De Taalunie: inhoud en beleid
Waarom een Taalunie en wat ermee bereiken?
De Nederlandse taal is inderdaad niet beter of belangrijker of efficiënter om gedachten uit te drukken dan andere talen. Zij is zelfs wat verspreiding en gebruik betreft, slechts een regionale taal. Maar dat geldt in feite, met uitzondering van het Engels en het Spaans, voor elke Westeuropese taal. Het enige wat de Nederlandse taal belangrijk maakt is dat zij uniek is en dus onvervangbaar. Voor bijna 20 miljoen inwoners van dit delta-gebied in Europa is zij ‘moedertaal’, d.w.z. het eerste en voor de meeste mensen enig communicatie-instrument.
Taal is dus zeer belangrijk. Taalzorg is daarom niet alleen een culturele maar in niet mindere mate ook een sociale opdracht van de welzijnsstaat. Taalzorg is dus een overheidszaak en waar een taal gemeenschappelijk is aan inwoners van twee of meerdere staten is het logisch, ja noodzakelijk dat die taalzorg ook gemeenschappelijk gebeurt.
Taal is ook een instrument dat ontwikkeling, samenwerking en integratie vergemakkelijkt, zelfs conditioneert.
De cultuurgeschiedenis toont aan dat taalonderdrukking steeds leidt tot sociale achterstelling, tot intellectuele stilstand, wetenschappelijke achterstand, economische achteruitgang en politieke overheersing. Taalvaardigheid daarentegen versoepelt het maatschappelijk verkeer, prikkelt de intellectuele creativiteit, versterkt het zelfbewustzijn en werkt de sociale integratie in de hand. Taal is dus een instrument van integratie; het gaat eigenlijk aan elke vorm van integratie vooraf. Het totstandbrengen van een Taalunie, waartoe de regeringen besloten vóór andere vormen van culturele integratie, was om die reden ook logisch en verantwoord. Taalintegratie is de beste weg naar een ruimere integratie. Dat deze nu in een verdrag geregeld kan worden, is het gevolg van een langdurig sociologisch proces.
De wijze waarop de regeringen de Taalunie ook in de alledaagse werkelijkheid gestalte zullen geven, zal bepalend zijn voor het succes niet alleen van de Unie zelf, maar ook voor de verdere ontwikkeling van de culturele verhoudingen tussen Nederland en Vlaanderen.
De verdragteksten hebben zich daarom niet beperkt tot enkele algemeenheden en vage intenties, zoals dat met het cultureel akkoord van 1946 het geval was. De doelstellingen van de Taalunie zijn neergelegd in de clausules 4 en 5 van het Verdrag en kunnen in een drietal groepen concrete activiteiten worden ingedeeld:
1. het bereiken en waarborgen van taaleenheid door de wetenschappelijke codificering of ijking van de Nederlandse taal in spelling, grammatica, terminologie en de hulpmiddelen daartoe als woordenboeken en woordenlijsten, lexicografie en ook databanken;
2. het bevorderen van de kennis van taal en letteren, van taalvaardigheid en verantwoord gebruik van de Nederlandse taal door het taalgebruik via het onderwijs, publikaties, didactische middelen en initiatieven, ook van particuliere zijde;
3. het verspreiden, bekendmaken, ‘uitstralen’ van de Nederlandse taal en letteren zowel in het eigen taalgebied als daarbuiten via leerstoelen Nederlands en Nederlandse cultuurgeschiedenis, het instellen van een getuigschrift Nederlands voor buitenlanders, de vertaling van de Nederlandse literatuur en een gemeenschappelijk beleid t.a.v. internationale instellingen.
Een aantal van deze activiteiten worden reeds door bestaande instituten en initiatieven ondernomen. De