De mythe van de Noormannen
Toen ik in februari 1978 het Bulletin van het Comité Flamand de France opendeed, las ik onderaan bladzijde 9 een kleine recensie over “De mythe van de Noormannen in Nederland’ door Albert Delaha e. De recensent liet zich ironisch uit over het boekje. Het deed mij een beetje vreemd, daar ik de man kende als iemand diegeen Nederlands kende.
lk schrijf naar de auteur en krijg de brochure in handen. Eerste verrassing: een sluitend betoog, steunend op een schat van oorkonden en teksten. Tweede verrassing: de auteur verwees naar een boek in twee delen, ‘Vraagstukken in de Historische Geographie van Nederland’ (nu uitverkocht maar de stof is bijgewerkt in het zopas verschenen ‘Holle boomstammen - De historische mythen van Nederland ontleend aan Frans-Vlaanderen’, te krijgen bij Albert Delahaye, Turnstraat 6, 4881 EM Zundert, Nederland - Tel.: (0 1696) 33 85 - 50 gulden of 400 BF - Postgiro: 1168964).
Ik schreef er een bijdrage over in het Jaarboek van de Franse Nederlanden 1979, op voorwaarde dat Gijsseling een antwoord zou schrijven. Delahaye vond het ook maar best zo. Een eerlijk man kan eerlijke kritiek best gebruiken. Over het antwoord van Gijsseling schreef Henk Egbers in De Stem van 24 mei 1980: ‘Hij probeert het “geval Delahaye” te declasseren tot een ordinaire rel. En dat is jammer’. Vooral jammer was dat Gijsseling Delahaye heel wat onzin in de mond legde die de man nooit geschreven had en dat hij weigerde in te gaan op de essentiële vragen: als de Noormannen op dezelfde dag, met dezelfde aanvoerders, volgens de Fransen Noyon, volgens de Nederlanders Nijmegen, aanvallen, moet men zich wel de vraag stellen naar de goede vertaling van Noviomagus. Willibrordus kan toch onmogelijk tevens abt in Echternach en bisschop in Utrecht zijn geweest?
De recensent van Neerlandia (nummer 5, 1980, blz. 156), volgt gedwee de ‘Vader der Dietse toponymisten altegader’. Maar heeft hij Delahaye of Gijsseling wel gelezen? Delahaye in de mond leggen ‘dat de “Romeinse” geschiedenis van de Noordelijke Nederlanden zich heeft afgespeeld in Noord-Frankrijk’ heeft zelfs Gijsseling niet gedaan. Vanwaar die hetze?
Zo kraakt men een interessant auteur, zonder hem gehoord of gelezen te hebben. En dat terwijl een der grootste Franse mediëvisten, Georges Duby, Professor aan het Collége de France te Parijs, nog onlangs schreef: ‘Je suis trés séduit par les travaux de Monsieur Albert Delahaye. Je serais heureux qu'il sache l'intérêt que je leur porte. Je suis persuadé en effet que, à la lumière de ces investigations récentes, il faudrait dans une prochaine édition rectifier un certain nombre des cartes histo- riques publiées dans l'Atlas historique de Larousse’,
JACQUES FREMAUT
St.-Winoksbergen (Frankrijk)