worden alle werkgroepen aangezet hun werkzaamheden te richten op het opstellen van een concreet en haalbaar vijfjarenplan en dit zowel voor het integratiewerk aan de basis als voor het overheidsbeleid, gesteund op een grondige studie van hun werkterrein.
Het vijfpuntenprogramma van elke werkgroep omvat:
1. | Overzicht van organisaties, initiatieven, structuren en beleid op hun werkterrein in de noordelijke, de zuidelijke en de Franse Nederlanden. Vergelijkende studie. |
2. | Inventaris en toetsing van de bestaande vormen van contact, samenwerking en integratie. |
3. | Opsporen van kansen en knelpunten voor een betere of versnelde integratie. |
4. | Concreet vijfjarenprogramma voor het integratiewerk aan de basis. |
5. | Aanbevelingen voor het beleid. |
Het resultaat wordt gepubliceerd in werkstukken die samen een Algemeen-Nederlands Archief vormen.
Zij vormen de grondslag van de congreswerkzaamheden.
Aan dit programma wordt na deze openingszitting verder gewerkt tot de slotzitting van het congres op 2, 3 en 4 oktober 1981.
Hierna worden de referaten en aanbevelingen van het congres gepubliceerd en verspreid.
De uitvoering van de vijfjarenplannen wordt ter hand genomen.
De belaidsaanbevelingen worden bij de overheid bepleit en in de publieke belangstelling gebracht.
Deelproblemen worden verder onderzocht. Sommige werkgroepen houden tussentijdse deelcongressen.
Het 39e congres 1985 wordt voorbereid.
7. Men heeft gezegd dat dit programma ambitieus is. Volkomen terecht. Het is onuitvoerbaar binnen het raam van één enkel congres, hoe grondig het ook moge voorbereid worden. Het is een taak voor jaren en vereist de eendrachtige en volgehouden medewerking van velen. Het is dan ook de belangrijkste wens van allen die aan deze opzet meewerken of hun medewerking hebben toegezegd, dat het congres een bestendig karakter zou krijgen.
Het congres mag geen ééndagsgebeuren zijn, geen verzameling van interessante referaten, maar het vijfjaarlijkse hoogtepunt van een grondig voorbereidingspraces en het uitgangspunt van een gecoördineerde werking tot bekendmaking en uitvoering van de congresbesluiten.
Wil men niet telkens voor elk congres van de grond af moeten herbeginnen, dan is hiertoe een bestendig secretariaat vereist.
Het zal dienst doen als contactcentrum voor de aangesloten verenigingen en voor de werkgroepen. Het moge uitgroeien tot een studie- en documentatiecentrum voor allen die meewerken aan de integratiebeweging.
Hierdoor zullen hun inspanningen blijvende en wederzijdse steun vinden en zal, naast de taalunie, ook het tweede onderdeel van de regeringsopdracht van 4 februari 1975 over het ruimere gebied van de culturele samenwerking, een aangepaste uitvoering krijgen.
Wij danken allen die het ons mogelijk maakten dit werk aan te vatten:
De voormalige en de huidige voorzitters van de Nederlandse cultuurraad, de heren Cappieters en Boel;
De minister van arbeid en tewerkstelling Dewulf;
De voormalige en de huidige staatssecretarissen van de Nederlandse cultuur Anciaux en Steyaert;
Het Visser-Neerlandiafonds, de Jules Dhondtstichting, het Jozef van Overstraetenfonds van de V.T.B.-V.A.B.;
Alle aangesloten verenigingen en alle medewerkers van de staf, het secretariaat en de werkgroepen;
De media die het initiatief bekend maakten.
Wij doen een krachtig beroep op allen die persoonlijk kunnen bijdragen tot de voltooiing ervan evenals op de overheid, het bedrijfsleven, de instellingen en organisaties, de particulieren die het financieel moeten mogelijk maken.
G.R. PIRYNS