miljoen Nederlandssprekende vormen in West-Europa, na de Duitsers, de grootste Germaanse taalgroep. Hij is groter dan de Scandinavische: Denemarken, IJsland, Noorwegen en Zweden tesamen halen amper 18 miljoen. In de Europese gemeenschappen is het Nederlands een officiële werktaal, maar af en toe wordt de vraag gesteld of dat wel zo kan blijven. Het hóórt zo te blijven, gezien het culturele en economische belang van onze taalgroep, maar ook omdat het Nederlands die status nu al bijna 30 jaar geniet.
In elk geval ligt de enige kans om de status van onze taal in de Europese gemeenschap te vrijwaren in het eensgezind optreden van Vlaanderen en Nederland en in het besef - bij ons en daarbuiten - dat wij een eenheid zijn en als zodanig in Europa optreden. Niet alleen de omvang van onze taalgroep àls taalgroep geeft hier de doorslag maar ook onze economische betekenis en onze verkeerstechnische ligging, die trouwens elkander versterken en uitleggen. Op de driesprong tussen Duitsland, Engeland en Frankrijk gelegen, in het hart van de grote Europese gemeenschap, is het Nederlandse taalgebied het toneel van het drukste handelsverkeer ter wereld met een hoge bevolkingsdichtheid en een intense economische bedrijvigheid. Komende uit Frankrijk en Duitsland, stromen Schelde, Maas en Rijn elkander tegemoet en monden samen uit in de zee waarvan Engeland de andere oever vormt.
Niet alleen in Europa, maar overal ter wereld waar Nederlanders en Vlamingen zich bevinden, moeten zij samen getuigenis leren afleggen van hun gemeenschappelijke oorsprong. Door het bewust beleven van ons samengaan met Nederland willen wij een hernieuwde kijk op ons verleden, ons heden en onze toekomst verscherpen. In het verleden hebben de twee delen van ons taalgebied niet tegelijk maar achtereenvolgens hun gouden tijdperk gekend. Vlaanderen kwam het eerst aan de beurt en putte uit zijn voorspoed de nodige krachten om bij Kortrijk en herhaalde malen nadien weerstand te bieden aan het toentertijd machtigste land van Europa. Later verkwijnde het Zuiden, terwijl het Noorden, na zijn overwinning in de vrijheidsstrijd tegen Spanje, naar een toppunt van aanzien in de wereld opklom. Tot tweemaal toe brachten welvaart en macht de luister en de roem van weelde en kunst met zich. Vlaanderen en Holland hebben toen elk voor zichzelf rijke bladzijden bijgedragen tot de wordingsgeschiedenis van de Europese cultuur. Laat het nu in Europa en in de hele wereld duidelijk worden dat wij gezamenlijk de erfgenamen zijn van deze twee loten van onze gemeenschappelijke Nederlandse stam. Welke taal en cultuurgroep kan bogen op kunstenaars als Van Eyck en Memling, Bruegel en Jeroen Bosch, Vermeer en Ten Borgh, Frans Hals en Van Dijck, Rubens en Rembrandt en op figuren als J. van Ruusbroec, Th. a Kempis, Vesalius en Mercator, Erasmus, Spinoza en Hugo de Groot? Het is de gewoonte nu te smalen op het geschiedenisonderricht. Ik hoop dat er genoeg zin overblijft voor de betekenis van het verleden, opdat de huidige en komende generaties, ten minste zouden vernemen wat hen met fierheid kan vervullen, tot daden kan aansporen en bezielen ten einde het heden schoner en gelukkiger te maken en aan een hoopvollere toekomst te bouwen. Deze taak van heel-Nederlandse bewustwording is van lange adem. Wij moeten in het Zuiden elk particularisme bestrijden en in het Noorden zelfvoldaanheid en
onverschilligheid overwinnen. Daarom wil het 38ste Algemeen Nederlands Congres niet alleen een traditie hervatten en het opzet uitbreiden tot het hele maatschappelijke leven, maar moet van nu af aan de wil gericht zijn op een voortdurende actie. Het 38ste Congres geeft daarvan reeds een voorsmaak door zijn diepgaande voorbereiding die op een slotvergadering in oktober van volgend jaar aanstuurt.
Maar van nu af aan denken wij ook reeds aan de voorbereidende vergadering van het 39ste Algemeen Nederlands Congres in 1984 - 410 jaar na het ontzet van Leiden, en aan de slotzitting in 1985 - 400 jaar na de val van Antwerpen. Vier eeuwen scheiding worden niet in een jaar ongedaan gemaakt. Maar sedert 1830 heeft de Vlaamse Beweging veel gered dat onherroepelijk verloren had kunnen gaan. Allerlei algemeen Nederlandse vergaderingen hebben al aanzienlijke bouwstenen voor onze herboren eenheid aangebracht.
Tachtig jaar geleden reeds schreef August Vermeylen, in zijn opstel ‘Vlaams en Europese Beweging’: ‘Vlaanderen - neen! Groot-Nederland; zien ze dan niet hoe schoon het daar ligt in Europa, tussen de grootste naties in, aan de samenloop der Duitse, Franse en Engelse geestesstromingen!’ De bekroning van de Vlaamse Beweging zal zijn dat zij de grootste stuwkracht wordt voor de heel-Nederlandse wedergeboorte.
PROF. DR. EM. HENDRIK FAYAT
n.a.v. het Congres van de Vlaamse
Volksbeweging.