie vrijwilligers en beroepskrachten. Relatie vormings- en ontwikkelingswerk en alternatieve bewegingen. |
3. | Relatie overheid en particulier initiatief. |
4. | Educatief verlof. |
5. | Opbouw- en ontwikkelingsstructuren. |
6. | Plaats van het opbouwwerk en de samenlevingsopbouw in relatie tot de sector vormings- en ontwikkelingswerk. |
7. | Nieuwe ontwikkelingen leiden tot nieuwe projecten die nieuwe subsidiemogelijkheden vragen en een structurele aanpassing. |
| |
Bijlage 2
Krachtlijnen in het concept-basisdocument vanuit Vlaanderen.
Krachtlijnen in de voorbije periode:
1. | Er kwamen meer financiële middelen; |
2. | Meer betaalde beroepskrachten; |
3. | Meer wettelijke regelingen, decreten, besluiten; |
4. | Meer aandacht voor de educatieve component in het cultuurbeleid en voor het aantal mensen dat met het vormings- en ontwikkelingswerk wordt bereikt, democratisering; |
5. | Er zijn gemeentelijke culturele raden met een statuut; |
6. | Veel zaken ontwikkelen zich in de marge van het beleid; |
7. | Er is geen stimuleringsbeleid noch een beleid t.a.v. de uitbouw van de voortdurende vorming; |
Er gebeurt veel maar niet vanuit een globale beleidsvisie.
Krachtlijnen voor de toekomst:
1. | Er is behoefte aan een grondige heroriëntatie; |
2. | Andere accenten in het werk met het behoud van de eigen uitgangspunten; |
3. | Er moet doelgericht worden geïnvesteerd in functie van de maatschappelijke behoeften; |
4. | De nodige deskundigheid zal moeten worden aangetrokken en ontwikkeld; |
5. | De rol van de overheid zal nader bekeken worden; |
6. | Niet alleen voorzieningen subsidiëren maar ook de maatschappelijke baten van het werk door middel van doel-of projectsubsidie; |
7. | Decentralisatie, de plaatselijke besturen voor hun verantwoordelijkheid plaatsen; |
8. | Een educatief basisaanbod garanderen voor volwassenen; |
9. | Coördinatie en samenwerking stimuleren; |
10. | De mogelijkheden van het vormingsverlof nader bekijken. |
Er is de Vlaamse Raad en straks de Vlaamse Executieve.
| |
| |
Samenwerking over de grenzen heen:
1. | Studie- en werkbijeenkomsten rond de aanpak van de grote maatschappelijke vragen en ontwikkelingen in het werk; |
2. | Aandacht voor de equivalentie van diploma's en bevoegdheden voor het werk; |
3. | Een gemeenschappelijke opleiding en bijscholing in het kader van de ‘Open Universiteit’? |
4. | Verdiepen en verbreden van de contacten die er al bestaan. |
De deelnemers achtten het belangrijk dat er bijzondere aandacht zal besteed worden aan de dwarsverbinding van deze sector met de sector onderwijs.
De diverse auteurs kregen de opdracht het door hen geschreven document te vervolledigen en aan te passen aan de hand van de gegevens van de ochtenddiscussie.
Daarmee werd de ochtendbijeenkomst afgesloten en was het tijd voor de lunch.
Tijdens de namiddag diende een tweede opdracht vervuld te worden. De deelnemers werden verdeeld in twee groepen.
Groep 1 kreeg als opdracht resoluties te formuleren in functie van het overheidsbeleid.
Groep 2 diende resoluties te formuleren in functie van het basiswerk. De beide groepen namen als uitgangspunt de in de voormiddag aangegeven aandachtspunten.
Na een groepsdiscussie van anderhalf uur werd de namiddag afgesloten met een plenaire samenkomst waar de beide groepen verslag uitbrachten van hun groepsdiscussie.
De verdere strategie werd daarna overlopen.
De voorgestelde resoluties worden door de werkgroep verder uitgewerkt en definitief geformuleerd.
Het ontwerp-basisdocument wordt, na vervollediging door de diverse auteurs, als definitief beschouwd en bijgevolg vrijgegeven voor publicatie binnen het kader van het A.N.C.
Het werd voor de deelnemers een zinvolle dag en voor de werkgroep een bevestiging dat hij met het tot op heden geleverde werk op het goede spoor zit.
| |
Vrouwenbeweging: contactvergadering
Op dinsdag 17 februari 1981 ging een contactvergadering door op ambtelijk vlak. Het was meteen een eerste ontmoeting tussen Belgische en Nederlandse Vrouwen betrokken bij het beleid aangaande de Vrouwenproblematiek. De deelneemsters waren de gast van de Belgische regering. Volgende punten kwamen aan de orde:
1. | De samenwerking in internationale organisaties, waarbij aandacht werd besteed aan de vrouwencommissies binnen de Uno, de Raad van Europa en de E.E.G. |
2. | De culturele samenwerking: aandacht voor de contacten tussen CRM en de Vlaamse Raad; het onderzoeken van de mogelijkheden geboden door de bestaande verdragen en de actualiteit; het voorstellen van een programmatie voor de ‘Brakke Grond’;
universitaire of para-universitaire samenwerking;
feministisch wetenschappelijk onderzoek; rol van de archieven en documentatiecentra;
ondersteuning van de onderwijs-initiatieven. |
3. | Het uitwisselen van ervaringen en documentatie (o.a. met betrekking tot de werking van de nationale mechanismen). |
4. | Het formuleren van voorstellen voor gezamenlijke of parallelle actie. |
Deze eerste contactdag werd in alle opzichten een succes, en betekent een eerste stap in de richting van een gemeenschappelijke visie inzake de vrouwenproblematiek in Noord en Zuid.
Voortzetting dringt zich op.
Dit nummer werd samengesteld door I. De Smet, D. van Damme, J. de Graeve en M. Knaepkens.
|
|