Op het ogenblik van instelling was de paritaire werkgroep samengesteld uit: voor Vlaanderen: W. Carlier (waarnemend programmadirecteur radio), P. van den Bussche (directeur-generaal B.R.T,), A. Verhuist (voorzitter Raad van Beheer B.R.T.), W. Sanders (directeur Internationale Dienst B.R.T.);
voor Nederland: E.C.M. Jurgens (voorzitter N.O.S.), T. Nieuwenhuysen (programmacommissaris radio N.O.S.), J.W. Reinold (centrale directie P.T.T., hoofd afdeling Omroep en Televisie).
J. Fleerackers (voorzitter Vaste Commissie voor Taaltoezicht) en J. Verhoeve (directeur-generaal Natuurbehoud, Recreatie en Media van C.R.M.) waren de respectieve Vlaamse en Nederlandse delegatieleiders. Secretaris was Vic Lories, permanent B.R.T.-vertegenwoordiger in Hilversum. Als rapporteurs werden F.M. van Geest (adj.-algemeen secretaris N.O.S.), P.M. Hendriksen (chef afdeling Kijk- en Luisteronderzoek N.O.S.) en W.K. van Hessen (plaatsvervangend hoofd Directie Radio, Televisie en Pers van C.R.M) aangesteld, de laatste tijdelijk.
De werkgroep vergaderde, afgezien van verscheidene bijeenkomsten in subcommissies, tussen september 1977 en maart 1979 tien maal.
Het ‘Ontwerp voor een gemeenschappelijk Belgisch- Nederlands radioprogramma’ verscheen in juni 1979. Daarin werd inderdaad gepleit voor een taakverdeling tussen midden- en langegolfzender, respectievelijk voor dagcondities en avond- en nachturen. Het gebruik van een antenne met horizontale polarisatie (tropenantenne) voor de middengolfzender zou het gebied met een zgn. signaal- stoorverhouding groter dan 10 dB, zijnde de minimumwaarde voor de verstaanbaarheid van uitzendingen met gesproken woord, uitbreiden tot België, Nederland, Groot-Brittannië, geheel Frankrijk, Zwitserland en Denemarken, geheel West-Duitsland en Spanje, alsook Noord-Italië.
De Belgische middengolfzender was toen reeds in aanbouw te Wolvertem.
Aan Nederlandse kant moest evenwel nog begonnen worden met de werken voor de langegolfzender. De Nederlandse Omroepzender Maatschappij N.V. NOZEMA werd daarom verzocht met spoed werk te maken van een studie voor ontwerp en bouw. In het gunstigste geval zou de zender pas vier jaar na de gegeven opdrachten operationeel kunnen worden.
Andere concrete aanbevelingen golden het machtigen van B.R.T. en N.O.S. om d.m.v. een permanente coproduktie het radioprogramma uit te zenden, het tot stand komen van een N.O.S.-Wereldomroep samenwerkingsverband en het afsluiten van een overeenkomst tussen N.O.S./W.O. en B.R.T., waarbij dan een ‘geïntegreerde, gemeenschappelijke programmastaf’ zou worden opgericht, die zoveel mogelijk gebruik moest maken van de bij de Belgische en Nederlandse omroepen bestaande regelingen.
Hij zou bij voorkeur in het grensgebied worden gevestigd. De werkgroep adviseerde verder dat de bestaande omroepinstellingen, telkens dit kon, bij het programma zouden worden betrokken.
De algemene doelstelling van het programma werd geformuleerd als ‘het uitdrukking geven aan en mede daardoor bevorderen van de culturele verbondenheid van Nederland en Nederlandstalig België zowel ten behoeve van de inwoners van het eigen taalgebied als met het oog op de uitstraling in Europa van de cultuur van de Nederlandstalige regio’. Drie onderscheiden doelgroepen werden daarbij aangehouden: ‘inwoners van beide landen’ (20 miljoen), ‘landgenoten in den vreemde’ (minder dan een half miljoen), ‘anderstaligen’. In de laatste categorie vallen dan zowel personen binnen als buiten het Nederlandse taalgebied.
Opdat de doelstelling het best tot haar recht zou komen en ook ten behoeve van de herkenbaarheid achtte de werkgroep het wenselijk dat 24 uur per etmaal één identiek, geïntegreerd programma zou te beluisteren zijn.
Er werd geopteerd voor een verhouding ‘muziek-gesproken woord’ van 70:30, waarbij voor de sector ‘gesproken woord’ eenzelfde verhouding Nederlandstalig-niet-Nederlandstalig werd voorgesteld. Specifiek naar de drie doelgroepen toe werden enkele programmasuggesties gedaan en een globaal programmaschema opgesteld. De werkgroep pleitte daarbij voor een zgn. ‘horizontale programmering’ (dagelijks op dezelfde tijdstippen dezelfde programma's), alweer ten bate van de herkenbaarheid. Naast ‘eigen produkties’ zouden er evenveel kunnen worden overgenomen van de Belgische en Nederlandse omroepen (en vice versa).
Uitgaande van het programmaschema op bladzijde 46 van het rapport stelde een werkgroep bestaande uit Bert Steinkamp (Wereldomroep Radio Nederland), Fred van Leeuwen (N.O.S.) en de B.R.T.-mensen Jaklien Caenberghs, Lena Cocquyt, Vic Lories en Willy Sanders, in zijn vergadering van 7 juli 1980 een ‘Concept-schema voor een gemeenschappelijk Belgisch-Nederlands radioprogramma’ op.
Naast de beschrijving van de programma's komt daarin ook een schematisch overzicht van de programmering